ECLI:NL:GHDHA:2017:2287

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
6 juli 2017
Publicatiedatum
9 augustus 2017
Zaaknummer
22-004436-16
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen veroordeling voor het aanwezig hebben van soft- en harddrugs

In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 6 juli 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere veroordeling van de verdachte door de rechtbank Den Haag. De verdachte was beschuldigd van het opzettelijk aanwezig hebben van aanzienlijke hoeveelheden soft- en harddrugs, waaronder hennep en MDMA. In eerste aanleg was de verdachte vrijgesproken van een aantal tenlastegelegde feiten, maar veroordeeld tot een gevangenisstraf van 9 maanden, waarvan 3 maanden voorwaardelijk. Het hoger beroep was beperkt tot de feiten 1, 2 en 4. Het hof heeft de zaak opnieuw beoordeeld, waarbij het de vordering van de advocaat-generaal om het vonnis te bevestigen niet heeft gevolgd. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte op 29 mei 2016 in Zoetermeer opzettelijk ongeveer 77 gram hennepgruis en 111 gram gedroogde henneptoppen aanwezig heeft gehad. Het hof heeft echter de verdachte vrijgesproken van het onder 4 ten laste gelegde, omdat er onvoldoende bewijs was dat de verdachte betrokken was bij de verkoop van drugs. De verdachte is uiteindelijk veroordeeld tot een gevangenisstraf van 2 maanden, met aftrek van voorarrest. Het hof heeft in zijn overwegingen de ernst van de feiten en de impact van drugs op de volksgezondheid benadrukt.

Uitspraak

Rolnummer:22-004436-16 PROMIS

Parketnummer: 09-827324-16
Datum uitspraak: 6 juli 2017
TEGENSPRAAK

Gerechtshof Den Haag

meervoudige kamer voor strafzaken

Arrest

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Den Haag van 19 september 2016 in de strafzaak tegen de verdachte:

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] op [geboortejaar] 1993,
[postadres],
thans: volgens eigen opgave ter terechtzitting zonder vaste woon- of verblijfplaats hier te lande.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van dit hof op 22 juni 2017.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte van het onder 3 ten laste gelegde vrijgesproken en ter zake van het onder 1, 2 en 4 ten laste gelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 9 maanden, met aftrek van voorarrest, waarvan 3 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren.
Namens de verdachte is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Blijkens de akte instellen rechtsmiddel d.d. 3 oktober 2016 is het hoger beroep namens de verdachte beperkt tot het onder 1, 2 en 4 ten laste gelegde.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is – voor zover aan het inhoudelijk oordeel van het hof onderworpen - ten laste gelegd dat:
1:
hij op of omstreeks 29 mei 2016 te Zoetermeer opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 77 gram, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram hennepgruis en/of 111 gram (gedroogde) henneptoppen, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
2:
hij op of omstreeks 29 mei 2016 te Zoetermeer opzettelijk aanwezig heeft gehad
- ongeveer 60 pillen, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende 2C-B, zijnde 2C-B en/of
- ongeveer 12 pillen, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende MDMA, zijnde MDMA en/of
- ongeveer 153,5 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende amfetamine, zijnde amfetamine (telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
4:
hij op een of meer tijdstippen in de periode van 1 januari 2016 tot en met 28 mei 2016 te Zoetermeer tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk heeft verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad, een of meer hoeveelhe(i)d(en) van (een) middel(en), waaronder amfetamine en/of 2C-B en/of hennep, zijnde (telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I en/of lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.
Vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden bevestigd.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Vrijspraak van het onder 4 ten laste gelegde
De advocaat-generaal heeft zich ter terechtzitting in hoger beroep op het standpunt gesteld dat het onder 4 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard. Hij heeft daartoe naar voren gebracht dat de in de woning van de verdachte aangetroffen dealertelefoon aan de verdachte toebehoort. Daar komt bij dat verschillende getuigen hebben verklaard dat zij de verdachte kennen als hun dealer, aldus de advocaat-generaal.
De raadsman van de verdachte heeft zich ter terechtzitting in hoger beroep op het standpunt gesteld dat de verdachte van het onder 4 ten laste gelegde dient te worden vrijgesproken. Hij heeft daartoe naar voren gebracht dat niet kan worden vastgesteld dat de dealertelefoon aan de verdachte toebehoort. Voorts zijn de verklaringen van de getuigen die menen hun dealer te herkennen onbetrouwbaar en kunnen deze daarom niet voor het bewijs worden gebezigd, aldus de raadsman.
Het hof overweegt hieromtrent als volgt.

