ECLI:NL:GHDHA:2017:1665

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
7 juni 2017
Publicatiedatum
13 juni 2017
Zaaknummer
200.198.803/01
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Omzetting van curatele in bewindvoering en mentorschap

In deze zaak gaat het om de omzetting van een curatele in bewindvoering en mentorschap. De betrokkene, die sinds 29 april 2009 onder curatele is gesteld wegens een geestelijke stoornis, wordt vertegenwoordigd door zijn vader, die in hoger beroep verzoekt om de opheffing van de curatele. De vader stelt dat de betrokkene nu in een veilige en stabiele omgeving woont en dat de curatele niet langer noodzakelijk is. De curator steunt het verzoek van de vader tot omzetting van de curatele in bewindvoering en mentorschap. Het hof overweegt dat de betrokkene sinds 2008 in een GGZ-instelling verblijft en dat zijn geestelijke toestand, zoals vastgesteld door een psychiater, hem belemmert in het behartigen van zijn belangen. Het hof concludeert dat een beschermingsmaatregel noodzakelijk is, maar dat de ondercuratelestelling niet langer passend is. In plaats daarvan wordt een bewind en mentorschap ingesteld, waarbij de zus van de betrokkene als bewindvoerder en mentor wordt benoemd. De beslissing van het hof houdt in dat de curatele wordt opgeheven en dat de nieuwe beschermingsmaatregelen in werking treden zodra de beschikking in kracht van gewijsde gaat.

