Uitspraak
GERECHTSHOF DEN HAAG
Zaak-/rolnummer rechtbank : 3084002/14-15655
arrest van 19 april 2016 (bij vervroeging)
hierna te noemen [appellant 1], en
2. [appellant 2],wonende te [woonplaats 2],
hierna te noemen: [appellant 2],
[geïntimeerde],
appellant in het incidenteel appel,
Het geding
Beoordeling van het hoger beroep
(1.1) [appellanten] hebben met ingang van 1 augustus 2010 tot en met 28 februari 2014 van [geïntimeerde] gestoffeerde woonruimte (een bovenhuis) gehuurd aan de [adres 1] [woonplaats 2] (hierna: het gehuurde) voor een kale huurprijs van € 1.300,-- , vermeerderd met € 200,-- voor stoffering. Hiervan is een zogenaamd ‘expat-contract’ opgemaakt dat door partijen is getekend. Artikel 3.4 van het contract houdt in:
“Huurder kan, onverminderd het bepaalde in artikel 10 van de algemene voorwaarden, de huurovereenkomst tussentijds opzeggen met ingang vann.v.t.
met inachtneming van een opzegtermijn van tenminste 1 kalendermaand.”(1.2) Artikel 10 van de toepasselijke algemene voorwaarden luidt:
“Indien huurder c.q. feitelijke gebruiker door zijn huidige werkgever wordt overgeplaatst naar een plaats die 50 km of meer van het gehuurde verwijderd is, bij beëindiging dienstverband, of om redenen van force majeure, is huurder gerechtigd deze overeenkomst tussentijds op te zeggen, mits hij verhuurder hiervan bij aangetekend schrijven met inachtneming van een opzegtermijn van tenminste 1 volle kalendermaand in kennis stelt. (...)”
heeft de Inspectie van het bovenhuis op zo’n kort mogelijke termijn (12-11-’14)[ hof: bedoeld is 12-11-13]
plaats gevonden. Buiten een kastdeurtje aan de koelkast zag een en ander er naar behoren uit. ( ….).”
(i) koelkast € 316,--
(ii) uitbreken en monteren cilinder € 243,09
(iii) schuiframen hersteld parterre € 302,--
(iv) gederfde huur over juli 2010 € 1.500,--
(v) gederfde huur over november 2013 tot en met februari 2014 € 6.442,36
(vi) herstellen touwen en gewichten € 506,13
(vii) vervangen beschadigde glaslat € 281,43
(viii) incassokosten € 854,55
(ix) btw over incassokosten € 179,46
(x) rente € 73,37
Beoordeling van het principaal appelDe grieven van [appellanten] (de huur, post v)
€ 6.000,-- bedragend. [appellanten] stellen primair met een beroep op artikel 3.4 van de huurovereenkomst dat zij gerechtigd waren tot tussentijdse opzegging, met een opzeggingstermijn van 1 maand, zodat zij vanaf 1 november 2013 geen huur meer verschuldigd zijn. [geïntimeerde] heeft hiertegen ingebracht dat met artikel 3.4 geen tussentijdse opzegmogelijkheid is bedoeld, en dat uitsluitend tussentijds kon worden opgezegd met inachtneming van artikel 10 van de algemene voorwaarden.
onverminderd het bepaalde in artikel 10 van de algemene voorwaarden. Taalkundig laat deze cursieve passage zich niet anders lezen dan dat er twee tussentijdse opzegmogelijkheden zijn, zowel die krachtens het verhuisbeding, als ook de opzegging van artikel 3.4. Laatstgenoemd artikel bepaalt immers expliciet dat artikel 3.4 de mogelijkheid van opzegging krachtens het verhuisbeding niet vermindert. Het hof verwijst in dit verband zowel naar het normale spraakgebruik als naar ‘De Dikke van Dale’, waar het begrip ‘onverminderd’ synoniem is aan ‘niet verminderd’. Vaststaat voorts dat de makelaar van [geïntimeerde] degene is geweest die het huurcontract heeft opgesteld. Het huurcontract is door beide partijen ondertekend en op elke bladzijde – ook onder bepaling 3.4 – door beiden geparafeerd. Het is niet een complex contract waarin gemakkelijk dingen over het hoofd gezien kunnen worden. Gelet hierop en mede gelet op de navolgende omstandigheden, brengt een uitleg volgens de Haviltexmaatstaf met zich mee dat partijen redelijkerwijs moesten begrijpen dat zij expliciet (ook) een onvoorwaardelijke tussentijdse opzegmogelijkheid in artikel 3.4 van het huurcontract waren overeengekomen.
