ECLI:NL:GHDHA:2017:1492

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
30 mei 2017
Publicatiedatum
24 mei 2017
Zaaknummer
200.160.590/01
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevoegdheid Nederlandse rechter in internationale distributieovereenkomst en forumkeuze

In deze zaak, die werd behandeld door het Gerechtshof Den Haag, ging het om een hoger beroep van Nickelson Nederland B.V. tegen Clodenis BVBA. De zaak betreft de vraag of de Nederlandse rechter bevoegd is om kennis te nemen van de vorderingen van Nickelson, die voortvloeien uit een mondelinge distributieovereenkomst en de daaruit voortvloeiende koopovereenkomsten. Nickelson had in hoger beroep de rechtbank Rotterdam aangeklaagd, die zich onbevoegd had verklaard. De rechtbank oordeelde dat er geen wilsovereenstemming was over de forumkeuze in de algemene verkoopvoorwaarden van Nickelson, en dat de Brussel I-Verordening geen bevoegdheid verleent aan de Nederlandse rechter.

Het hof overwoog dat de forumkeuze in de algemene voorwaarden alleen betrekking had op de koopovereenkomsten en niet op de distributieovereenkomst. Nickelson stelde dat de forumkeuze ook van toepassing was op de distributieovereenkomst, maar het hof oordeelde dat er geen geldige forumkeuze was overeengekomen. Daarnaast werd ook de vraag behandeld of de Nederlandse rechter bevoegd was op grond van artikel 5 sub 3 van de Brussel I-Verordening, maar ook deze grond faalde. Het hof concludeerde dat de Nederlandse rechter niet bevoegd was om van de vorderingen van Nickelson kennis te nemen en bekrachtigde het vonnis van de rechtbank Rotterdam.

Uitspraak

GERECHTSHOF DEN HAAG

Afdeling Civiel recht
zaaknummer : 200.160.590/01
zaak-/rolnummer rechtbank : C/10/447121 / HA ZA 14-311

Arrest van 30 mei 2017

in de zaak van

Nickelson Nederland B.V.,

gevestigd te Breda,
appellante,
hierna te noemen: Nickelson,
advocaat: mr. W.J.G. Maas te Eindhoven,
tegen

Clodenis BVBA,

gevestigd te Strombeek-Bever, België,
geïntimeerde,
hierna te noemen: Clodenis,
advocaat: mr. M. van Hooijdonk te Amsterdam.

Het verloop van het geding

1. Bij exploot van 28 november 2014 is Nickelson in hoger beroep gekomen van het vonnis van de rechtbank Rotterdam, team haven en handel, van 3 september 2014, gewezen tussen Nickelson als eiseres en Clodenis als gedaagde. [1] Bij ‘memorie van grieven in incidenteel hoger beroep’ (met productie) heeft Nickelson twee grieven tegen genoemd vonnis aangevoerd. Clodenis heeft deze grieven bestreden bij ‘memorie van antwoord in incidenteel hoger beroep’ (met producties). Ten slotte hebben partijen de stukken overgelegd en is arrest gevraagd.