De dealertelefoon

Op 29 mei 2016 zijn in de woning van de verdachte een viertal telefoons aangetroffen, waaronder een klein model Samsung GSM GT-E 1200i, dat zich in een brillenkoker op de bank bevond. Na onderzoek aan deze telefoon heeft de politie deze aangemerkt als een dealertelefoon. De eerste vraag die het hof dient te beantwoorden, is of deze dealertelefoon aan de verdachte kan worden toegeschreven.
Tijdens het politieverhoor van de verdachte wordt hem voorgehouden dat er in zijn woning meerdere telefoons zijn aangetroffen. Als de verdachte wordt gevraagd welke telefoon van hem is, antwoordt de verdachte: “Samsung, klein.”
De verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep verklaard dat hij met de kleine Samsung niet de hierboven bedoelde dealertelefoon op het oog had maar een kleine telefoon zonder simkaart van het merk Samsung die zijn zoontje gebruikte en die niet is meegenomen door de politie maar in de woning van de verdachte is achtergebleven.
Het hof stelt vast dat tijdens het politieverhoor aan de verdachte louter is voorgehouden dat er meerdere telefoons in zijn woning zijn aangetroffen. Nagelaten is de aangetroffen telefoons, waaronder in het bijzonder de bewuste dealertelefoon, aan de verdachte te tonen. Voorts heeft de verdachte verklaard dat zijn woning als een soort clubhuis werd gebruikt, waardoor er veel mensen in zijn woning kwamen, die daar ook drugs gebruikten. Ter terechtzitting in hoger beroep heeft hij voorts verklaard dat hij in de periode van het ten laste gelegde vaak onder invloed was, dat hij daardoor niet altijd precies wist wie er allemaal waren en wat er allemaal in en vanuit zijn woning gebeurde.
Gelet op het vorenstaande acht het hof het niet onaannemelijk dat de verdachte met de kleine Samsung inderdaad niet de dealertelefoon, maar de telefoon van zijn zoontje kan hebben bedoeld. Het hof kan gelet op ontbrekend ander bewijs ook niet anderszins vaststellen dat de dealertelefoon aan de verdachte toebehoorde.

