In deze zaak gaat het om de onderbewindstelling van de goederen van de rechthebbende, die als gevolg van zijn geestelijke toestand niet in staat is om zijn vermogensrechtelijke belangen zelfstandig te behartigen. De rechthebbende is in hoger beroep gekomen van een beschikking van de kantonrechter in Den Haag, waarin zijn goederen onder bewind zijn gesteld en de inschrijving van het bewind in het Centraal Curatele- en Bewindregister is bevolen. De rechthebbende verzet zich tegen deze inschrijving, omdat hij van mening is dat deze een te grote inbreuk op zijn privacy vormt en niet noodzakelijk is voor zijn bescherming. Het hof oordeelt dat de inschrijving van het bewind alleen gerechtvaardigd is als er een reëel risico bestaat dat de rechthebbende nadelige rechtshandelingen verricht, wat in dit geval niet aan de orde is. Het hof vernietigt daarom de beschikking voor zover deze de inschrijving in het register betreft, maar bekrachtigt de onderbewindstelling en benoemt een nieuwe bewindvoerder, aangezien de huidige bewindvoerder om medische redenen niet kan voortzetten. De rechthebbende heeft aangegeven dat hij altijd in staat is geweest zijn eigen zaken te regelen, maar het hof concludeert op basis van medische rapportages dat hij niet in staat is om zijn vermogensrechtelijke belangen zelfstandig te behartigen. De beslissing van het hof is genomen op 13 december 2017.