ECLI:NL:GHDHA:2018:2193

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
13 juni 2018
Publicatiedatum
31 augustus 2018
Zaaknummer
22-000017-16
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Oplichting van een 84-jarige buurman door een echtpaar met valse hoedanigheid en listige kunstgrepen

In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 13 juni 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Den Haag. De verdachte, samen met haar (ex-)man, is schuldig bevonden aan oplichting van hun 84-jarige buurman, die inmiddels is overleden. Gedurende een periode van ruim acht maanden hebben de verdachten het slachtoffer bewogen tot de afgifte van in totaal circa € 74.000,- door middel van valse voorwendselen en listige kunstgrepen. De verdachten hebben misbruik gemaakt van het vertrouwen en de kwetsbaarheid van de alleenstaande buurman, die door zijn hoge leeftijd en fysieke achteruitgang een makkelijke prooi was.

De verdachte heeft, samen met haar medeverdachte, het slachtoffer herhaaldelijk benaderd met leugenachtige verhalen over financiële nood en een erfenis die zij zouden ontvangen. Door deze leugens en het tonen van valse documenten hebben zij het slachtoffer overtuigd om hen geld te lenen. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachten zich hebben voorgedaan als bonafide geldleners, terwijl zij van meet af aan niet van plan waren om het geleende geld terug te betalen. De verdachte is veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van 9 maanden, met de verplichting om het geleende bedrag terug te betalen aan de erfgenamen van het slachtoffer.

De advocaat-generaal had gevorderd dat het vonnis van de rechtbank zou worden vernietigd en dat de verdachte zou worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 9 maanden, waarvan 3 maanden voorwaardelijk. Het hof heeft de vordering van de benadeelde partij, die een schadevergoeding van € 73.692,03 had ingediend, toegewezen. De uitspraak benadrukt de ernst van de oplichting en het misbruik van vertrouwen van een kwetsbaar slachtoffer.

Uitspraak

Rolnummer: 22-000017-16
Parketnummer: 09-807273-14
Datum uitspraak: 13 juni 2018
TEGENSPRAAK

Gerechtshof Den Haag

meervoudige kamer voor strafzaken

Arrest

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Den Haag van 23 december 2015 in de strafzaak tegen de verdachte:

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] op [geboortejaar] 1955,
[adres].
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van dit hof op 10 mei 2016, 12 juni 2017 en 30 mei 2018.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen namens de verdachte naar voren is gebracht.
Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte ter zake van het ten laste gelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 9 maanden, waarvan 3 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar. Voorts is een beslissing genomen omtrent de vordering van de benadeelde partij [aangever], zoals omschreven in het vonnis waarvan beroep.
Namens de verdachte is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is - na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting in hoger beroep - ten laste gelegd dat:
zij in of omstreeks 29 januari 2013 t/m 31 oktober 2013 te 's-Gravenhage (meermalen), tezamen en in vereniging met een ander of anderen, alt[medeverdachte] alleen, telkens met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of van een valse hoedanigheid en/of door een of meer listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, [aangever] heeft bewogen tot de afgifte van ongeveer 72.000 euro, in elk geval een geldbedrag, hebbende verdachte en/of zijn mededader(s) met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid (telkens) aangegeven geld te willen lenen voor:
- de aflossing van een belastingschuld en/of
- het betalen van rekeningen en/of
- het betalen van grafkosten en/of
- het betalen van een boete en/of
- om het recht op een erfenis te kunnen uitvoeren en/of aan die [aangever] toegezegd het geld terug te betalen zodra zij en/of haar medeverdachte over geld van de/een erfenis zou beschikken en/of een (valselijk opgemaakt) email van een notaris getoond waarin een geldbedrag stond vermeld en/of nota's getoond die betaald moesten worden en/of toegezegd dat het (geleende) geldbedrag terug zou worden betaald, terwijl dit niet (geheel)is terugbetaald en/of een valse hoedanigheid aangenomen, immers heeft/hebben verdachte en/of zijn mededader zich voorgedaan als bonafide geldlener, waardoor die [aangever] werd bewogen tot bovenomschreven afgifte;
subsidiair, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
zij in de periode van 29 januari 2013 tot en met 31 oktober 2013 te ’s-Gravenhage (meermalen) tezamen en in vereniging met een ander, alt[medeverdachte] alleen, opzettelijk (een) geldbedrag(en) (tot een totaal van ongeveer 80.000 euro), toebehorende aan [aangever], welk(e) geldbedrag(en) verdachte en/of haar mededader anders dan door misdrijf onder zich had, te weten als een lening ten behoeve van het betalen van (een) rekening(en) en/of schuld(en) en/of kosten (zoals belastingaanslag, boete belastingdienst, grafkosten, verzekeringskosten, energierekening, notariskosten, deurwaarderskosten, verpleegkosten, vaste lasten, telefoonkosten, huur), wederrechtelijk zich heeft toegeëigend.
Vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd en dat de verdachte ter zake van het onder 1 primair ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 9 maanden, waarvan 3 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven reeds omdat in hoger beroep de tenlastelegging is gewijzigd. Voorts komt het hof tot een wezenlijk andere strafoplegging.
Bewijsoverwegingen
1. Inleiding [1]
De verdachte wordt verweten dat zij zich tezamen en in vereniging heeft schuldig gemaakt aan oplichting van aangever [aangever] en hem heeft bewogen tot afgifte van geld.
De rechtbank heeft uitvoerige bewijsvoeringen in het vonnis opgenomen. Het hof kan zich grotendeels met deze overwegingen verenigen. Het hof zal deze overwegingen dan ook in zoverre overnemen en waar nodig aanpassen en/of aanvullen.