Voor de goede orde wijst het hof er nog op dat [geïntimeerde] in zijn memorie van antwoord en de daarbij behorende producties (kennelijk per abuis) verwijst naar ene [-] J.L.A. [naam], [adres 2] in [woonplaats 1] (productie 3), maar niet toelicht hoe deze ‘[appellant 2]’ met andere voorletters vereenzelvigd moet worden met de H.W. [appellant 2] in deze procedure. Eventuele kennis van [-]. J.L.A. [naam] kan dan ook niet worden toegerekend aan [appellant 2] in deze procedure.
‘n.v.t.’in artikel 3.4 gevolgd hadden moeten worden door een datum (bijvoorbeeld 1 januari 2014). Nu dit niet is gebeurd volgt hieruit, aldus nog steeds [geïntimeerde], dat partijen geen tussentijdse opzegmogelijkheid hebben opgenomen. Het hof overweegt dat het feit dat ter plekke in het huurcontract geen datum is genoemd er eerder op wijst dat de huurovereenkomst gedurende de gehele looptijd tussentijds opgezegd kon worden (mits met inachtneming van één maand) dan dat er helemaal niet tussentijds opgezegd kon worden. Bovendien ziet de stelling van [geïntimeerde] eraan voorbij dat wel is opgenomen
“met inachtneming van een opzegtermijn van tenminste 1 kalendermaand”.Voor deze passage heeft [geïntimeerde] geen redelijke verklaring gegeven.
Beoordeling van het incidenteel appelDe koelkast (post i ten bedrage van € 316,--)
hebben betwist dat er bij aanvang van de huurovereenkomst een koelkast aanwezig was. Zij hebben daarom naar hun zeggen een eigen losstaande tafelkoelkast geplaatst die zij na het einde van de huurovereenkomst weer hebben meegenomen.
benedenkantoorruimte (nr. 229) d.d. 27 februari 2009 vermeldt dat daar een nieuwe koelkast en vaatwasser aanwezig zijn, zodat naar het oordeel van het hof voldoende vaststaat dat de apparaten beide beneden zijn geplaatst. Nu [geïntimeerde] niet heeft aangevoerd dat hij in februari 2009 (of daarna) een tweede nieuwe koelkast heeft gekocht, is zijn stelling dat er bij de aanvang van de huur een nieuwe koelkast ter waarde van € 316,- in de bovenwoning stond, onvoldoende onderbouwd.
Uitbreken en monteren cilinder (post ii ten bedrage van € 243,09)
Herstel schuiframen parterre (post iii € 302,--.)
Gederfde huur juli 2010 (post iv € 1.500,--)
Slotsom principaal en incidenteel appel
Omwille van de duidelijkheid, zal het hof het bestreden vonnis vernietigen, voor zover aan het hoger beroep onderworpen (dus met uitzondering van de toegewezen post vii ten bedrage van € 281,43, waarover niet is geklaagd), en de vorderingen van [geïntimeerde] alsnog afwijzen. De ongedaanmakingsvordering van [appellanten], die overigens niet is weersproken, is voor toewijzing vatbaar.
Beslissing
- vernietigt het tussen partijen gewezen vonnis van de rechtbank Den Haag, Team kanton, locatie Den Haag, van 1 december 2014, voor zover aan het hoger beroep onderworpen, en
- wijst af de vorderingen van [geïntimeerde], voor zover aan het hoger beroep onderworpen;
- wijst af de in hoger beroep vermeerderde vordering van [geïntimeerde];
- veroordeelt [geïntimeerde] tot terugbetaling aan [appellanten] van hetgeen zij aan huur en proceskosten uit kracht van het thans vernietigde vonnis onverschuldigd aan [geïntimeerde] hebben betaald, vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW vanaf de dag van betaling tot de dag van terugbetaling;
- veroordeelt [geïntimeerde] in de kosten van het geding in eerste aanleg, aan de zijde van [appellanten] tot op 1 december 2014 begroot op € 500,-- aan salaris gemachtigde, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de vijftiende dag na betekening van dit arrest;
- veroordeelt [geïntimeerde] in de kosten van het geding in hoger beroep, aan de zijde van [appellanten] in het principaal appel tot op heden begroot op € 93,80 aan kosten uitbrengen appeldagvaarding, € 311,-- aan griffierecht en € 632,-- aan salaris advocaat, en
H.J.M. Burg en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 19 april 2016 in aanwezigheid van de griffier.