Beoordeling van het hoger beroep

2. Als enerzijds gesteld en anderzijds erkend dan wel niet of onvoldoende gemotiveerd weersproken staat, voor zover in hoger beroep van belang, het volgende vast.
2.1.
Partijen hebben in 2010 een mondelinge distributieovereenkomst gesloten, waarbij Clodenis distributeur van Nickelson werd in België voor de verkoop van kleding.
2.2.
In het kader van deze distributieovereenkomst zijn tussen partijen verschillende koopovereenkomsten gesloten. In de desbetreffende orderbevestigingen van Nickelson staat vermeld:
“General conditions
Member of Modint. The general conditions called “Modint voorwaarden” apply to all our sales and deliveries. These general conditions are deposited with the Chamber of Commerce of Utrecht under number 30093930, which will be sent to you on request
Voor Nederland
Lid Modint. Van toepassing zijn de Modint voorwaarden, gedeponeerd bij de kamer van koophandel Utrecht onder nummer 30093930, die U op aanvraag worden toegezonden.
Für andere Länder
Es gelten die umseitig genannte Algemeine Lieferungsbedingungen
Voor alle landen
Van toepassing op al onze koopovereenkomsten zijn de aan de ommezijde vermelde en door de koper aanvaarde algemene verkoopvoorwaarden. Voor België zijn ook bevoegd de rechtbanken te Gent
(…)”
2.3.
In de aan de ommezijde van deze orderbevestigingen afgedrukte
“Algemene Verkoopvoorwaarden van Nickelson Nederland B.V.”(hierna: de algemene verkoopvoorwaarden) wordt in artikel 1 bepaald:
“Op alle verkopen, orders en leveringen zijn onderstaande voorwaarden van toepassing. Deze zijn voor beide partijen bindend met uitsluiting van andersluidende condities van koper behoudens schriftelijk door de verkoper aanvaarde afwijkingen. Door bestelling verklaart de koper deze voorwaarden te kennen en zonder voorbehoud te aanvaarden.”
2.4.
In artikel 2 van deze algemene verkoopvoorwaarden wordt bepaald dat
“Alle geschillen m.b.t. deze overeenkomst zullen worden beslecht door de bevoegde rechter te Rotterdam.”(hierna: de forumkeuze). Artikel 2 luidt:
“Op alle overeenkomsten gesloten onder de werking van deze voorwaarden is Nederlands recht van toepassing. Alle geschillen m.b.t. deze overeenkomst zullen worden beslecht door de bevoegde rechter te Rotterdam. Verkoper kan koper echter naar keuze in rechte betrekken voor het gerecht van diens plaats van vestiging c.q. woonplaats al dan niet onder toepassing van het recht van het land waar koper gevestigd/woonachtig is.”
2.5.
Bij brief van 10 januari 2014 heeft Nickelson de (mondelinge) distributieovereenkomst opgezegd met ingang van Winter 2014/2015.
2.6.
Clodenis heeft in januari 2014 bezwaar gemaakt tegen die opzegging en aanspraak gemaakt op schadevergoeding wegens onrechtmatige opzegging.
3. In eerste aanleg heeft Nickelson bij inleidende dagvaarding van 13 februari 2014 gevorderd te verklaren voor recht, uitvoerbaar bij voorraad, dat op de distributieovereenkomst tussen partijen Nederlands recht van toepassing is, dat Nickelson deze overeenkomst tegen een redelijke opzegtermijn heeft opgezegd en dat zij noch (aanvullende) schadevergoeding noch een goodwill vergoeding aan Clodenis is verschuldigd, met veroordeling van Clodenis in de proceskosten. Clodenis heeft de bevoegdheid van de Nederlandse rechter betwist.
4. In het bestreden vonnis heeft de rechtbank zich onbevoegd verklaard van de vordering van Nickelson kennis te nemen. Kort gezegd oordeelde zij dat wat betreft de distributieovereenkomst geen sprake is van wilsovereenstemming over de forumkeuze in de algemene verkoopvoorwaarden van Nickelson, en dat artikel 5 sub 3 Brussel I-Verordening in dezen geen bevoegdheid verleent aan de Nederlandse rechter. [2]
5. In hoger beroep betoogt Nickelson dat de Nederlandse rechter wel bevoegd is van haar vorderingen kennis te nemen, zulks op grond van forumkeuze (grief 1), dan wel op grond van artikel 5 sub 3 (grief 2). Zij vordert in hoger beroep primair dat het hof het bestreden vonnis vernietigt en opnieuw rechtdoende, uitvoerbaar bij voorraad, de rechtbank bevoegd verklaart, met veroordeling van Clodenis in de kosten in beide instanties in het bevoegdheidsincident; subsidiair verzoekt Nickelson het hof om iedere beslissing aan te houden totdat de Hoge Raad eindarrest heeft gewezen in de zaak
