ECLI:NL:GHDHA:2017:1420
Gerechtshof Den Haag
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie in strafvervolging wegens niet onherroepelijke asielaanvraag
In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 17 mei 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Rotterdam. De verdachte, geboren in Koeweit en zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland, was aangeklaagd voor het gebruik maken van een niet op haar naam gesteld paspoort. De advocaat-generaal had gevorderd dat het Openbaar Ministerie ontvankelijk zou zijn in de strafvervolging en dat de verdachte zou worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van twee maanden, waarvan één maand voorwaardelijk. Echter, het hof heeft geoordeeld dat het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in de vervolging van de verdachte. Dit oordeel is gebaseerd op de strekking van artikel 31 van het Verdrag betreffende de status van vluchtelingen, dat inhoudt dat het Openbaar Ministerie alleen ontvankelijk kan zijn als het zonder nader onderzoek kan vaststellen dat de stelling van de vreemdeling dat hij een vluchteling is ongegrond is. Aangezien er nog niet onherroepelijk op de asielaanvraag van de verdachte is beslist, heeft het hof de vervolging niet-ontvankelijk verklaard. Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd en opnieuw recht gedaan door het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk te verklaren in zijn strafvervolging.