16.2In het arrest van 27 februari 2015, nr, 14/03069 (ECLI:NL:HR:2015:472) heeft de Hoge Raad als volgt geoordeeld: 'De rechtstreekse werking en voorrang van artikel 56 VWEU brengen mee dat de hiermee strijdige bepalingen van nationaal recht in zoverre buiten toepassing moeten worden gelaten. In het onderhavige geval brengt dit mee dat de heffing van kansspelbelasting over het positieve verschil tussen de in een kalendermaand gewonnen prijzen en de in die kalendermaand gedane inzetten behaald bij in andere lidstaten van de EU gevestigde aanbieders achterwege moet blijven. In het gebrek dat aan de wettelijke regeling kleeft als gevolg van de hiervoor in 4.5.1 vastgestelde schending van artikel 56 VWEU kan door de rechter namelijk niet op andere wijze worden voorzien omdat uit het stelsel van de wet, de daarin geregelde gevallen en de daaraan ten grondslag liggende beginselen noch uit de wetsgeschiedenis, voldoende duidelijk kan worden afgeleid hoe dit zou dienen te geschieden (vgl. HR 14 november 2008, nr. 40597bis, ECLI:NL:HR:2008:BG4211, BNB 2009/3).' 17. Gegeven het wettelijk kader en de jurisprudentie onder 16.1 en 16.2 moet naar het oordeel van de rechtbank als aanbieder van het pokerspel dat via internet wordt gespeeld, worden aangemerkt degene met wie de speler een rechtsbetrekking is aangegaan op grond waarvan de speler de gelegenheid is geboden deel te nemen aan het pokerspel. De deelname aan het pokerspel vindt plaats door middel van de software die aan [belanghebbende] ter beschikking is gesteld. De rechtbank is van oordeel dat degene die de software ter beschikking stelt waarmee daadwerkelijk toegang wordt verkregen tot het pokerspel, de aanbieder van het pokerspel is. Dat de software ter verkrijging van een toegang tot het pokerspel, aan [belanghebbende] ter beschikking is gesteld door Pokerstars en Full Tilt, is niet in geschil.
18. Uit hetgeen is overwogen onder 4 en 6 volgt dat [belanghebbende] overeenkomsten heeft gesloten met RGEL en met FT. Naar het oordeel van de rechtbank heeft [belanghebbende] met die overeenkomsten aannemelijk gemaakt dat RGEL en FT zijn contractspartners zijn en dat zij de software ter beschikking stellen. Dat in de overeenkomsten ook RS als contractspartner wordt genoemd, gevestigd op Isle of Man, leidt niet tot een ander oordeel. Uit de overeenkomsten blijkt namelijk dat RS alleen de zogenoemde 'play money/play for free games' aanbiedt. Gesteld noch gebleken is dat [belanghebbende] andere dan de zogenoemde 'real money games' heeft afgenomen.
19. Met het overleggen van de stukken die zijn vermeld onder 4, 5 en 6 en met hetgeen door [belanghebbende] overigens is aangevoerd waaronder de verwijzing naar jurisprudentie, acht de rechtbank voldoende aannemelijk gemaakt dat RGEL en - sinds 10 december 2012 - FT zijn gevestigd op Malta, dat zij aldaar zijn ingeschreven in het handelsregister en dat zij beschikken over door de Maltese Gaming Authority afgegeven vergunningen. Met betrekking tot FT overweegt de rechtbank dat FT, zoals vermeld onder 5, sinds 10 december 2012 een klasse 3 vergunning (nr. LGA/CL3/846/2012) heeft, die alleen met de aan RN verleende klasse 4 vergunning (nr. LGA/CL4/795/2011) is te gebruiken. [De Inspecteur] erkent dat RGEL en FT op Malta daadwerkelijk een vestiging hebben en beschikken over een licence, maar stelt dat hieraan voorbij moet worden gegaan, gezien de grote zeggenschap van RG en omdat de verleende licences slechts hosting-vergunningen zijn die niet het aanbieden van pokerspelen zelf omvatten.
20. De rechtbank overweegt dat [de Inspecteur] aannemelijk heeft gemaakt dat RG zijn hoofdkantoor heeft op Isle of Man, dat de vestiging op Isle of Man een aanzienlijke omvang heeft, dat daar belangrijke beslissingen worden genomen ten aanzien van de verschillende onderdelen van RG en dat de infrastructuur benodigd voor het spelen van internetpoker zich voornamelijk daar bevindt. Daarmee heeft hij echter niet aannemelijk gemaakt dat de activiteiten van RGEL en FT die op Malta plaatsvinden zodanig van ondergeschikt belang zijn dat er op Malta feitelijk in het geheel geen economische activiteiten plaatsvinden als bedoeld in de door de Hoge Raad aangehaalde jurisprudentie van het Hof van Justitie van de EU. De rechtbank neemt daarbij in aanmerking dat uit de Maltese regelgeving volgt dat alleen een vergunning wordt verleend wanneer daadwerkelijk sprake is van een vestiging op Malta. De rechtbank volgt [de Inspecteur] evenmin in zijn betoog dat de aan RGEL en FT afgegeven vergunningen onvoldoende zijn voor het aanbieden van de pokerspelen. Een class 3 licence houdt in dat vergunning wordt verleend 'to promote and, or abet remote gaming from Malta' en een class 4 licence geeft het recht 'to host and manage remote gaming operators, excluding the licensee himself'. De class 4 licence opent dus de mogelijkheid om, zoals in het voorliggende geval, kansspelen aan te bieden die eigendom zijn van een ander.
21. Uit het vorenstaande volgt dat voor de opbrengsten bij Pokerstars.eu en Fulltilt.eu belastingheffing achterwege dient te blijven. Dat betekent dat er in het tijdvak geen voor de KSB in aanmerking te nemen positieve resultaten zijn en dat de naheffingsaanslag ten onrechte is opgelegd. De rechtbank overweegt daarbij dat gesteld noch gebleken is dat in de naheffingsaanslag opbrengsten van Fulltilt.eu over de maanden juni 2012 tot en met november 2012 zijn begrepen.
22. Gelet op al hetgeen hiervoor is overwogen dient het beroep gegrond te worden verklaard.
23. De rechtbank vindt aanleiding [de Inspecteur] te veroordelen in de door [belanghebbende] gemaakte proceskosten. De rechtbank stelt de kosten op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht (het Besluit) voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 741 (1 punt voor het indienen van het bezwaarschrift, met een waarde per punt van € 246, 1 punt voor het indienen van het beroepschrift, met een waarde per punt van € 495 en een wegingsfactor 1).
24. Voor een toekenning van een proceskostenvergoeding naar de werkelijke kosten is grond indien [de Inspecteur] het verwijt treft dat hij een beschikking of uitspraak geeft respectievelijk doet of in rechte handhaaft, terwijl op dat moment duidelijk is dat die beschikking of uitspraak in de daartegen ingestelde procedure geen stand zal houden of hij in vergaande mate onzorgvuldig heeft gehandeld. Naar het oordeel van de rechtbank kan [de Inspecteur] niet een dergelijk verwijt worden gemaakt nu hij aan zijn standpunten nieuwe feiten ten grondslag heeft gelegd. In zoverre is naar het oordeel van de rechtbank dan ook geen sprake van in vergaande mate onzorgvuldig handelen of tegen-beter-weten-in procederen door [de Inspecteur]. Ook overigens is de rechtbank niet gebleken van feiten of omstandigheden die een integrale kostenvergoeding rechtvaardigen. De rechtbank wijst het verzoek om een integrale kostenvergoeding af.
(…)"