Universal Music, zaaknummer 13/03881. [3]
6. Het hof merkt op dat Clodenis bij dagvaarding van 13 februari 2014 Nickelson heeft gedagvaard voor de rechtbank van koophandel te Brussel; zij vordert in die procedure schadevergoeding op grond van onrechtmatige opzegging van de distributieovereenkomst door Nickelson. Bij tussenvonnis van 2 februari 2015 heeft de rechtbank te Brussel, gelet op artikel 27 Brussel I-Verordening, de behandeling van de zaak geschorst tot dit hof uitspraak zal hebben gedaan.
Brussel I-Verordening
7. De internationale bevoegdheid moet worden vastgesteld aan de hand van de te dezen toepasselijke, eerdergenoemde Brussel I-Verordening.
Forumkeuze
8. In de eerste plaats rijst de vraag of de Nederlandse rechter bevoegd is op grond van de onder 2.4 genoemde forumkeuze. Die forumkeuze verwijst naar de bevoegde rechter te Rotterdam. Het hof merkt op dat in de orderbevestigingen wordt vermeld dat voor België ook rechtbanken te Gent bevoegd zijn. Partijen hebben geen aandacht aan dit aspect besteed. Het hof zal dit verder laten rusten. Mogelijk is sprake van een niet-exclusieve forumkeuze.
9. In dit verband is, gelet op de woonplaats van partijen en op het gekozen gerecht, de regeling van artikel 23 Brussel I-Verordening van toepassing.
10. Volgens Nickelson is er sprake van een geldige forumkeuze als bedoeld in artikel 23 lid 1 sub a, b, dan wel c. Zij betoogt daartoe in de kern genomen als volgt. De distributieovereenkomst betreft in feite niet meer dan de gerechtvaardigde verwachtingen van partijen over en weer ten aanzien van de regelmatige verkoop, orders en leveringen van Nickelson aan Clodenis; de kern van de distributieovereenkomst is dus koop en verkoop, zeker nu het gaat om een mondelinge distributieovereenkomst. Dat betekent dat de algemene verkoopvoorwaarden, die op de koopovereenkomsten tussen partijen van toepassing zijn, ook op de distributieovereenkomst van toepassing zijn. Dat geldt dus ook voor het in deze algemene verkoopvoorwaarden opgenomen forumkeuzebeding. De reikwijdte van de algemene verkoopvoorwaarden c.q. het forumkeuzebeding is ook zodanig dat de distributieovereenkomst daar ook onder valt. Een redelijke uitleg van de distributieovereenkomst, waarbij rekening wordt gehouden met hetgeen partijen over en weer bedoeld hebben en van elkaar mochten verwachten, brengt bovendien mee dat de algemene verkoopvoorwaarden en het forumkeuzebeding daarop van toepassing zijn, aldus Nickelson.
11. Het hof overweegt dat Nickelson met deze redenering in feite de distributieovereenkomst een zelfstandige betekenis ontzegt. Dat is echter niet terecht. In zijn algemeenheid geldt dat – ook in verband met de internationale bevoegdheid – een onderscheid moet worden gemaakt tussen de distributieovereenkomst en de onderliggende koopovereenkomsten. Het Hof van Justitie van de EU heeft dat onderscheid ook gemaakt in het arrest
Corman Collins, waarin het overwoog dat een distributieovereenkomst (‘concessieovereenkomst’) er toe strekt
“(…) de distributie te verzekeren van de producten van de concessiegever. Daartoe verbindt de concessiegever zich tot verkoop aan de concessiehouder – die hij met het oog daarop heeft uitgekozen – van de goederen die laatstbedoelde bestelt om te voldoen aan de vraag van zijn cliëntèle en verbindt de concessiehouder zich ertoe bij de concessiegever de goederen aan te kopen die hij nodig heeft. De distributieovereenkomst heeft de vorm van een kaderovereenkomst, waarin de algemene regels zijn vastgesteld die zullen gelden voor de betrekkingen tussen de concessiegever en de concessiehouder wat betreft hun leverings- en/of bevoorradingsverbintenis, en die de daaropvolgende koopovereenkomsten voorbereidt.” [4]
12. Ook in het onderhavige geval is sprake van een los van de koopovereenkomsten staande distributieovereenkomst. De distributierelatie hield, zoals de rechtbank ook overwoog, méér in dan alleen een serie op zichzelf staande koopovereenkomsten. Immers, ook al verschillen partijen van mening over de precieze inhoud van de distributieovereenkomst, vast staat dat zij tenminste een afnameverplichting voor Clodenis inhield. [5] Die verplichting is niet in de (algemene verkoopvoorwaarden bij de) koopovereenkomsten terug te vinden. Het is voorts ook – naar Nickelson zelf stelt – de distributieovereenkomst die zij heeft opgezegd bij brief van 10 januari 2014, wat niet nodig zou zijn geweest ingeval van een loutere (ver)kooprelatie waarbij sprake is van een serie op zichzelf staande koopovereenkomsten. Het is, ten slotte, ook de distributieovereenkomst waar de vorderingen van Nickelson betrekking op hebben.
