ECLI:NL:GHDHA:2016:925

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
11 februari 2016
Publicatiedatum
6 april 2016
Zaaknummer
22-002319-15
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vrijspraak van mensenhandel met betrekking tot aangeefster

In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 11 februari 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vrijspraak van de rechtbank Den Haag. De verdachte, geboren in 1983 in Bulgarije, werd beschuldigd van vier varianten van mensenhandel ten aanzien van de aangeefster. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte niet bewezen kan worden dat hij de ten laste gelegde feiten heeft gepleegd. De advocaat-generaal had gevorderd dat het vonnis van de rechtbank zou worden vernietigd en dat de verdachte zou worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 183 dagen. Echter, het hof oordeelde dat de verklaringen van de getuigen inconsistent en onduidelijk waren, en dat er onvoldoende bewijs was om de verdachte te veroordelen. De verdachte werd integraal vrijgesproken van de ten laste gelegde feiten. Daarnaast werd de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaard, omdat de verdachte vrijgesproken werd van de ten laste gelegde feiten. Het hof vernietigde het vonnis waarvan beroep en sprak de verdachte vrij van alle beschuldigingen.

Uitspraak

Rolnummer: 22-002319-15
Parketnummer: 09-767202-13
Datum uitspraak: 11 februari 2016
TEGENSPRAAK

Gerechtshof Den Haag

meervoudige kamer voor strafzaken

Arrest

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Den Haag van 20 mei 2015 in de strafzaak tegen de verdachte:

