Uitspraak
GERECHTSHOF DEN HAAG
bij vervroeging)
Gerechtshof Den Haag
In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof Den Haag op 29 maart 2017, gaat het om een hoger beroep betreffende de verhuizing van een minderjarige naar Portugal. De moeder, verzoekster in hoger beroep, heeft verzocht om toestemming voor deze verhuizing, terwijl de vader, verweerder, zich hiertegen verzet. De rechtbank had eerder het verzoek van de moeder afgewezen, waarbij de raad voor de kinderbescherming was betrokken om de belangen van de minderjarige te waarborgen. Het hof heeft de feiten en omstandigheden van de zaak zorgvuldig gewogen, waarbij het belang van de minderjarige voorop staat. De raad heeft geadviseerd dat het gezamenlijk gezag van de ouders in het belang van de minderjarige is en dat de huidige regelmatige contacten tussen de vader en de minderjarige behouden moeten blijven. Het hof concludeert dat de moeder onvoldoende heeft aangetoond dat er een noodzaak is voor de verhuizing naar Portugal, vooral gezien haar vaste baan in Nederland en het feit dat de minderjarige afhankelijk is van de moeder voor contact met de vader. Het hof bekrachtigt de eerdere beslissing van de rechtbank en compenseert de proceskosten, waarbij iedere partij de eigen kosten draagt. De beslissing benadrukt het belang van het behoud van het contact tussen de vader en de minderjarige, wat in het belang van de ontwikkeling van het kind is.