2. Feitelijke vaststellingen

Op 3 november 2013 heeft aangever [aangever] (destijds 84 jaar) aangifte van oplichting gedaan. Kort en zakelijk weergegeven verklaarde hij dat hij woonachtig is aan het [adres 1] te ’s-Gravenhage en dat in januari 2013 aan het [adres 2] nieuwe bewoners zijn ingetrokken, te weten medeverdachte [medeverdachte] en verdachte [verdachte]. De aangifte hield in dat [medeverdachte] en [verdachte] in de periode van 29 januari 2013 tot en met 31 oktober 2013 meermalen voor verschillende doeleinden geld hadden geleend tot een omvangrijk totaalbedrag (circa 70.000 tot 80.000 euro) en dit, op een zeer klein deel na, niet hebben terugbetaald. [2]
Aangever [aangever] heeft verklaard dat op 29 januari 2013 verdachte [verdachte] bij hem thuis aanbelde en hem vertelde dat ze in geldnood zat. Ze kon de huur niet meer betalen en vroeg aangever om hulp. Nadat aangever haar had aangeboden om € 800,- voor te schieten, beloofde zij hem terug te betalen met het geld dat haar (ex-)man, [medeverdachte], zou ontvangen uit een erfenis. Vervolgens zijn zowel verdachte [medeverdachte] als verdachte [verdachte] vanaf die datum tot en met 31 oktober 2013 meermalen bij aangever aan de deur geweest om geld te lenen. Daarbij vertelden zij dat zij hun rekeningen niet konden betalen en een belastingschuld hadden. Als aangever hen geen geld wilde lenen, zeiden verdachten dat hij het gehele bedrag nooit meer terug zou krijgen omdat de erfenis van [medeverdachte] pas vrij zou komen als deze belastingschuld betaald was. Telkens als aangever verdachten geld leenden, beloofden zij dat hij het geld snel terug zou krijgen. [3] Toen aangever vroeg hoe ze al dat geleende geld terug gingen betalen, vertelden ze dat de notaris de erfenis tegenhield tot alle schulden betaald zouden zijn en werd aangever een e-mail van de notaris getoond waarin deze schreef dat het makkelijk zou lukken. [4] Als verdachte [verdachte] geld kwam lenen, liet zij bijvoorbeeld een rekening van gas of elektriciteit zien, of een overzicht van waar ze geld aan moesten uitgeven. [5]
De dochter van aangever [aangever] merkte dat haar vader in de genoemde periode zowel fysiek als mentaal sterk achteruit was gegaan en op een zeker moment zijn eigen huur niet meer kon betalen. [6]
Uit de bankafschriften van aangever is gebleken dat in de periode van 26 juni 2013 tot en met 31 oktober 2013 27 overboekingen zijn gedaan naar de gezamenlijke rekening van [verdachte] en [medeverdachte] voor een totaalbedrag van € 73.191,03. Bij deze overboekingen stonden omschrijvingen als “betaling boete door Belastingdienst opgelegd bedrag via notaris”, “kosten graf [x]”, “nota Eneco”, “bijdrage kosten notaris”, “restant BTW notaris” en “betaling ivm belastingaanslag via notaris”. [7]
Blijkens het door aangever bijgehouden kasboekje en de door hem opgemaakte notities en kwitanties heeft hij daarnaast negen maal contant geld geleend aan verdachten, voor in totaal € 6.950,-. In het kasboekje wordt ‘[verdachte]’ (naar het hof begrijpt: verdachte [verdachte]) driemaal aangeduid als ontvanger van contante bedragen. [8]
In de periode van juni 2013 tot en met oktober 2013 is van de gezamenlijke rekening van verdachten met rekeningnummer [x] in totaal € 65.830,- contant opgenomen, zowel met hun gezamenlijke pinpas (16 keer), als die van verdachte [verdachte] (32 keer) en die van verdachte [medeverdachte] (26 keer). [9]
In de periode van juni 2013 tot en met december 2013 hebben verdachten [medeverdachte] en [verdachte] respectievelijk 97 en 88 keer Holland Casino Scheveningen bezocht. [10] Daarbij speelden zij altijd samen aan de roulettetafel, waarbij zij kennelijk een systeem van spelen hanteren. Halverwege 2013 is plotseling hun aantal bezoeken toegenomen en hun inzet op de tafel verhoogd. Ze beschikten op een gegeven moment over meer geld dan voorheen en speelden regelmatig met enkele duizenden euro’s inzet. [11]
Op 11 en 12 augustus 2013, alsmede op 31 oktober 2013 zijn grote bedragen — duizenden euro’s — gepind van de rekening van [medeverdachte] bij de pinautomaat aan het Kurhaus te Scheveningen. [12] Op deze drie data hebben beide verdachten ook het Holland Casino te Scheveningen bezocht. [13] Rond die data zijn door aangever [aangever] tevens bedragen van enkele duizenden euro’s naar de rekening van verdachten overgemaakt. [14]
Bij onderzoek van de inbeslaggenomen administratie van de verdachten zijn vijf aankoopbonnen van de MediaMarkt aangetroffen. Het gaat om meerdere aankopen in de periode van 8 juli 2013 tot en met 26 juli 2013 voor een totaalbedrag van € 1.360,96, onder meer voor twee Samsung TV’s van € 555,- en € 679,-. [15]
Verdachte [verdachte] heeft verklaard dat [medeverdachte] en zijzelf geen notaris hadden, noch een belastingschuld en dat er geen erfenis was. [16] Zij ontvingen samen een gezinsuitkering van € 1.300,- per maand (inclusief vakantiegeld) waar zij van rond moesten komen [17] en hadden samen schulden van in totaal een paar duizend tot enkele tienduizenden euro’s. [18]
Voorts heeft zij verklaard dat zij mantelzorger is voor haar dementerende man, [19] zij de administratie deed [20] en dat [medeverdachte] in januari 2014 sinds circa een halfjaar niet meer bij de bankgegevens kon. [21] Daarnaast heeft zij verklaard dat zij maandelijks de bank belde om het saldo te controleren en na te gaan of hun uitkering reeds gestort was. [22]
Een andere bewoonster van het [adres] heeft als getuige verklaard dat, toen verdachten ongeveer twee weken in de flat woonden, de verdachte naar haar toe is gekomen met de vraag of ze geld kon lenen. Daarbij heeft verdachte aangegeven dat haar man zijn maandloon voor de huur en gasrekening had opgehaald, maar onderweg was verloren. De getuige heeft dit toen geweigerd. Zij heeft in plaats daarvan eten aangeboden. De verdachte heeft de diepvriesmaaltijden aangenomen, maar de volgende dag weer teruggebracht. [23]

