ECLI:NL:GHDHA:2017:3546

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
1 december 2017
Publicatiedatum
13 december 2017
Zaaknummer
22-003342-17
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Oplegging van een deels voorwaardelijke gevangenisstraf na eerdere ISD-maatregelen en winkeldiefstallen

In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 1 december 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Den Haag van 26 juli 2017. De verdachte, geboren in 1970 en thans gedetineerd, was eerder veroordeeld voor meerdere winkeldiefstallen en had reeds twee keer een ISD-maatregel opgelegd gekregen. Het hof heeft de verdachte niet-ontvankelijk verklaard in het hoger beroep voor zover dit gericht was tegen de vrijspraak van een van de ten laste gelegde feiten. Het hof heeft geoordeeld dat de verdachte voldoet aan de wettelijke criteria voor de ISD-maatregel, maar heeft besloten om geen derde ISD-maatregel op te leggen. In plaats daarvan is een deels voorwaardelijke gevangenisstraf van 210 dagen opgelegd, waarvan 30 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren. Het hof heeft hierbij rekening gehouden met de ernst van de feiten, de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en het advies van de reclassering. De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan meerdere winkeldiefstallen, wat niet alleen financiële schade, maar ook overlast voor de gedupeerden met zich meebrengt. Het hof heeft besloten dat hulp en begeleiding effectiever zijn dan een ISD-maatregel, en heeft de verdachte een laatste kans geboden om zijn levenswijze te veranderen met behulp van de reclassering.

Uitspraak

Rolnummer: 22-003342-17
Parketnummers: 09-817038-17 en 09-818227-17 (ttz. ea. gevoegd)
Datum uitspraak: 1 december 2017 (bij vervroeging)
TEGENSPRAAK

Gerechtshof Den Haag

meervoudige kamer voor strafzaken

Arrest

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Den Haag van 26 juli 2017 in de strafzaak tegen de verdachte:

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1970,
adres: [adres],
thans gedetineerd in PI Zuid West - De Dordtse Poorten te Dordrecht.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van dit hof op 24 november 2017.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte van het onder parketnummer 09-817038-17 feit 2 ten laste gelegde vrijgesproken en ter zake van het onder parketnummer 09-817038-17 feit 1 en feit 3 en het onder parketnummer 09-818227-17 ten laste gelegde veroordeeld tot de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders voor de duur van 2 jaren.
Namens de verdachte is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Ontvankelijkheid van de verdachte in het hoger beroep
De verdachte is in eerste aanleg vrijgesproken van hetgeen aan hem onder parketnummer 09-817038-17 feit 2 is ten laste gelegd. Het hoger beroep is namens de verdachte onbeperkt ingesteld en mitsdien mede gericht tegen de in eerste aanleg gegeven beslissing tot vrijspraak. Gelet op hetgeen is bepaald in artikel 404, vijfde lid, van het Wetboek van Strafvordering staat voor de verdachte tegen deze beslissing geen hoger beroep open. Het hof zal de verdachte mitsdien niet-ontvankelijk verklaren in het ingestelde hoger beroep, voor zover dat is gericht tegen de in het vonnis waarvan beroep gegeven vrijspraak.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is – voor zover thans nog aan het oordeel van het hof onderworpen - ten laste gelegd dat:
Parketnummer 09-817038-17:
1.
hij op of omstreeks 03 januari 2017 te Leiden met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen twee, althans een of meer blikje(s) bier en/of een fles drank (Pinacolada), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan (winkelbedrijf) [winkelbedrijf] (filiaal [plaats]), in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte;
3.
hij op of omstreeks 24 december 2016 te Leiden met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een hoeveelheid (heren) parfum, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan (winkelbedrijf) [winkelbedrijf] (filiaal [plaats]), in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte;
Parketnummer 09-818227-17:
hij op of omstreeks 22 juni 2017 te Leiden met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen vier paar schoenen, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [winkelbedrijf], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte.
Vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden bevestigd.
Het vonnis waarvan beroep
Het hof is van oordeel, dat de eerste rechter op juiste gronden heeft geoordeeld en op juiste wijze heeft beslist, zodat het vonnis, waarvan beroep, met overneming van gronden behoort te worden bevestigd, behalve voor wat betreft de opgelegde maatregel, de motivering daarvan en de aangehaalde wetsartikelen.
Het vonnis moet op die onderdelen worden vernietigd en in zoverre moet opnieuw worden rechtgedaan.
Strafmotivering
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg en in hoger beroep.
Daarbij heeft het hof in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een drietal winkeldiefstallen. Diefstal is een ergerlijk feit en veroorzaakt naast financiële schade ook overlast voor de gedupeerde. De verdachte heeft hierbij kennelijk alleen zijn eigen financiële voordeel voor ogen gehad.
In eerste aanleg heeft de rechtbank de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders (hierna: ISD-maatregel) opgelegd.
Het hof heeft acht geslagen op een de verdachte betreffend Uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 10 november 2017 waaruit blijkt dat de verdachte in het verleden veelvuldig is veroordeeld voor soortgelijke delicten en reeds twee keer aan de verdachte een ISD-maatregel is opgelegd. Ondanks de uitvoering van beide maatregelen, heeft de verdachte zich opnieuw schuldig gemaakt aan het plegen van strafbare feiten.
Het hof is van oordeel dat de verdachte voldoet aan de wettelijke criteria voor oplegging van de ISD-maatregel.
Uit het reclasseringsrapport van 1 maart 2017 kan worden opgemaakt dat zolang er bij de verdachte sprake is van middelengebruik en onstabiliteit op maatschappelijk gebied, het recidiverisico hoog blijft. De reclassering adviseert dat de verdachte in het kader van een ISD-maatregel hulp en begeleiding opgelegd krijgt die is gericht op het kweken van veranderingsgezindheid en ontvankelijkheid voor hulpverlening, met als doel om te kunnen interveniëren op het gebied van recidivevermindering middels een extramuraal traject.
Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de verdachte uitdrukkelijk verklaard dat hij openstaat voor hulp, in het bijzonder op het gebied van huisvesting. Voorts heeft verdachte gesteld dat hij niet gemotiveerd is trajecten in het kader van een ISD-maatregel te volgen, nu hierdoor aan hem volgens de verdachte geen dan wel niet passende hulp en begeleiding worden aangeboden.
Gezien de voorgeschiedenis van de verdachte is het hof van oordeel dat thans - nog net - onvoldoende termen aanwezig zijn om aan de verdachte een (derde) ISD-maatregel op te leggen. Hierbij neemt het hof in het bijzonder in aanmerking dat de hulp die de verdachte nodig heeft en ook wenst te krijgen, niet noodzakelijkerwijs in het kader van een ISD-maatregel hoeft te worden aangeboden.
Het hof zal de verdachte door middel van het opleggen van een deels voorwaardelijke gevangenisstraf met bijzondere voorwaarden een allerlaatste kans geven om met behulp van reclasseringscontact zijn levenswijze te veranderen en recidive te voorkomen. Het hof is van oordeel dat hulp in dit kader, gelet op omstandigheden van dit geval, effectiever is en voorts dat derhalve de overlast door criminaliteit beter wordt gecontroleerd en teruggedrongen dan door oplegging van de ISD-maatregel. Het hof realiseert zich hierbij dat in zijn oordeel de balans bij de afweging van alle omstandigheden op dit moment nog ten gunste van de verdachte is uitgevallen, maar dat dit in de toekomst, zodra de verdachte opnieuw de fout in gaat, zeer wel en op goede gronden anders kan zijn. Het is nu aan de verdachte om met behulp van de reclassering te komen tot een wending ten goede in zijn leven.
Het hof is - alles afwegende - van oordeel dat een deels voorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur een passende en geboden reactie vormt.
Het hof heeft dit arrest bij vervroeging uitgesproken zodat de verdachte met steun van de reclassering maximaal de tijd wordt gegeven op zijn vrijlating te anticiperen.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 57 en 310 van het Wetboek van Strafrecht, zoals zij rechtens gelden dan wel golden.

BESLISSING

Het hof:
Verklaart de verdachte niet-ontvankelijk in het hoger beroep, voor zover gericht tegen de beslissing ter zake van het in de zaak met parketnummer 09-817038-17 onder 2 ten laste gelegde.
Vernietigt het vonnis waarvan beroep ten aanzien van de opgelegde maatregel en de motivering daarvan, alsmede ten aanzien van de aangehaalde wetsartikelen, en doet in zoverre opnieuw recht.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van
210 (tweehonderdtien)dagen.
Bepaalt dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot
30 (dertig) dagen, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt of de verdachte gedurende de proeftijd van 2 (twee) jaren ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit geen medewerking heeft verleend aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of geen identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage heeft aangeboden of geen medewerking heeft verleend aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen, dan wel de hierna te noemen bijzondere voorwaarde(n) niet heeft nageleefd.
Stelt als
bijzondere voorwaardedat de verdachte verplicht is zich gedurende de proeftijd te melden bij GGZ Reclassering Palier Leiden, zo frequent als de reclassering dit gedurende deze periode noodzakelijk acht.
Stelt als
bijzondere voorwaardedat de verdachte zich in de proeftijd zal gedragen naar de aanwijzingen die zullen worden gegeven door of namens Palier, zolang deze instelling dit noodzakelijk acht.
Geeft opdracht aan de Reclassering Nederland tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en de verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Bevestigt het vonnis waarvan beroep voor het overige.
Dit arrest is gewezen door mr. A.J.M. Kaptein,
mr. A.S.I. van Delden en mr. E. van Die, in bijzijn van de griffier mr. M.M. Dijk.
Het is – bij vervroeging - uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 1 december 2017.