In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 28 februari 2017 uitspraak gedaan in een beklagprocedure, ingediend door klager tegen de beslissing van de hoofdofficier van justitie te Den Haag om twee politieambtenaren niet te vervolgen voor mishandeling. Klager, vertegenwoordigd door zijn raadsman mr. C.J. Nierop, had op 25 februari 2016 aangifte gedaan van mishandeling door de beklaagden, waarbij hij stelde dat hij door een politiehond was gebeten en door de beklaagden was geslagen en geschopt. De hoofdofficier van justitie had de zaak geseponeerd, omdat de beklaagden volgens hem proportioneel en gerechtvaardigd geweld hadden gebruikt.
Tijdens de behandeling in raadkamer op 8 februari 2017 heeft de advocaat-generaal mr. T.W. d’Anjou geadviseerd het beklag af te wijzen. Klager en zijn raadsman hebben hun standpunt toegelicht, waarbij de raadsman betoogde dat de inzet van de politiehond en het geweld van de beklaagden onrechtmatig was. Het hof heeft de verklaringen van klager en de beklaagden zorgvuldig gewogen en geconcludeerd dat de beklaagden gerechtvaardigd geweld hebben toegepast. Klager had zich verzet tegen zijn aanhouding en was een vluchtende verdachte, wat de inzet van de politiehond rechtvaardigde.
Het hof oordeelde dat de verwondingen van klager het gevolg waren van zijn eigen verzet en dat er onvoldoende gronden waren om de beslissing van de hoofdofficier van justitie te betwisten. Het beklag werd afgewezen, en het hof benadrukte dat de politie beschikt over een wettelijk geweldsmonopolie, dat in deze situatie rechtmatig was toegepast. De beschikking is gegeven door de voorzitter en leden van het hof, en er staat geen gewoon rechtsmiddel open tegen deze beslissing.