Uitspraak
GERECHTSHOF DEN HAAG
Bij het hof zijn voorts in de hoofdzaak de volgende stukken ingekomen:
- uitvoerbaar bij voorraad bepaald dat de man, met ingang van de dag waarop de echtscheidingsbeschikking zal zijn ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand, voor de verzorging en opvoeding van de minderjarigen aan de vrouw zal betalen een bedrag van € 465,- per maand per kind, telkens bij vooruitbetaling te voldoen;
- uitvoerbaar bij voorraad bepaald dat de man, met ingang van de dag waarop de echtscheidingsbeschikking zal zijn ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand aan de vrouw tot haar levensonderhoud zal uitkeren een bedrag van € 4.195,- per maand, telkens bij vooruitbetaling te voldoen;
- de verdeling van de eenvoudige gemeenschap van de voormalige echtelijke woning vastgesteld als volgt: de echtelijke woning dient te worden verkocht en overgedragen aan een derde waarbij partij zullen handelen en de verdeling zullen afwikkelen zoals beschreven onder 2.5 van de bestreden beschikking;
- ten aanzien van de afwikkeling van de huwelijkse voorwaarden met betrekking tot het pensioen, uitvoerbaar bij voorraad, het volgende vastgesteld: partijen zullen een deskundige verzoeken advies uit te brengen over de hoogte van de aanspraak van de vrouw op het door de man opgebouwde pensioen per peildatum. Partijen zullen de kosten van de deskundige delen. Op basis van het door de deskundige vastgestelde bedrag treden partijen met elkaar in overleg over de wijze waarop de aanspraak van de vrouw wordt geëffectueerd. Voor het geval partijen het niet eens worden over de wijze van effectuering bepaalt de rechtbank dat de man het door de deskundige vastgestelde bedrag dient af te storten ten behoeve van een door de vrouw af te sluiten lijfrenteverzekering bij een door de vrouw aan te wijzen verzekeringsmaatschappij, zoals bepaald in de huwelijkse voorwaarden.
primair
primair: dat de (huwelijksgerelateerde) behoefte van de vrouw € 2.600,- netto per maand bedraagt;
primair: dat de aanvullende behoefte van de vrouw (na correctie op basis van inkomen en verdiencapaciteit van de vrouw) € 516,67 netto per maand bedraagt;
primair: dat de door de man aan de vrouw te betalen bijdrage in de kosten van het levensonderhoud van de vrouw - vanwege het ontbreken van draagkracht aan de zijde van de man - nihil bedraagt, althans een zodanig bedrag bedraagt als het hof juist acht;
primair: dat de duur voor de (eventueel) door de man te betalen bijdrage in de kosten van het levensonderhoud van de vrouw, en derhalve het recht van de vrouw om van de man partneralimentatie te ontvangen, wordt gelimiteerd tot 5 (vijf) jaar na de datum van inschrijving van de echtscheidingsbeschikking, althans een zodanige alimentatieduur te bepalen als het hof juist acht, zulks onder bepaling dat deze termijn niet verlengbaar is;
voorwaardelijkindien geen co-ouderschapsregeling wordt vastgesteld:
- te verklaren voor recht dat partijen met betrekking tot de behoefte van de kinderen, de aanvullende behoefte van de vrouw en de draagkracht van de man geen overeenstemming hebben bereikt alsmede te verklaren voor recht dat tussen partijen (derhalve) geen hierop ziende alimentatieovereenkomsten bestaand zijn;
- te bepalen dat, vanwege het ontbreken van tussen partijen bestaande alimentatieafspraken, en zulks met wijziging van de bestreden beschikking op dit punt, de man jegens de vrouw geen kinder- dan wel partneralimentatieverplichtingen heeft.
- primair de bestaande alimentatieovereenkomsten ziende op de behoefte van de kinderen, de aanvullende behoefte van de vrouw en de draagkracht van de man, gerechtelijk te vernietigen op grond van wederzijdse dwaling ex artikel 6:228 BW;
- subsidiair te bepalen dat het uitvoeren van de door partijen gesloten alimentatieovereenkomsten ziende op de behoefte van de kinderen, de aanvullende behoefte van de vrouw en de draagkracht van de man, in strijd is met de tussen (ex)echtgenoten in acht te nemen redelijkheid en billijkheid;
- te bepalen dat, bij toewijzing van het hiervoor voorwaardelijk verzochte, en zulks met wijziging van de bestreden beschikking op dit punt, de man jegens de vrouw geen kinder- dan wel partneralimentatieverplichtingen heeft;
- meer subsidiair: de bestaande alimentatieovereenkomsten ziende op de behoefte van de kinderen, de aanvullende behoefte van de vrouw en de draagkracht van de man te wijzigen ex artikel 1:401 lid 1 en/of artikel 1:401 lid 5 BW op de wijze als toegelicht en onderbouwd in het inleidende verzoekschrift de dato 15 februari 2017;
Procesrechtelijk
Zorgregeling
- De minderjarigen zijn aan beide ouders gehecht en de man heeft steeds een volwaardige vaderrol vervuld.