13. De vraag is dus of partijen
ten aanzien van de distributieovereenkomstde forumkeuze zijn overeengekomen.
14. In dat verband is het arrest
Höszigvan belang, waarin het Hof van Justitie van de EU zijn vaste rechtspraak over artikel 23 heeft bevestigd en verduidelijkt. [6] Die komt er op neer dat artikel 23 lid 1 voornamelijk vormvereisten bevat (a, b en c) en één materiële voorwaarde (die verband houdt met het voorwerp van een forumkeuzebeding, dat betrekking moet hebben op ‘een bepaalde rechtsbetrekking’) en dat daarnaast de daadwerkelijke instemming van de betrokkenen is vereist: de aangezochte rechter moet nagaan of het forumkeuzebeding daadwerkelijk het voorwerp is geweest van wilsovereenstemming tussen partijen, die duidelijk en nauwkeurig tot uiting moet komen. Daarbij kan het bestaan van een ‘overeenkomst’ tussen partijen in de zin van artikel 23 lid 1 worden afgeleid uit de omstandigheid dat aan de vormvereisten van die bepaling is voldaan.
Voorts heeft het Hof van Justitie zich, onder verwijzing naar zijn vaste rechtspraak, uitgelaten over een forumkeuzebeding in algemene voorwaarden. Een dergelijk beding is geldig indien
  • i) in de tekst zelf van de door beide partijen ondertekende overeenkomst uitdrukkelijk wordt verwezen naar de algemene voorwaarden die dit beding bevatten,
  • ii) deze uitdrukkelijke verwijzing door een partij bij betrachting van een normale zorgvuldigheid kan worden nagegaan, en
  • iii) vaststaat dat de algemene voorwaarden, met daarin het forumkeuzebeding, daadwerkelijk aan de andere contractpartij zijn meegedeeld.
15. De vraag of partijen ten aanzien van de distributieovereenkomst de forumkeuze zijn overeengekomen, kan langs twee wegen worden benaderd:
(i)zijn partijen in (het kader van) de distributieovereenkomst overeengekomen dat de forumkeuze in de algemene verkoopvoorwaarden daar ook betrekking op heeft?
(ii)zijn partijen een forumkeuze overeengekomen die ook betrekking heeft op de distributieovereenkomst?
16. Wat betreft het eerste punt stelt het hof vast dat tussen partijen vast staat dat de distributieovereenkomst een mondelinge overeenkomst is. Er is dus geen sprake van een door beide partijen ondertekende distributieovereenkomst waarin uitdrukkelijk wordt verwezen naar de algemene verkoopvoorwaarden die het forumkeuzebeding bevatten. Langs die weg is er dus geen sprake van een geldig forumkeuzebeding. Ook overigens is niet gesteld of gebleken dat partijen in de distributieovereenkomst een (mondelinge) forumkeuze zijn overeengekomen die naderhand schriftelijk is bevestigd in de vorm van de forumkeuze in de algemene verkoopvoorwaarden (artikel 23 lid 1 sub a).
17. Wat betreft het tweede punt is – op het voetspoor van partijen er van uitgaande dat zij de forumkeuze zijn overeengekomen voor de koopovereenkomsten – de vraag of deze forumkeuze in de algemene verkoopvoorwaarden bij de koopovereenkomsten (ook) betrekking heeft op de distributieovereenkomst, zoals Nickelson stelt en Clodenis betwist. Dit ligt in zijn algemeenheid niet voor de hand [7] , maar onderzocht moet worden of hiervan in het onderhavige geval sprake is.
18. In dit kader rijst de vraag welke maatstaf moet worden gehanteerd bij de uitleg van (de reikwijdte van) het forumkeuzebeding. Hier laten zich twee benaderingen denken.
Volgens de eerste benadering, die partijen hebben gevolgd, moet deze maatstaf worden gevonden in het op het beding toepasselijke nationale recht. Dat is in het onderhavige geval Nederlands recht, hetzij op grond van de rechtskeuze in artikel 2 van de algemene verkoopvoorwaarden (zie onder 2.4; artikel 10:154 BW in verbinding met artikel 3 Rome I-Verordening [8] ), hetzij omdat partijen het daar ten processe over eens zijn (artikel 3 Rome I-Verordening).
