Uitspraak
GERECHTSHOF DEN HAAG
arrest van 5 december 2017
[appellant] ,
DE STAAT DER NEDERLANDEN (Ministerie van Justitie en Veiligheid),
Het geding
Beoordeling van het hoger beroep
Geldleningen:
Contragarantie:
Gecedeerde vordering [A] :
door de identiteitswijziging, omdat die omstandigheid niet tot het maatschappelijk risico van een schuldeiser behoort. Hiermee is niet verenigbaar de opvatting van [appellant] dat de Staat óók de schulden voor zijn rekening zou moeten nemen van een schuldenaar die, ook indien zijn identiteit wel bij zijn schuldeisers bekend was, niet in staat zou zijn geweest zijn schulden te voldoen. Dat die schulden onbetaald blijven is dan immers niet het gevolg van de identiteitswijziging, maar van het financieel onvermogen van de schuldenaar, hetgeen een omstandigheid is die in het maatschappelijk verkeer wél voor risico van de schuldeiser komt. Voor het in de toelichting uitdrukkelijk benoemen van de failliete getuige als uitzondering, zoals [appellant] voorstelt, was dan ook geen aanleiding. Hoewel aan [appellant] kan worden toegegeven dat het slot van de geciteerde passage van de toelichting in een andere richting lijkt te wijzen, moet de passage als geheel in redelijkheid worden begrepen in de hiervoor genoemde zin.
bewijspositie dan [appellant] , nog daargelaten dat dit op zichzelf niet voldoende is om de bewijslast op de Staat te leggen. Indien, zoals [appellant] lijkt te suggereren, [X] in het buitenland vermogen heeft verstopt, is het niet aannemelijk dat de Staat op dat punt over meer informatie beschikt of kan beschikken dan [appellant] en dat stelt [appellant] ook niet. Daarbij komt dat [appellant] jarenlange ervaring met [X] als zakenpartner heeft en, zoals uit de processtukken blijkt, in staat is geweest om gemotiveerd te betogen dat [X] ook na zijn identiteitswijziging over voldoende verdiencapaciteit beschikt om althans een deel van zijn schulden te betalen. Daar staat tegenover dat de Staat zijn verweer hoofdzakelijk baseert op openbare bronnen die ook voor [appellant] toegankelijk zijn. Voor zover [appellant] verdedigt dat de bewijslast op de Staat moet liggen omdat hij ( [appellant] ) niet in staat is om [X] als getuige voor te brengen, stuit dit betoog af op hetgeen het hof hierna overweegt: er is geen aanleiding om [appellant] tot het leveren van bewijs door het horen van [X] toe te laten. Afgezien daarvan levert bewijsnood onvoldoende reden op om de bewijslast om te keren.