In deze zaak gaat het om de vraag of belanghebbende recht heeft op de zelfstandigenaftrek voor het jaar 2012. Het geschil spitst zich toe op de vraag of belanghebbende voldoet aan het urencriterium, dat vereist dat een ondernemer ten minste 1.225 uren aan werkzaamheden voor zijn onderneming besteedt. Belanghebbende heeft in 2012 1.419 uren in loondienst gewerkt en daarnaast 1.387 uren aan dj-activiteiten en 65 uren aan automatiseringsactiviteiten besteed. De inspecteur van de Belastingdienst heeft de zelfstandigenaftrek niet geaccepteerd, omdat hij van mening is dat de automatiseringsactiviteiten niet kwalificeren als winst uit onderneming.
De rechtbank heeft het beroep van belanghebbende gegrond verklaard voor wat betreft de MKB-vrijstelling, maar ongegrond voor de zelfstandigenaftrek. Het Hof heeft de zaak in hoger beroep behandeld en geconcludeerd dat de automatiseringsactiviteiten als resultaat uit overige werkzaamheden moeten worden aangemerkt, waardoor deze niet meetellen voor het grotendeelscriterium. Het Hof oordeelt dat belanghebbende niet voldoet aan het grotendeelscriterium, omdat hij meer uren in loondienst heeft gewerkt dan aan zijn onderneming. Het hoger beroep van belanghebbende wordt ongegrond verklaard en de uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd.
De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer van het Gerechtshof Den Haag op 31 mei 2017. De belanghebbende kan binnen zes weken na de verzenddatum van deze uitspraak beroep in cassatie instellen bij de Hoge Raad der Nederlanden.