Volgens de andere benadering moet, onder de vigeur van artikel 23 Brussel I-Verordening, in de eerste plaats worden getracht zoveel mogelijk een verordeningsautonome interpretatiemethode toe te passen, waarbij de tekst van het forumkeuzebeding, de bedoeling van partijen en het uitgangspunt van exclusiviteit van het gekozen gerecht voorop staan; voor zover het forumkeuzebeding daarmee niet kan worden uitgelegd, zal in geval van twijfel de uitleg moeten plaatsvinden aan de hand van het op het beding toepasselijke nationale recht (in het onderhavige geval het Nederlandse recht, zoals hiervoor overwogen). [9]
19. In deze zaak kan in het midden blijven welke benadering moet worden gevolgd. Naar het oordeel van het hof geldt immers zowel bij een verordeningsautonome uitleg als onder Nederlands recht, dat het forumkeuzebeding betrekking heeft op de koopovereenkomsten (en daarmee voldoet aan de materiële voorwaarde dat het betrekking moet hebben op ‘een bepaalde rechtsbetrekking’), maar dat het geen betrekking heeft op de distributieovereenkomst. Zoals Clodenis terecht heeft aangevoerd, is de tekst van het forumkeuzebeding en van de algemene verkoopvoorwaarden duidelijk alleen toegesneden op koopovereenkomsten. Het forumkeuzebeding ziet op
“Alle geschillen m.b.t.deze overeenkomst, en daarmee wordt gedoeld op de desbetreffende koopovereenkomst. De algemene voorwaarden zijn immers de
“AlgemeneVerkoopvoorwaarden van Nickelson Nederland B.V.”, in artikel 1 wordt bepaald dat deze voorwaarden van toepassing zijn op
“alle verkopen, orders en leveringen”, terwijl steeds wordt gesproken over ‘koper’ en ‘verkoper’, en de bepalingen regelingen behelzen voor koopovereenkomsten. Dit wordt niet anders doordat in de rechtskeuze in artikel 2 wordt verwezen naar “
alle overeenkomsten gesloten onder de werking van deze voorwaarden”. Daar komt bij dat ook de omstandigheden waaronder de toepassing van de algemene voorwaarden is overeengekomen erop duiden dat partijen hebben bedoeld het forumkeuzebeding alleen betrekking te laten hebben op de koopovereenkomsten. Tussen partijen staat immers vast dat de toepassing niet is overeengekomen bij het aangaan van de distributieovereenkomst in 2010, maar in het kader van de totstandkoming van de koopovereenkomsten door een verwijzing naar de voorwaarden in de orderbevestigingen en de weergave van die voorwaarden op de achterkant van die orderbevestigingen. Voor zover Nickelson stelt dat het desalniettemin de bedoeling van partijen was dat de forumkeuze in de algemene verkoopvoorwaarden ook op de distributieovereenkomst betrekking had, althans dat Clodenis dat redelijkerwijs had moeten begrijpen, heeft zij die stelling, gelet op de gemotiveerde betwisting door Clodenis, onvoldoende onderbouwd. Dat zij – zoals zij stelt – gewoon was haar algemene verkoopvoorwaarden met alle orderbevestigingen aan Clodenis mee te sturen, is daartoe ontoereikend, reeds omdat (vast staat dat) dat plaatsvond na de totstandkoming van de distributieovereenkomst in 2010, terwijl niet is gesteld of gebleken dat Clodenis er achteraf mee heeft ingestemd dat de forumkeuze in de algemene verkoopvoorwaarden ook betrekking heeft op de distributieovereenkomst.
20. Het forumkeuzebeding in Nickelson’s algemene verkoopvoorwaarden heeft dus geen betrekking op de distributieovereenkomst.
21. Uit het voorgaande volgt dat er wat betreft de distributieovereenkomst geen sprake is van een geldige forumkeuze als bedoeld in artikel 23 lid 1 (sub a, b of c) van de Brussel I-Verordening. Het bewijsaanbod van Nickelson wordt door het hof gepasseerd reeds omdat het niet relevant is. [10] Voor de volledigheid merkt het hof op dat Nickelson niet heeft gesteld dat het – in het kader van sub c – in de internationale handel in de betrokken handelsbranche een gewoonte als bedoeld in die bepaling is dat een forumkeuzebeding in algemene verkoopvoorwaarden ook van toepassing is op de overkoepelende distributieovereenkomst.
22. De Nederlandse rechter kan dus geen bevoegdheid ontlenen aan de forumkeuze. Grief 1 faalt dus.
Forum delicti
