Uitspraak
GERECHTSHOF DEN HAAG
Parketnummer hoofdzaak : 09-994354-14
[verzoeker],
raadsman: mr. D.G. Barmentlo, advocaat te Nijmegen.
Gerechtshof Den Haag
In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 1 november 2017 uitspraak gedaan in een wrakingsverzoek van de verzoeker, die betrokken was in een strafzaak tegen het Openbaar Ministerie. De verzoeker had eerder, op 27 en 29 maart 2017, een inhoudelijke behandeling van zijn strafzaak gehad bij de rechtbank Den Haag, waar de meervoudige strafkamer onder leiding van voorzitter mr. H. Steenhuis en de rechters mr. E.E. Schotte en mr. S.L.M. Staals zitting hadden. Na de zitting heeft de verzoeker op 6 april 2017 een wrakingsverzoek ingediend tegen deze rechters, maar de wrakingskamer van de rechtbank heeft hem op 8 mei 2017 niet-ontvankelijk verklaard in zijn verzoek.
De verzoeker heeft vervolgens hoger beroep ingesteld tegen deze beslissing. Het hof heeft in zijn beoordeling vastgesteld dat er geen rechtsmiddel openstaat tegen een beslissing omtrent een wrakingsverzoek in een strafzaak, zoals bepaald in artikel 515 lid 5 van het Wetboek van Strafvordering. De wrakingskamer van het hof heeft op 13 oktober 2017 het hoger beroep behandeld, waarbij de verzoeker en zijn raadsman, mr. D.G. Barmentlo, aanwezig waren. De advocaat-generaal, mr. H.J.J. Knol, heeft ook zijn standpunt gepresenteerd.
Het hof heeft geconcludeerd dat de verzoeker niet-ontvankelijk moet worden verklaard in zijn hoger beroep, omdat er geen doorbrekingsgrond is aangevoerd die zou rechtvaardigen dat het appelverbod wordt doorbroken. De beslissing van het hof is op 1 november 2017 gegeven, en een afschrift van deze beslissing is verzonden aan de betrokken partijen, waaronder de raadsman van de verzoeker en de rechters die in de oorspronkelijke zaak zitting hadden.