Uitspraak

GERECHTSHOF DEN HAAG

Afdeling Civiel recht
Uitspraak : 7 juni 2017
Zaaknummer : 200.198.803/01
Rekestnummer rechtbank : EJ VERZ 16-85361 CB 8921
Zaaknummer rechtbank : 4975356
[appellant] ,
wonende te [woonplaats] ,
verzoeker in hoger beroep,
hierna te noemen: de vader van de betrokkene,
advocaat mr. J.C. Herweijer te Rijswijk,
Als belanghebbende zijn aangemerkt:
1) [belanghebbende 1]
wonende te [woonplaats] ,
hierna te noemen: de betrokkene,
2) [belanghebbende 2] ,
wonende te [woonplaats] ,
hierna te noemen: de moeder van de betrokkene,
3) [belanghebbende 3] ,
wonende te [woonplaats] ,
hierna te noemen: de beoogd bewindvoerder en mentor,
4) [belanghebbende 4] ,
wonende te [woonplaats] ,
hierna te noemen: de zus van de betrokkene,
5) [belanghebbende 5] ,
wonende te [woonplaats] ,
hierna te noemen: de zus van de betrokkene,
6) voorheen [belanghebbende 6] , thans (bij beschikking van 21 september 2016)
[belanghebbende 7] ,
handelend onder de naam [bedrijf] ,
gevestigd te [woonplaats] ,
hierna te noemen: de curator.
PROCESVERLOOP IN HOGER BEROEP
De vader is op 9 september 2016 in hoger beroep gekomen van een beschikking van 15 juni 2016 van de kantonrechter in de rechtbank Den Haag, uitgesproken onder voormeld zaaknummer (hierna: bestreden beschikking).
Bij het hof zijn voorts de volgende stukken ingekomen:
van de zijde van de vader:
- op 16 september 2016 een V-formulier van diezelfde datum, met bijlagen;
- op 23 september 2016 een V-formulier van 22 september 2016, met bijlagen;
- op 16 november 2016 een faxbericht met bijlagen van diezelfde datum, tevens per post ingekomen op 17 november 2016;
- op 8 mei 2017 een V-formulier van diezelfde datum, met bijlage;
van de zijde van de curator:
- op 27 oktober 2016 een brief van 21 oktober 2016 met bijlage;
- op 1 november 2016 een brief van diezelfde datum.
De zaak is op 10 mei 2017 mondeling behandeld.
Ter zitting waren aanwezig:
  • de vader van de betrokkene, bijgestaan door zijn advocaat;
  • de moeder van de betrokkene;
  • de huidige curator, [belanghebbende 7] , tezamen met de voorgaande curator, [belanghebbende 6] ;
  • de beoogd bewindvoerder en mentor;
  • [naam 1] , de partner van de beoogd bewindvoerder de mentor;
  • [naam 2] , de dochter van de beoogd bewindvoerder en mentor.
De betrokkene is, hoewel daartoe behoorlijk opgeroepen, niet verschenen.
PROCESVERLOOP IN EERSTE AANLEG EN VASTSTAANDE FEITEN
Voor het procesverloop en de beslissing in eerste aanleg verwijst het hof naar de bestreden beschikking. Bij die beschikking is het verzoek van de vader van de betrokkene om opheffing van de ondercuratelestelling van de betrokkene afgewezen.
In hoger beroep staat vast:
- bij beschikking van 29 april 2009 van de kantonrechter in de rechtbank Den Haag is betrokkene op verzoek van de officier van justitie te Den Haag onder curatele gesteld wegens een geestelijke stoornis;
- bij dezelfde beschikking is [belanghebbende 6] benoemd als curator;
- bij beschikking van 17 november 2015 van de rechtbank Den Haag is een machtiging verleend tot voortgezet verblijf van de betrokkene in een psychiatrisch ziekenhuis tot en met 17 november 2016. De machtiging voortgezet verblijf is op 8 november 2016 door de rechtbank voor een jaar verlengd.
- bij beschikking van 21 september 2016 van de kantonrechter in de rechtbank Den Haag is [belanghebbende 6] ontslagen als curator van de betrokkene en is met ingang van 21 september 2016 in zijn plaats [belanghebbende 7] tot curator benoemd.
BEOORDELING VAN HET HOGER BEROEP
1. In geschil is de ondercuratelestelling van de betrokkene.
2. De vader verzoekt het hof in zijn beroepschrift om de bestreden beschikking te vernietigen en, opnieuw rechtdoende, alsnog de ondercuratelestelling op te heffen, althans om te zetten in bewindvoering en mentorschap onder gelijktijdig ontslag van de heer (naar het hof begrijpt) [belanghebbende 7] als curator en de benoeming van mevrouw [belanghebbende 3] tot bewindvoerder en mentor. Bij voornoemd faxbericht van 16 november 2016 bevinden zich de bereidverklaring van de beoogd bewindvoerder en mentor en de akkoordverklaringen van de betrokkene, zijn vader, moeder en andere twee zussen. Het hof begrijpt het verzoek van de vader aldus dat hij primair verzoekt om opheffing van de ondercuratelestelling en subsidiair om omzetting van de ondercuratelestelling in bewindvoering en mentorschap met benoeming van mevrouw [belanghebbende 3] tot bewindvoerder en mentor.
3. De curator heeft bij voornoemde brief van 1 november 2016 aan het hof te kennen gegeven dat hij geen bezwaar ziet in een omzetting van de curatele naar bewindvoering en mentorschap voor de betrokkene, door mevrouw [belanghebbende 3] uit te voeren.
4. De vader heeft aangevoerd dat het nooit zijn bedoeling is geweest dat de betrokkene onder curatele werd gesteld. Hij was destijds, in verband met zijn leeftijd, van mening dat de begeleiding rondom de betrokkene goed geregeld moest worden voor het moment dat de vader hiertoe niet langer zelf in staat zou zijn. Hij heeft hiervoor aan Parnassia hulp gevraagd. De betrokkene woonde toen nog zelfstandig, maar raakte volgens de vader in de problemen omdat mensen (financieel) misbruik maakten van zijn goedgelovigheid. In overleg met Parnassia is vervolgens het verzoek gedaan de betrokkene onder curatele te stellen. Volgens de vader is de maatregel kwetsend voor zijn zoon, omdat hij daarmee op vrijwel alle gebieden handelingsonbekwaam is. De betrokkene woont nu permanent in een instelling van Parnassia, waardoor anderen niet langer (financieel) misbruik van hem kunnen maken. Dit verblijf wordt door de Staat gefinancierd, waardoor de betrokkene slechts een kleine uitkering per maand heeft. Vrees voor het aangaan van schulden is er volgens de vader daarom niet meer. Een beschermingsmaatregel leek weliswaar eerst noodzakelijk, maar omdat de betrokkene nu verblijft in een veilige, stabiele omgeving en amper nog financiële middelen heeft, is de ondercuratelestelling inmiddels een te zwaar middel. Primair verzoekt de vader daarom om de opheffing van de ondercuratelestelling. Wanneer het hof bepaalt dat een beschermingsmaatregel voor de betrokkene noodzakelijk is, verzoekt de vader subsidiair om de ondercuratelestelling om te zetten in een beschermingsbewind en mentorschap.
5. De curator stelt dat de ondercuratelestelling berust op drie pijlers: de cliënt, de familie om de cliënt heen en de aanwezige zorgverlening. Hij kan zich vinden in het subsidiaire verzoek van de vader tot omzetting van de curatele in een bewind en mentorschap. Wel blijft een beschermingsmaatregel voor de betrokkene noodzakelijk. Dit hoeft echter niet direct de ingrijpende maatregel van de curatele te zijn, een lichtere maatregel kan – gelet op de specifieke omstandigheden van dit geval – voor de betrokkene volstaan. De curator heeft de indruk dat de zus van de betrokkene in staat is het bewind en het mentorschap naar behoren uit te voeren. Ter terechtzitting geeft hij aan dat er geen schulden zijn en dat hij tot 2016 jaarlijks rekening en verantwoording heeft afgelegd. De rekening en verantwoording over 2016 zal binnenkort worden ingediend.