Getuigenverklaringen

Uit onderzoek is gebleken dat de dealertelefoon in de periode van 21 maart 2016 tot en met 29 mei 2016 gebruik maakte van het telefoonnummer [x]. Naar aanleiding hiervan zijn een aantal drugsafnemers die contact hebben gehad met dit telefoonnummer als getuige gehoord.
De getuige [getuige 1] geeft bij de politie een beschrijving van één van haar drugsdealers en omschrijft hem als een jongen met een blanke huidskleur van ongeveer 1,85 meter lang, met gouden ringen, een Haags accent, een normaal postuur en rood krullend haar met een matje. Bij de raadsheer-commissaris verklaart [getuige 1] dat zij de drugsdealer kent als [naam] of [naam], die in de wijk Rokkeveen in een luxe rijtjeswoning woont. Zij verklaart dat [naam] veel goud draagt en normaal een matje met pijpenkrulletjes heeft die onder een pet vandaan komen. Zijn haarkleur is een beetje rood. Verder heeft hij tatoeages, ook in zijn nek, waar in ieder geval een ooievaar van Den Haag te zien is. Verder draagt hij gouden zwarte-pietenoorbellen, heeft hij een wenkbrauwpiercing en een rood-blond baardje.
De getuige [getuige 2] verklaart bij de politie dat de drugsdealer rond de 1.76 meter lang en blank is. Verder heeft hij kort blond haar. Bij de raadsheer-commissaris verklaart [getuige 2] opnieuw dat de drugsdealer 1.76 meter lang is en een lichte huidskleur heeft. Ook heeft hij kort, blond haar en een kinpiercing. Op de vraag of de drugsdealer verder nog opvallende uiterlijke kenmerken heeft, verklaart [getuige 2] dat niet te weten. Hij verklaart niet te weten of de drugsdealer tatoeages heeft.
De getuige [getuige 3] verklaart bij de politie dat zijn drugsdealer Joey heet en dat hij zwart haar en een licht getinte huid heeft.
De getuige [getuige 4] verklaart bij de politie dat zijn drugsdealer een blanke jongen is die zijn haar verft, en dat het laatst weer bruin was. [getuige 4] verklaart dat hem niet is opgevallen dat de dealer piercings of tatoeages heeft.
Het hof heeft ter terechtzitting in hoger beroep waargenomen dat de verdachte geen oorbellen of een wenkbrauwpiercing heeft, maar juist een kinpiercing draagt. Daarbij heeft de verdachte vrij opzichtige tatoeages – onder meer in de nek – waarop het hof geen ooievaar heeft kunnen waarnemen.
Het hof is – gelet op de getuigenverklaringen en de eigen waarneming van het hof – van oordeel dat de getuigen geen kenmerken hebben gegeven die onmiskenbaar bij de verdachte horen, zoals de kinpiercing en (andersoortige) tatoeages in de hals en nek. Dat de getuigen [getuige 1] en [getuige 2] de verdachte van een foto hebben herkend als zijnde hun drugsdealer die bij het telefoonnummer van de dealertelefoon hoort, doet aan het evengenoemde oordeel van het hof niet af, nu er sprake is geweest van een enkelvoudige fotoconfrontatie, waarmee uiterst behoedzaam dient te worden omgegaan.
De door de verbalisant waargenomen schrikreactie bij de getuige [getuige 1] toen zij de foto van de verdachte te zien kreeg, waaraan de advocaat-generaal in het bijzonder waarde hecht, brengt het hof niet tot een andere waardering van haar herkenning, nu zij over die kennelijke emotie niet nader is bevraagd door de politie.
Gelet op het vorenstaande zal het hof de verklaringen en de herkenningen van genoemde getuigen niet voor het bewijs gebruiken. Nu het dossier geen ander bewijs bevat op grond waarvan kan worden vastgesteld dat het de verdachte is geweest die in de ten laste gelegde periode drugs heeft gedeald, dient de verdachte vrijgesproken te worden van het onder 4 tenlastegelegde.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1:
hij op
of omstreeks29 mei 2016 te Zoetermeer opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 77 gram
, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gramhennepgruis en
/of111 gram
(gedroogde
)henneptoppen, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II
, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
2:
hij op
of omstreeks29 mei 2016 te Zoetermeer opzettelijk aanwezig heeft gehad
- ongeveer 60 pillen
, in elk geval een hoeveelheid van een materiaalbevattende 2C-B,
zijnde 2C-Ben
/of
- ongeveer 12 pillen
, in elk geval een hoeveelheid van een materiaalbevattende MDMA,
zijnde MDMAen
/of
- ongeveer 153,5 gram
, in elk geval een hoeveelheidvan een materiaal bevattende amfetamine, zijnde
2C-B en MDMA enamfetamine
(telkens
)een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I
, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewijsvoering
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest vereist met de bewijsmiddelen dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit arrest zal worden gehecht.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het onder 1 bewezen verklaarde levert op:
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3 onder C van de Opiumwet gegeven verbod.
Het onder 2 bewezen verklaarde levert op:
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd.
Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
Strafmotivering
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij heeft het hof in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen. De verdachte heeft zich op de bewezenverklaarde wijze schuldig gemaakt aan het aanwezig hebben van aanzienlijke hoeveelheden soft- en harddrugs, waaronder hennep en MDMA. Dergelijke verdovende middelen vormen een bedreiging voor de volksgezondheid en het gebruik ervan leidt in veel gevallen tot verslaving daaraan. Bovendien vindt een groot deel van de criminaliteit direct of indirect zijn oorsprong in het gebruik van verdovende middelen. Het aanwezig hebben daarvan dient derhalve te worden tegengegaan.
Gelet op de ernst van de feiten en de aangetroffen hoeveelheden drugs is het hof van oordeel dat niet anders gereageerd kan worden dan met het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf.
Het hof heeft acht geslagen op een de verdachte betreffend uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 9 juni 2017, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder onherroepelijk is veroordeeld voor het plegen van een strafbaar feit.
Het hof is - alles afwegende - van oordeel dat een geheel onvoorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur een passende en geboden reactie vormt.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 2, 3, 10 en 11 van de Opiumwet en artikel 57 van het Wetboek van Strafrecht, zoals zij rechtens gelden dan wel golden.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het
onder 4ten laste gelegde heeft begaan en
spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder
1 en 2 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
2 (twee) maanden.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Dit arrest is gewezen door mr. A.S.I. van Delden, mr. G. Knobbout en mr. M.I. Veldt-Foglia, in bijzijn van de griffier mr. M.V. Lievers-Roza.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 6 juli 2017.