ECLI:NL:GHDHA:2017:1884
Gerechtshof Den Haag
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van hoger beroep wegens ontbreken van gronden
In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 30 juni 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep. De verzoekster, vertegenwoordigd door mr. S.P. Koerselman, was in hoger beroep gekomen van een beschikking van de rechtbank Den Haag, sector kanton, die op 22 december 2015 was gewezen. De rechtbank had de arbeidsovereenkomst tussen partijen ontbonden en een transitievergoeding aan de verweerder toegekend. De verzoekster heeft in haar beroepschrift geen gronden geformuleerd tegen de beslissing van de kantonrechter, behalve een opmerking over een kennelijke verschrijving in de beschikking. Het hof oordeelde dat het beroepschrift niet voldeed aan de vereisten van een duidelijke omschrijving van het verzoek en de gronden, zoals voorgeschreven in de artikelen 359 juncto 278 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering. Hierdoor werd de verzoekster niet-ontvankelijk verklaard in haar hoger beroep. Het hof heeft ook opgemerkt dat er geen uitzonderlijke omstandigheden waren die een andere beslissing rechtvaardigden. De verzoekster werd veroordeeld in de kosten van het hoger beroep, vastgesteld op € 314,- aan griffierecht en € 894,- aan salaris advocaat.