Uitspraak
GERECHTSHOF DEN HAAG
VERDER PROCESVERLOOP IN HOGER BEROEP
VERDERE BEOORDELING VAN HET HOGER BEROEP
BESLISSING OP HET HOGER BEROEP
30 augustus 2017.
Gerechtshof Den Haag
In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 30 augustus 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep over een verzoek tot gezamenlijk gezag over een minderjarige. De vrouw, verzoekster in hoger beroep, had in eerste aanleg een verzoek tot gezamenlijk gezag ingediend, dat was toegewezen. De man, verweerder in hoger beroep, heeft echter bezwaar gemaakt tegen dit gezamenlijk gezag. Het hof heeft vastgesteld dat de minderjarige onder toezicht is gesteld en uit huis is geplaatst, en dat er geen communicatie tussen de ouders plaatsvindt. De raad voor de kinderbescherming heeft in een rapport geadviseerd om het verzoek van de man tot gezamenlijk gezag af te wijzen, omdat dit niet in het belang van de minderjarige zou zijn. Het hof heeft dit advies gevolgd en geoordeeld dat de voorwaarden voor gezamenlijk gezag ontbreken. De man heeft zorgen geuit over de communicatie met de vrouw en de mogelijkheid dat hij volledig uit het leven van de minderjarige zal verdwijnen. Het hof heeft echter geconcludeerd dat de vrouw met het eenhoofdig gezag over de minderjarige belast dient te worden, omdat de man door zijn detentie en de huidige situatie niet in staat is om adequaat invulling te geven aan het gezag. De kosten van het geding in hoger beroep zijn gecompenseerd, waarbij iedere partij de eigen kosten draagt.