[verdachte],

geboren op [geboortejaar] 1983 te [geboorteplaats] (Bulgarije),
[adres].
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen in eerste aanleg en het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep van dit hof van 28 januari 2016.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd en dat de verdachte ter zake van het tweede cumulatief/alternatief ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 183 dagen, met aftrek van voorarrest.
Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte ter zake van de gehele tenlastelegging vrijgesproken. Voorts is de vordering van de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaard, als nader omschreven in het vonnis waarvan beroep.
De officier van justitie heeft tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 november 2011 tot en met 8 april 2013 te 's-Gravenhage en/of Utrecht en/of Amsterdam en/of elders in Nederland tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
A) een ander of anderen, te weten [benadeelde partij], (telkens) door dwang, geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) of door dreiging met geweld of (een) andere feitlijkhe(i)d(en), door afpersing, fraude, misleiding dan wel door misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht, door misbruik van een kwetsbare positie,
- heeft geworven, vervoerd, overgebracht, gehuisvest of opgenomen, met het oogmerk van seksuele uitbuiting van die [benadeelde partij] (sub 1°) en/of
- heeft gedwongen en/of bewogen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van arbeid of diensten van seksuele aard dan wel onder die omstandighe(i)d(en) enige handeling(en) heeft ondernomen waarvan verdachte en/of verdachtes mededader(s) wist(en) of redelijkerwijs moest(en) vermoeden dat die [benadeelde partij] zich daardoor beschikbaar zou(den) stellen tot het verrichten van arbeid of diensten van seksuele aard (sub 4°) en/of
- heeft gedwongen dan wel bewogen verdachte en/of verdachte(s) mededader(s) te bevoordelen uit de opbrengst van zijn/haar/hun, [benadeelde partij], seksuele handelingen met en/of voor een derde (sub 9°) en/of
B)(telkens) opzettelijk voordeel heeft getrokken uit de seksuele uitbuiting van die/een ander of anderen, te weten [benadeelde partij], (sub 6°),
immers heeft/hebben verdachte en/of zijn mededader(s)
- een liefdesrelatie met die [benadeelde partij] aangegaan en/of
- aan die [benadeelde partij] verteld dat hij goed/beter werk voor haar zou vinden en/of
- die [benadeelde partij] gehuisvest en/of
- aan die [benadeelde partij] gezegd dat zij in de prostitutie moest gaan werken en/of
- die [benadeelde partij] heeft gedreigd dat hij haar zou mishandelen als zij niet in de prostitutie wilde werken en/of
- gezegd dat het nog erger zou worden indien die [benadeelde partij] met de politie zou gaan praten en/of
- die [benadeelde partij] heeft bedreigd door te zeggen dat zij afgemaakt zou worden, of woorden van soortgelijke aard en/of strekking en/of
- die [benadeelde partij] op/tegen het lichaam heeft geslagen/gestompt en/of geschopt en/of op/tegen het hoofd heeft geslagen/gestompt en/of
- de werktijden van die [benadeelde partij] bepaald en/of
- die [benadeelde partij] veelvuldig heeft gecontroleerd en/of
- die [benadeelde partij] gedwongen althans bewogen om vele uren per dag en/of veel dagen achter elkaar te werken, ook als die [benadeelde partij] ongesteld was en/of
- de beschikking gehad over de bankpas en/of de pincode van die [benadeelde partij] en/of geldbedragen van de bankrekening van die [benadeelde partij] heeft afgehaald en/of
- die [benadeelde partij] gedwongen, althans bewogen, een groot deel van het door haar in de prostitutie verdiende geld aan hem, verdachte en/of zijn mededader(s) af te staan en/of af te dragen.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Vrijspraken
De verdachte wordt verweten dat hij zich ten aanzien van aangeefster [benadeelde partij] kort gezegd schuldig heeft gemaakt aan vier varianten van mensenhandel zoals in de tenlastelegging nader is omschreven.
Met betrekking tot het op het bepaalde in artikel 273f, eerste lid, sub 4, Sr toegespitste onderdeel van de tenlastelegging overweegt het hof als volgt.
De verdachte heeft zowel in eerste aanleg als in hoger beroep de aan hem ten laste gelegde feiten ontkent.
Naast de processen-verbaal van aangifte van [benadeelde partij] bevat het dossier onder meer de getuigenverklaringen van haar zoon, [getuige], als afgelegd bij de politie op 2 december 2014 [1] en ten overstaan van de rechter-commissaris op 27 februari 2015.
Anders dan de advocaat-generaal is het hof van oordeel dat deze verklaringen van getuige [getuige] op belangrijke punten inconsistent en/of onduidelijk zijn, dan wel vragen oproepen. Zoals ten aanzien van het al dan niet aanwezig zijn van aanwijzingen voor die [getuige] dat zijn moeder zou worden gedwongen door de verdachte tot het zich prostitueren, de reden(en) waarom hij de mishandeling van zijn moeder op een keer na niet zou hebben gezien en het al dan niet angst hebben van die [getuige] voor de verdachte. Voorts staan belangrijke onderdelen van zijn verklaring haaks op hetgeen zijn moeder, aangeefster [benadeelde partij], heeft verklaard, zoals over de aanwezigheid van haar zoon bij alle mishandelingen en over de bedreigingen van haar zoon door de verdachte. Het hof is gelet op het bovenstaande van oordeel dat de verklaringen van [getuige] niet bruikbaar zijn voor het bewijs.
De verklaringen van getuige [getuige 2], de verklaring van de getuige Jansen en een signaalrapportage houden in dat bij aangeefster op verschillende momenten in de ten laste gelegde periode letsel is waargenomen. [2] Echter, enige betrokkenheid van verdachte bij het veroorzaken van dat letsel - anders dan kan volgen uit de verklaringen van de aangeefster - ontbreekt. Getuige [getuige 2] heeft uitsluitend van aangeefster gehoord dat de verdachte degene zou zijn geweest die haar het letsel zou hebben toegebracht. Getuige [getuige 3] en de opstellers van de signaalrapportage hebben slechts geconstateerd dat aangeefster letsel had, zonder dat hen duidelijk is geworden of dat door iemand was toegebracht en zo ja, door wie.
Nu de verklaring van aangeefster, inhoudende dat de verdachte haar gedwongen dan wel bewogen heeft tot prostitutie in het bijzonder door het tenlastegelegde geweld zoals aan de verdachte is tenlastegelegd ter zake artikel 273f, eerste lid, sub 4, Sr, niet voldoende gesteund wordt door ander bewijs, dient de verdachte van dit onderdeel van de tenlastelegging te worden vrijgesproken.
Ten aanzien van de aan de verdachte tenlastegelegde vormen van mensenhandel zoals bepaald in artikel 273f, eerste lid, sub 1, 6 en 9, Sr is het hof met de verdediging van oordeel dat hetgeen aan de verdachte wordt verweten niet wettig en overtuigend kan worden bewezen.
Derhalve is het hof van oordeel dat de verdachte integraal dient te worden vrijgesproken.
Vordering tot schadevergoeding van [benadeelde partij]
In het onderhavige strafproces heeft [benadeelde partij] zich als benadeelde partij gevoegd en een vordering ingediend tot vergoeding van geleden materiële en immateriële schade als gevolg van het aan de verdachte ten laste gelegde, tot een bedrag van € 52.880,--, bestaande uit € 52.380,-- aan materiële schade en € 5000,-- aan immateriële schade waarbij reeds € 4500,-- is vergoed door het Schadefonds Geweldsmisdrijven.
In hoger beroep is deze vordering aan de orde tot dit in eerste aanleg gevorderde en in hoger beroep gehandhaafde bedrag van € 52.880,--.
De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot gedeeltelijke toewijzing van de vordering van de benadeelde partij tot een bedrag van € 2000,--, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De vordering van de benadeelde partij is door en namens de verdachte betwist.
Nu de verdachte ter zake van het ten laste gelegde integraal wordt vrijgesproken, dient de benadeelde partij niet-ontvankelijk te worden verklaard in de vordering.
Nu door of namens de verdachte niet is gesteld dat deze met het oog op de verdediging tegen de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij kosten heeft gemaakt, kan een kostenveroordeling achterwege blijven.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart
niet bewezendat de verdachte het eerste, tweede, derde en vierde cumulatief/alternatief onder A) en B) ten laste gelegde heeft begaan en
spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart de benadeelde partij [benadeelde partij] in de vordering tot schadevergoeding
niet-ontvankelijk.
Dit arrest is gewezen door mr. A.S.I. van Delden,
mr. G. Knobbout en mr. M.I. Veldt-Foglia,
in bijzijn van de griffier mr. S.S. Mangal.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 11 februari 2016.

Voetnoten

1.Proces-verbaal verhoor bij politie van de getuige [getuige] d.d. 2 december 2014, p. 287-292.
2.Proces-verbaal verhoor bij politie van de getuige [getuige 2] d.d. 26 juni 2013, p. 100-104, p. 101-102; Proces-verbaal verhoor bij de rechter-commissaris van de getuige [getuige 2] d.d. 11 februari 2015; Proces-verbaal verhoor bij politie van de getuige [getuige 3] d.d. 24 juni 2013, p. 94-99, p. 98; Politie Utrecht, Divisie informatie, Signaalrapportage d.d. 17 april 2012, p. 126-130.