6. De zus en beoogd bewindvoerder en mentor geeft ter terechtzitting aan dat zij zichzelf goed heeft voorbereid en weet wat de bewindvoering en het mentorschap inhouden en wat er van haar wordt verwacht. Zij is al lange tijd betrokken bij de zorg voor haar broer. Bovendien heeft haar broer zelf aangegeven dat hij graag ziet dat zijn zus als bewindvoerder en mentor voor hem wordt aangewezen. De zus is er bekend mee dat zij jaarlijks rekening en verantwoording moet afleggen. Ook is het haar bekend dat er een machtiging van de kantonrechter nodig is wanneer zij een grote uitgave voor betrokkene wil doen.
7. Het hof overweegt ten aanzien van de verzoeken van de vader als volgt. De vader verzoekt
primairom de opheffing van de ondercuratelestelling over de betrokkene. Het hof zal daarom allereerst vaststellen of een beschermingsmaatregel naar het oordeel van het hof ten behoeve van de betrokkene noodzakelijk is.
Subsidiairverzoekt de vader tot omzetting van de curatele in een bewind en mentorschap ten behoeve van de betrokkene, als bedoeld in artikel 1:432 lid 4 BW respectievelijk artikel 1:451 lid 4 BW. Het hof dient, wanneer een beschermingsmaatregel noodzakelijk blijkt, te beoordelen of kan worden volstaan met een minder ingrijpende maatregel dan de ondercuratelestelling.
8. Het hof overweegt dat vaststaat dat de betrokkene sinds 2008 is opgenomen in GGZ-instelling Parnassia waar hij op het terrein woonachtig is. Sinds 29 april 2009 is hij onder curatele gesteld wegens een geestelijke stoornis. Uit de schriftelijke verklaring van de psychiater [naam 3] van 2 mei 2016 blijkt dat de betrokkene is gediagnosticeerd met schizofrenie van het gedesorganiseerde type. De kenmerken van deze stoornis zijn dat er sprake is van desorganisatie van denken en gedrag waardoor hij onder meer niet het vermogen bezit om te plannen. Daarbij heeft de betrokkene akoestische hallucinaties, is er sprake van zelfverwaarlozing en ontbrekend ziektebesef en inzicht. Daarnaast is de betrokkene bekend met het gebruik van diverse middelen. Volgens de psychiater is de betrokkene niet in staat om zijn eigen belangen goed te behartigen. Op grond van de overgelegde stukken en de verklaringen ter terechtzitting, is het hof dan ook van oordeel dat voldoende aannemelijk is geworden dat de rechthebbende als gevolg van zijn geestelijke gesteldheid niet, dan wel niet ten volle, in staat is zijn vermogensrechtelijke en niet-vermogensrechtelijke belangen zelf te behartigen. Naar het oordeel van het hof is een beschermingsmaatregel daarom noodzakelijk om de belangen van de betrokkene te kunnen blijven behartigen.
9. In de gevallen waarin een betrokkene als gevolg van zijn geestelijke toestand niet in staat is tot een behoorlijke waarneming van zijn vermogensrechtelijke en niet-vermogensrechtelijke belangen, staat het hof voor de keuze tussen de verschillende beschermingsmaatregelen die in aanmerking komen. Hierbij is, gezien de omstandigheden van het geval, van belang of het ingrijpende middel van de ondercuratelestelling dient te worden uitgesproken, of dat de instelling van het beschermingsbewind en/of een mentorschap meer passend is. De oplossing die het meest is geëigend, dient te worden gekozen. Bij een keuze tussen de verschillende maatregelen is leidend dat niet dieper op het zelfbeschikkingsrecht van een persoon mag worden ingegrepen dan nodig is.
10. Op grond van het bepaalde in artikel 1:431 lid 1 BW kan, als een meerderjarige als gevolg van zijn lichamelijke of geestelijke toestand tijdelijk of duurzaam niet in staat is ten volle zelf zijn vermogensrechtelijke belangen behoorlijk waar te nemen, een bewind worden ingesteld over één of meer van de goederen, die hem als rechthebbende toebehoren of zullen toebehoren. Het bewind heeft alleen betrekking op de goederen van de rechthebbende. De curatele op grond van een geestelijke stoornis strekt zich daarentegen ook uit over de persoon van de betrokkene. Omdat de betrokkene een veilige, stabiele omgeving en nauwelijks nog financiële middelen heeft, zijn de gronden die eerder een ondercuratelestelling noodzakelijk maakten niet langer aanwezig. Naar het oordeel van het hof biedt een onderbewindstelling van de goederen van de betrokkene, gelet op de specifieke omstandigheden van dit geval, dan ook voldoende bescherming van zijn vermogensrechtelijke belangen en is een ondercuratelestelling niet langer noodzakelijk. Het hof neemt daarbij in overweging dat een voor de betrokkene vertrouwd persoon kan worden benoemd als zijn bewindvoerder en dat zijn niet-materiële belangen zullen worden beschermd door het hierna in te stellen mentorschap. Uit de bereidverklaring blijkt dat de zus van de betrokkene, mevrouw [belanghebbende 3] , wonend aan het [adres 1] , bereid is het bewind op zich te nemen. Het is het hof gebleken dat zij het vertrouwen geniet van zowel de betrokkene als de overige familieleden. Er is niet gesteld, noch gebleken, dat de zus de vermogensrechtelijke belangen van de betrokkene niet naar behoren zal behartigen. De huidige curator van de betrokkene, [belanghebbende 7] , maakt bovendien geen bezwaar tegen de benoeming van de zus als bewindvoering. Gelet hierop zal het hof de zus tot bewindvoerder benoemen.
11. Ten aanzien van het mentorschap stelt het hof voorop dat, indien een meerderjarige als gevolg van zijn geestelijke of lichamelijke toestand tijdelijk of duurzaam niet in staat is of bemoeilijkt wordt zijn belangen van niet-vermogensrechtelijke aard zelf behoorlijk waar te nemen, de rechter te zijnen behoeve een mentorschap, zoals bedoeld in artikel 1:450 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek, kan instellen. De niet-vermogensrechtelijke belangen waarvoor bescherming wordt geboden, betreffen de (medische) verzorging, verpleging, behandeling en begeleiding. Op grond van de schriftelijke stukken en het verhandelde ter terechtzitting is komen vast te staan dat de geestelijke toestand van de rechthebbende van dien aard is dat er voldoende grond is voor het instellen van een mentorschap. Het hof overweegt dat, gezien de specifieke taak van de mentor, het van praktisch belang is dat een persoon die uit de familiekring komt en dus dicht bij de rechthebbende staat tot mentor wordt benoemd. Uit de bereidverklaring blijkt dat de zus van de betrokkene, voornoemd, bereid is het mentorschap op zich te nemen. Nu zij de verzorging van de betrokkene op zich wil nemen en de voorkeur van de betrokkene ook uitgaat naar benoeming van zijn zus tot mentor, zal het hof voornoemde zus benoemen tot mentor.
12. Op grond van artikel 1:389, lid 1 sub c BW eindigt de curatele bij het in kracht van gewijsde gaan van deze beschikking.
13. Het hof beslist als volgt.