- De communicatie tussen partijen verloopt daar waar het de minderjarigen betreft heel goed.
- Het belang van de minderjarigen brengt niet mee dat het zwaartepunt van de opvoeding bij de vrouw komt te liggen.
- Het werk van de man laat toe dat hij op dezelfde wijze beschikbaar is voor de minderjarigen als de vrouw. Zij hebben bij hem een eigen plek.
- De oudste minderjarige heeft aangegeven dat zij net zo vaak bij de man als bij de vrouw wil zijn. Naar de man meent te weten is dat ook de uitdrukkelijke wens van de jongste minderjarige. In dat kader verzoekt de man de benoeming van een bijzondere curator.
- De vaderrol van de man bestond uit deelname aan het gezamenlijk avondeten en het op twee dagen in de week ophalen van de minderjarigen van school.
- De communicatie tussen partijen verloopt slecht. De vrouw krijgt slechts een e-mail of een sms met een bevel of eis. Er is geen sprake van overleg. De man houdt zich niet aan af- of uitspraken en intimideert de vrouw.
- De minderjarigen zitten klem in de strijd van hun ouders, zoals ook door diverse deskundigen is geconstateerd. Partijen hebben begeleiding nodig om hun communicatie te verbeteren, maar de man wil niet meewerken.
- De oudste minderjarige durft niet te zeggen wat zij wil. Zij wil geen week op week af regeling. De jongste minderjarige heeft een brief geschreven naar de rechter en wil deze regeling evenmin.
- De man beschikt niet over aparte slaapkamers voor de minderjarigen.
- De vrouw kan uiterlijk op 31 januari van ieder jaar aangeven welke weken van de zomervakantie zij vrij is.
Kinderalimentatie
€ 114.032,-, en een fiscale bijtelling van de auto van de zaak van € 16.065,- per jaar. De man heeft geen verklaring kunnen geven over de schommelingen in zijn inkomen. De verklaring van de advocaat van de man dat de accountant van de man nog met financiële stukken (jaarrekening 2016 en aangifte IB 2016) bezig was, maar deze niet op tijd gereed kon hebben, volstaat evenmin. Het hof neemt wel in aanmerking de door de man in hoger beroep gestelde lagere netto huurinkomsten van € 400,- in plaats van € 650,- per maand, nu de man ter terechtzitting heeft verklaard dat dat het juiste bedrag van de huuropbrengsten is en de vrouw dit niet heeft bestreden. Gelet op het vorenstaande gaat het hof uit van een NBI van de man van € 10.445,- per maand.
Partneralimentatie
Verdeling/afwikkeling huwelijkse voorwaarden
- Partijen hebben ter zitting bij de rechtbank afspraken gemaakt over de vaststelling van de aanspraak van de vrouw op het ouderdomspensioen van de man. De vrouw heeft in eerste aanleg tevens verzocht om afstorting. De rechtbank is derhalve niet buiten de rechtsstrijd gestreden.
- De vrouw heeft recht op de helft van het door de man tijdens het huwelijk opgebouwde ouderdomspensioen. Partijen zijn dit in artikel 12 van de akte houdende huwelijkse voorwaarden expliciet overeengekomen.
- Aanvullend en zonder voorbehoud zijn partijen in artikel 12 lid 3 expliciet overeengekomen dat bij pensioen in eigen beheer (zoals in casu het geval is) de echtgenoot die daarover zeggenschap heeft dient te bewerkstelligen dat pensioenaanspraken van de andere echtgenoot door middel van waardeoverdracht worden ondergebracht bij een (onafhankelijke) professionele verzekeringsmaatschappij. De man is aan deze overeenkomst gebonden.
- De pensioenaanspraken zijn niet reeds verdeeld met de toedeling van de aandelen in [A 2] aan de man, zoals de man stelt.
- De vrouw doet subsidiair een beroep op de redelijkheid en billijkheid.
Overige verzoeken
Bewijsaanbod
- de bepaling dat de vrouw in verband met de vakantieplanning op haar werk de man uiterlijk op 28 februari van elk jaar zal laten weten of hij de minderjarigen bij zich heeft de eerste drie dan wel de tweede drie weken van de zomervakantie van dat jaar;
- de bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van de minderjarigen;
- de bijdrage in de kosten van levensonderhoud voor de vrouw;