23. Volgens Nickelson is de Nederlandse rechter subsidiair bevoegd op grond van artikel 5 sub 3 Brussel I-Verordening, onder welke bepaling ook vorderingen vallen tot verkrijging van een negatieve verklaring voor recht die ertoe strekt het bestaan van aansprakelijkheid uit onrechtmatige daad te ontkennen. [11] Nickelson stelt dat dat in ieder geval geldt voor zover het haar vorderingen betreft die betrekking hebben op andere schade dan schade die verband houdt met de (niet-)uitvoering van de distributieovereenkomst; in dat verband wijst zij er op dat Clodenis, naast schadevergoeding uit hoofde van de beëindiging van de verkoopconcessie, ook aanspraak maakt op bijzondere schadevergoeding wegens foutief gedrag van Nickelson. Volgens Nickelson is in dit verband sprake van een grensoverschrijdende onrechtmatige daad waarbij als schadeveroorzakende gebeurtenis moet worden aangemerkt de beslissing om de distributieovereenkomst te beëindigen en het opstellen en versturen van de opzeggingsbrief. Dat alles vond plaats in Nederland, zodat de Nederlandse rechter bevoegd is als rechter van de plaats van de schadeveroorzakende gebeurtenis (het
Handlungort), aldus Nickelson.
24. Het hof overweegt als volgt.
25. De vorderingen van Nickelson zijn gericht op verkrijging van een verklaring voor recht dat Nederlands recht op de distributieovereenkomst van toepassing is en van een negatieve verklaring voor recht die ertoe strekt het bestaan van aansprakelijkheid wegens beëindiging van de distributieovereenkomst te ontkennen. Voor zover haar vorderingen daarbij betrekking hebben op ‘verbintenissen uit overeenkomst’ vallen zij niet onder artikel 5 sub 3. [12] De vraag is of de vorderingen daarnaast ook (deels) betrekking hebben op ‘verbintenissen uit onrechtmatige daad’ als bedoeld in artikel 5 sub 3. Volgens Clodenis is dat niet het geval en daarin lijkt zij gelijk te hebben, gelet op het recente
Granarolo-arrest. [13] Deze vraag kan evenwel in het midden blijven omdat ook indien dit wel het geval zou zijn, de Nederlandse rechter geen bevoegdheid kan ontlenen aan artikel 5 sub 3. Daartoe overweegt het hof als volgt.
26. Naar analogie van ’s Hogen Raads arrest
Chemconservekan de louter interne beslissing van Nickelson tot het beëindigen van distributieovereenkomst, ook al is deze neergelegd in een aan Clodenis te zenden brief, immers nog niet worden aangemerkt als het beëindigen van de distributieovereenkomst waardoor schade wordt veroorzaakt. [14] Daarvan kan eerst sprake zijn als de beslissing effect sorteert doordat zij ten uitvoer wordt gelegd en Clodenis daarvan op de hoogte raakt. Dit betekent dat in dit geval het gewraakte beëindigen van de distributieovereenkomst pas effect heeft door de ontvangst van de brief waarin dit wordt medegedeeld. De plaats waar die brief is ontvangen, moet dus worden aangemerkt als de plaats waar dit beëindigen heeft plaats gevonden (
Handlungsort). In deze zaak is niet in geschil dat Clodenis de opzeggingsbrief heeft ontvangen te haren kantore te Strombeek-Bever in België. Deze plaats is niet een willekeurige, nu het gaat om de plaats van vestiging van Clodenis, en Nickelson heeft bewerkstelligd dat haar mededeling omtrent het beëindigen op die plaats is ontvangen doordat zij die mededeling naar het desbetreffende adres heeft gezonden. Het
Handlungsortis dus in België gelegen (alsook – zo is niet in geschil – het
Erfolgsort). Bijgevolg kan de Nederlandse rechter, voor zover de vorderingen van Nickelson onder artikel 5 sub 3 zouden vallen, aan deze bepaling geen bevoegdheid ontlenen.
27. Grief 2 faalt.
Slotsom
28. De Nederlandse rechter is niet op grond van artikel 23 of artikel 5 sub 3 Brussel I-Verordening bevoegd om van de vorderingen van Nickelson kennis te nemen. Evenmin kan hij aan een andere bevoegdheidsgrond in die verordening bevoegdheid ontlenen.
29. Nickelson heeft ten slotte verzocht om iedere beslissing aan te houden totdat de Hoge Raad eindarrest heeft gewezen in de eerdergenoemde zaak
Universal Music, zaaknummer 13/03881. In die zaak is de vraag aan de orde naar de lokalisatie van het
Erfolgsortingeval van zuivere vermogensschade. Die problematiek is in de onderhavige zaak niet aan de orde. Het hof ziet daarom geen reden voor aanhouding.
30. De Nederlandse rechter is dus niet bevoegd om van de vorderingen van Nickelson kennis te nemen. Het hof zal het bestreden vonnis bekrachtigen.
31. Nickelson zal als de in het ongelijk te stellen partij worden veroordeeld in de kosten van het hoger beroep. De proceskostenveroordeling zal uitvoerbaar bij voorraad worden verklaard, zoals door Clodenis gevorderd.

