ECLI:NL:GHDHA:2017:4250

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
18 juli 2017
Publicatiedatum
30 juli 2018
Zaaknummer
200.204.696
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van hoger beroep inzake bedrijfsmatige exploitatie van een appartement in strijd met de splitsingsakte

In deze zaak gaat het om een hoger beroep dat is ingesteld door een appellant, wonende te Hellevoetsluis, tegen de Vereniging van Eigenaren (VVE) van het Flatgebouw 't Groote Dok. De appellant, vertegenwoordigd door advocaat mr. L. Hennink, had in eerste aanleg bij de rechtbank Rotterdam een vordering ingesteld die was afgewezen. De rechtbank had op 10 augustus 2016 geoordeeld dat de appellant niet in zijn verzoek tot afwijzing van de vordering van de VVE werd gevolgd. De appellant was van mening dat de rechtbank niet overeenkomstig zijn vordering had beslist en heeft daarom hoger beroep ingesteld.

Het Gerechtshof Den Haag heeft op 18 april 2017 het hoger beroep behandeld volgens de Second Opinion procedure. Tijdens de comparitie op 8 maart 2017 hebben de partijen ingestemd met het invullen en ondertekenen van de SO-formulieren, waarmee zij de conclusies van het Second Opinion Reglement (SOR) hebben aanvaard. Het hof heeft de overwegingen van de rechtbank Rotterdam overgenomen en het bestreden vonnis bekrachtigd, zonder nadere motivering te geven, zoals toegestaan onder artikel 4.2 SOR.

De appellant is als in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de kosten van het geding in hoger beroep, die zijn beperkt tot het door de VVE betaalde griffierecht van € 718,- en een punt volgens het toepasselijke liquidatietarief van € 894,-. Het arrest is uitgesproken ter openbare terechtzitting in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

GERECHTSHOF DEN HAAG

Afdeling Civiel recht
Zaaknummer : 200.204.696/01
Zaak- en rolnummer rechtbank : C/10/492780 / HA ZA 16-43

arrest van 18 april 2017

inzake

[appellant],

wonende te Hellevoetsluis,
appellant,
hierna te noemen: [appellant],
advocaat: mr. L. Hennink te Rotterdam,
tegen

VVE Flatgebouw ’t Groote Dok, Industriehaven 100-142,

gevestigd te Hellevoetsluis,
geïntimeerde,
hierna te noemen: de VVE,
advocaat: mr. J. Groot Koerkamp te Zoetermeer.

Het geding

1. Voor het verloop van het geding tot aan het tussenarrest van 20 december 2016 verwijst het hof naar dat arrest. De in dat arrest bevolen comparitie is gehouden op 8 maart 2017. Na een aanhouding van eerst twee weken en toen (wegens afwezigheid van de advocaat van appellant, die op de comparitie reeds had verklaard toepassing van de Second Opinion-procedure te wensen) nog een week voor beraad daarover hebben de behandelend advocaten een ingevuld en ondertekend SO-formulier als bedoeld in het Second Opinion Reglement (SOR) toegezonden. Voornoemd verzoek is toegestaan, waarna arrest is bepaald.

Beoordeling van het hoger beroep volgens de Second opinion procedure

2. Met het (doen) invullen en ondertekenen van de SO-formulieren hebben partijen ingestemd met het SOR en worden zij geacht de conclusies als bedoeld in artikel 347 lid 1 Rv te hebben genomen (zie ook de artikelen 3.3 en 3.4 SOR). De enige grief van [appellant] bestaat eruit dat de rechtbank Rotterdam (team haven en handel) in het bestreden vonnis van 10 augustus 2016 niet heeft beslist overeenkomstig hetgeen hij in eerste aanleg had gevorderd, te weten de afwijzing van de vordering van de VVE.
3. Het hof - dat kennis heeft genomen van de door [appellant] ten behoeve van de comparitie overgelegde stukken in eerste aanleg - neemt de overwegingen van de rechtbank over en maakt deze tot de zijne. Derhalve zal het bestreden vonnis worden bekrachtigd. Dit behoeft, gezien artikel 4.2 SOR, geen nadere motivering.
4. Als de in hoger beroep in het ongelijk gestelde partij zal [appellant] worden veroordeeld in de daarop gevallen kosten, die ingevolge artikel 4.4 SOR beperkt zijn tot het door de VVE betaalde griffierecht van € 718,- en, nu een comparitie heeft plaatsgevonden, één punt volgens het toepasselijke liquidatietarief, € 894,-.

Beslissing

Het hof:
  • bekrachtigt het tussen partijen gewezen vonnis van de rechtbank Rotterdam van 10 augustus 2016;
  • veroordeelt [appellant] in de kosten van het geding in hoger beroep, aan de zijde van de VVE tot op heden begroot op € 718,- aan verschotten en € 894,- aan salaris advocaat.
Dit arrest is gewezen door mrs. J.J. van der Helm, M.E. Honée en M.P.J. Ruijpers en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 18 april 2017 in aanwezigheid van de griffier.