BESLISSING

Het hof:
vernietigt de bestreden beschikking;
verstaat dat de ondercuratelestelling van [belanghebbende 1] , wonende te [adres 2] , geboren op [geboortedatum] in [geboorteplaats] , is opgeheven met ingang van de datum waarop de onderhavige beschikking in kracht van gewijsde is gegaan;
verstaat dat deze opheffing van de curatele, binnen tien dagen nadat deze beschikking in kracht van gewijsde is gegaan, door de griffier op de voet van artikel 1:390 BW zal worden bekendgemaakt in de Staatscourant en in de volgende dagbladen: De Telegraaf en het Algemeen Dagblad, Haagsche editie en gelast de griffier daarvoor zorg te dragen;
stelt, met ingang van de datum waarop deze beschikking in kracht van gewijsde is gegaan, bewind in over alle goederen, die toebehoren of zullen toebehoren aan [belanghebbende 1] , voornoemd;
benoemt tot bewindvoerder [belanghebbende 3] , geboren op [geboortedatum] in [geboorteplaats] , wonende te [adres 2] ;
stelt, met ingang van de datum waarop deze beschikking in kracht van gewijsde is gegaan, een mentorschap in ten behoeve van [belanghebbende 1] , voornoemd;
benoemt tot mentor eveneens mevrouw [belanghebbende 3] , voornoemd;
gelast de griffier op de voet van artikel 1: 391 BW gevolg te geven aan het bepaalde in artikel 2 van het Besluit curateleregister (Besluit van 26 november 1969, Stb. 528);
wijst het in hoger beroep meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mrs. J.M. van Baardewijk, I. Obbink – Reijngoud en N.P.C. van Wijk, bijgestaan door mr. R.R. Warmerdam als griffier en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 7 juni 2017.