Beslissing

Het hof:
- bekrachtigt het tussen partijen gewezen vonnis van de rechtbank Rotterdam van 3 september 2014;
- veroordeelt Nickelson in de kosten van het geding in hoger beroep, aan de zijde van Clodenis tot op heden begroot op € 704,- aan griffierechten en € 894,- aan salaris advocaat, te vermeerderen met de nakosten van € 131,-, vermeerderd met € 68,- indien betekening noodzakelijk blijkt te zijn, onder bepaling dat indien deze kosten niet binnen zeven dagen na heden zijn voldaan, hierover wettelijke rente is verschuldigd vanaf de achtste dag na heden;
- verklaart dit arrest ten aanzien van de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit arrest is gewezen door mrs. S.J. Schaafsma, M.Y. Bonneur en P.H. Blok en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 30 mei 2017 in aanwezigheid van de griffier.

Voetnoten

2.Verordening (EG) nr. 44/2001 betreffende de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken,
3.HR 9 januari 2015, ECLI:NL:HR:2015:35; HvJ EU 16 juni 2016, C-12/15, ECLI:EU:C:2016:449.
4.HvJ EU 19 december 2013, C-9/12, ECLI:EU:C:2013:860 (Corman-Collins/La Maison du Whisky). Vgl. ook HR 24 mei 1991, ECLI:NL:HR:1991:ZC0246 (Häcker).
5.Vgl. conclusie van antwoord in het incident onder 16.
6.HvJ EU 7 juli 2016, C-222/15, ECLI:EU:C:2016:525 (Höszig). Vgl. ook Gerechtshof Den Haag 25 april 2017, ECLI:NL:GHDHA:2017:1120 (Silicon/Marvo).
7.P.H.L.M. Kuypers,
8.Verordening (EG) nr. 593/2008 inzake het recht dat van toepassing is op verbintenissen uit overeenkomst,
9.Zie U. Magnus in: U. Magnus & P. Mankowski (red.),
10.Memorie van grieven in incidenteel hoger beroep onder 40; conclusie van antwoord in incident onder 25.
11.HvJ EU 25 oktober 2012, C-133/11, ECLI:EU:C:2012:664 (Folien Fischer).
12.HvJ EG 27 september 1988, 189/87, ECLI:EU:C:1988:459 (Kalfelis/Schröder); HvJ EU 13 maart 2014, C‑548/12, ECLI:EU:C:2014:148 (Brogsitter/FMN).
13.HvJ EU 14 juli 2016, C-196/15, ECLI:EU:C:2016:559 (Granarolo).
14.HR 21 september 2001, ECLI:NL:HR:2001:ZC3483 (BUS/Chemconserve).