ECLI:NL:GHDHA:2017:269

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
9 februari 2017
Publicatiedatum
9 februari 2017
Zaaknummer
22-002474-16.a
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Mensenhandel en de omvang van hoger beroep na terugwijzing door de Hoge Raad

In deze zaak, die voor het Gerechtshof Den Haag werd behandeld, betreft het een hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank 's-Gravenhage in een strafzaak met betrekking tot mensenhandel. De verdachte, geboren in 1974, was eerder vrijgesproken van enkele tenlastegelegde feiten, maar werd wel veroordeeld tot een gevangenisstraf van twee maanden voor een ander feit. De advocaat-generaal vorderde vernietiging van het vonnis en een gevangenisstraf van 160 dagen, waarvan 80 dagen voorwaardelijk. Het hof heeft de zaak opnieuw beoordeeld na terugwijzing door de Hoge Raad, die het eerdere arrest had vernietigd en de zaak terugverwees voor herbehandeling.

Het hof heeft vastgesteld dat de omvang van het hoger beroep beperkt is tot de beoordeling van het onder 1 ten laste gelegde feit, dat betrekking heeft op artikel 273f van het Wetboek van Strafrecht. De tenlastelegging omvatte verschillende zelfstandige strafbare feiten, en het hof heeft geconcludeerd dat er onvoldoende bewijs was voor de betrokkenheid van de verdachte bij de uitbuiting van het slachtoffer. Daarom heeft het hof de verdachte vrijgesproken van de tenlasteleggingen.

Het hof heeft ook beslissingen genomen over de in beslag genomen voorwerpen en gelast de teruggave aan de verdachte van bepaalde goederen. De uitspraak werd gedaan op 9 februari 2017, waarbij het hof het vonnis van de rechtbank vernietigde en de verdachte vrijsprak van de ten laste gelegde feiten.

Uitspraak

Rolnummer: 22-002474-16
Parketnummer: 09-749611-12
Datum uitspraak: 9 februari 2017
TEGENSPRAAK

Gerechtshof Den Haag

meervoudige kamer voor strafzaken

Arrest

gewezen op het bestaande hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank 's-Gravenhage van 13 december 2012 in de strafzaak tegen de verdachte:

[verdachte] ,

geboren te [adres 1] op [dag] 1974,
[adres 2] .
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen in eerste aanleg en - na verwijzing van de zaak door de Hoge Raad der Nederlanden - het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep van dit hof van 26 januari 2017.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd en dat de verdachte ter zake van het onder 1 primair ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 160 dagen, met aftrek van voorarrest, waarvan 80 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren.
Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte van het onder 1 en 3 ten laste gelegde vrijgesproken en ter zake van het onder 2 ten laste gelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van twee maanden, met aftrek van voorarrest. Voorts is er beslissing genomen omtrent de in beslag genomen voorwerpen als nader omschreven in het vonnis waarvan beroep en is het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte opgeheven.
Namens de verdachte en door de officier van justitie is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Dit gerechtshof heeft het bestreden vonnis bij arrest van 10 juni 2014 vernietigd, de verdachte van het onder 2 en 3 ten laste gelegde vrijgesproken en de verdachte ter zake van het onder 1 ten laste veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 160 dagen, met aftrek van voorarrest, waarvan 80 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren. Voorts is er beslissing genomen omtrent de in beslag genomen voorwerpen als nader omschreven in het arrest en is het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte opgeheven.
Namens de verdachte is tegen dit arrest beroep in cassatie ingesteld. Nadien is namens de verdachte het cassatieberoep partieel ingetrokken ten aanzien van de onder 2 en 3 ten laste gelegde feiten waarvan de verdachte was vrijgesproken en beperkt tot hetgeen onder 1 is bewezenverklaard (alleen feit 1 ter zake van art. 273f lid 1 onder 3 Sr).
De Hoge Raad der Nederlanden heeft bij arrest van 17 mei 2016 overwogen dat aan de laatstgenoemde beperking van de raadsman voorbij moet worden gegaan en het arrest van het hof – voor zover aan het oordeel van de Hoge Raad onderworpen - vernietigd en de zaak teruggewezen naar dit gerechtshof, opdat de zaak op het bestaande hoger beroep in zoverre opnieuw wordt berecht en afgedaan.
Omvang van het hoger beroep
Onbetwist door de raadsman en de advocaat-generaal is dat thans enkel nog aan de orde is de beoordeling van het onder 1 ten laste gelegde. Deze beoordeling wordt door het hof onderschreven. Wel is betwist tussen partijen de omvang van het hoger beroep binnen de kaders van feit 1. De raadsman stelt zich op het standpunt dat het hoger beroep na cassatie beperkt blijft tot de beoordeling van het ten laste gelegde dat betrekking heeft op art. 273f lid 1 onder 3 Sr, gelijk hij met zijn beperking van het cassatieberoep beoogde, terwijl de advocaat-generaal verdedigt dat feit 1 thans in volle omvang aan de orde is.
Het hof heeft, na vernietiging in cassatie en terugwijzing door de Hoge Raad, als hoogste feitenrechter een zelfstandige beoordeling ter zake van de omvang van het bestaande hoger beroep met betrekking tot genoemd feit. Daartoe zijn leidend de uitleg van de tenlastelegging enerzijds, de eerdere beslissingen tot vrijspraak anderzijds, een en ander bezien in het licht van de relevante jurisprudentie van de Hoge Raad ter zake.
De tenlastelegging van feit 1 behelst naar ’s hofs oordeel ten eerste een uitsplitsing in drie onderdelen waarin zelfstandige strafbare feiten zijn omschreven rond de drie daarin met name genoemde personen. De tenlastelegging van feit 1 behelst ten tweede een uitsplitsing van verschillende zelfstandige strafbare feiten van de daarin ten aanzien van elk van hen genoemde vijf strafrechtelijke gedragingen conform artikel 273f, lid 1, sub 1, 3, 4, 6 en 9 van het Wetboek van Strafrecht. Al deze onderdelen van de tenlastelegging behelzen zelfstandige strafbare gedragingen.
Het voorgaande brengt het hof, gelet op de eerder door dit hof gegeven partiële vrijspraken van feit 1 en gelet op de hiervoor genoemde in de tenlastelegging van feit 1 te onderscheiden zelfstandige strafbare feiten en gedragingen voor wat betreft de omvang van het bestaande hoger beroep tot het volgende oordeel. Thans staat ter beoordeling van het hof uitsluitend het impliciet/cumulatief ten laste gelegde onder 1 met het oog op sub 3 van artikel 273f, lid 1, van het Wetboek van Strafrecht ten aanzien van [slachtoffer 1] .
Het feit dat de officier van justitie hoger beroep heeft ingesteld tegen de vrijspraak door de rechtbank
's-Gravenhage van het onder 1 ten laste gelegde doet hier niet aan af nu het openbaar ministerie geen (partieel) beroep in cassatie heeft ingesteld tegen het arrest van het hof van 10 juni 2014.
Waar hierna wordt gesproken van "de zaak" of "het vonnis", wordt daarmee bedoeld de zaak of het vonnis voor zover op grond van het vorenstaande aan het oordeel van dit hof onderworpen.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is - na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting in eerste aanleg en in hoger beroep van 26 januari 2017 - en voor zover inhoudelijk aan het oordeel van het hof onderworpen ten laste gelegd dat:
1:
zij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode 16 januari 2012 tot en met 22 mei 2012 te Den Haag en/of Schiedam en/of Rotterdam en/of Eindhoven en/of (elders) in Nederland en/of Hongarije, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
-(een) ander(en), te weten
- [slachtoffer 1] heeft aangeworven en/of medegenomen met het oogmerk die [slachtoffer 1] in een ander land ertoe te brengen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van (een) seksuele handeling(en) met of voor (een) derde(n) tegen betaling
immers hebbende verdachte en/of verdachtes mededader(s)
- voornoemde [slachtoffer 1] vanuit Hongarije naar/in Nederland overgebracht/vervoerd, althans voor haar (een) vliegticket(s) geboekt;
Subsidiair, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
[pleger] op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 16 januari 2012 tot en met 22 mei 2012 te Den Haag en/of Schiedam en/of Rotterdam en/of Eindhoven en/of (elders) in Nederland en/of Hongarije, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
een ander, te weten [slachtoffer 1] , heeft aangeworven en/of medegenomen
met het oogmerk om die [slachtoffer 1] in een ander land ertoe te brengen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van (een) seksuele handeling(en) met of voor (een) derde(n) tegen betaling,
immers hebbende die [pleger] en/of diens mededader(s) voornoemde [slachtoffer 1] vanuit Hongarije naar/in Nederland overgebrachte en/of vervoerd, althans voor haar (een) vliegticket(s) geboekt en/of laten boeken, en/of haar (vervolgens) aldaar ondergebracht, of laten onderbrengen, althans voor haar (een) verblijfplaats/onderdak geregeld of laten regelen,
tot en/of bij het plegen van welk misdrijf zij, verdachte in of omstreeks 1 december 2011 tot en met 22 mei 2012 te Hilversum en/of Rotterdam en/of Den Haag, althans (elders) in Nederland, opzettelijk gelegenheid heeft verschaft en/of opzettelijk behulpzaam is geweest door:
(een) vliegticket(s) te boeken voor die [slachtoffer 1] en/of een vlucht van die [slachtoffer 1] te verzetten en/of wijzigen.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet geheel verenigt.
Vrijspraak
Het hof overweegt dat - voor zover al uitbuiting van [slachtoffer 1] kan worden verondersteld - het dossier geen bewijsmiddelen bevat dat de verdachte daar een zodanige betrokkenheid bij had of van die uitbuiting op de hoogte was dat zulks ten aanzien van de verdachte medeplegen dan wel medeplichtigheid aan mensenhandel oplevert.
Daarom is naar het oordeel van het hof niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan de verdachte onder 1 primair en subsidiair is ten laste gelegd, zodat de verdachte daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Beslag
Het hof zal de teruggave aan de verdachte gelasten van:
- een geldbedrag van € 12.930,-, op de beslaglijst genummerd als 1;
- een geldbedrag van € 1.104,-, op de beslaglijst genummerd als 2;
- een geldbedrag van € 28.000,-, op de beslaglijst genummerd als 3;
- een personenauto Chrysler, op de beslaglijst genummerd als 4;
- 3 stuks notities, op de beslaglijst genummerd als 10;
- een zwarte agenda, op de beslaglijst genummerd als 11;
- een informatiemap over voertuigen, op de beslaglijst genummerd als 12;
- een map info met betrekking tot [naam persoon] , op de beslaglijst genummerd als 13.
Daarnaast zal het hof de teruggave aan de rechthebbende gelasten van het Hongaarse identiteitsbewijs, op de beslaglijst genummerd als 9. Volgens de zich in het dossier bevindende stukken staat dit Hongaarse identiteitsbewijs op naam van [naam/nummer 1] .

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen en doet in zoverre opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 1 primair en subsidiair ten laste gelegde heeft begaan en
spreekt de verdachte daarvan vrij.
Gelast de teruggave aan de verdachtevan de in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
- een geldbedrag van € 12.930,-, op de beslaglijst genummerd als 1;
- een geldbedrag van € 1.104,-, op de beslaglijst genummerd als 2;
- een geldbedrag van € 28.000,-, op de beslaglijst genummerd als 3;
- een personenauto Chrysler, op de beslaglijst genummerd als 4;
- 3 stuks notities, op de beslaglijst genummerd als 10;
- een zwarte agenda, op de beslaglijst genummerd als 11;
- een informatiemap over voertuigen, op de beslaglijst genummerd als 12;
- een map info met betrekking tot [naam persoon] , op de beslaglijst genummerd als 13.
Gelast de teruggave aan de rechthebbendevan het in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerp, te weten:
- een Hongaars identiteitsbewijs, op de beslaglijst genummerd als 9 en volgens de stukken op naam van
[naam/nummer 1] .
Dit arrest is gewezen door mr. A.S.I. van Delden, mr. G. Knobbout en mr. D.M. Thierry, in bijzijn van de griffier mr. M.J.J. van den Broek.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 9 februari 2017.