Nadere overwegingen en bespreking verweren

Oplichting
De raadsvrouw heeft betoogd dat noch oplichting, noch verduistering bewezen kan worden verklaard. Zij heeft gesteld dat de aangever geld heeft uitgeleend en deels is terugbetaald en dat van oplichting dan wel verduistering dus geen sprake was. In dit verband heeft de raadsvrouw, samengevat weergegeven, aangevoerd dat een samenweefsel van verdichtsels niet bewezen kan worden verklaard; er zou immers, als de verklaring van aangever al zou moeten worden gevolgd, slechts sprake zijn van één leugen hetgeen daartoe onvoldoende is. Daarnaast heeft de raadsvrouw betoogd dat er evenmin voldoende bewijs is om aan te kunnen nemen dat van listige kunstgrepen of het aannemen van een valse hoedanigheid sprake was.
Het hof verwerpt de verweren van de raadsvrouw op grond van de navolgende overwegingen.
Algemeen
Voor bewezenverklaring van oplichting is onder meer nodig dat de verdachte(n) met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen een valse naam en/of valse hoedanigheid hebben aangenomen, en/of een of meer listige kunstgrepen en/of een samenweefsel van verdichtsels hebben gebruikt om een ander te bewegen tot afgifte van — in dit geval — een of meer geldbedragen. Wat onder die oplichtingsmiddelen moet worden begrepen heeft de Hoge Raad recent verduidelijkt in HR 20 december 2016, ECLI:NL:HR:2016:2889. Daaraan ontleent het hof de volgende beschouwingen.
Als belangrijk gemeenschappelijk kenmerk van de verschillende in de delictsomschrijving opgenomen oplichtingsmiddelen kan worden genoemd dat de verdachte door een specifieke, voldoende ernstige vorm van bedrieglijk handelen bij een ander een onjuiste voorstelling van zaken in het leven wil roepen teneinde daarvan misbruik te kunnen maken.
Zo gaat het bij het gebruik van een samenweefsel van verdichtsels in de kern om gesproken en/of geschreven uitingen die bij die ander een, op meer dan een enkele leugenachtige mededeling gebaseerde, onjuiste voorstelling van zaken in het leven kunnen roepen. Daarvan kan ook sprake zijn indien sprake is van (slechts) één leugenachtige mededeling van voldoende gewicht, in combinatie met andere aan de verdachte toe te rekenen gedragingen en/of omstandigheden die tot misleiding van het beoogde slachtoffer kunnen leiden, zoals het misbruik van een tussen de verdachte en het beoogde slachtoffer bestaande vertrouwensrelatie.
Bij listige kunstgrepen gaat het in vergelijkbare zin in de kern om meer dan een enkele misleidende feitelijke handeling die een onjuiste voorstelling van zaken in het leven kan roepen.
De in de rechtspraak wel gebruikte formulering dat een verdachte zich als een 'bonafide' deelnemer aan het rechtsverkeer heeft gepresenteerd, is met betrekking tot het aannemen van een valse hoedanigheid slechts relevant als zo een presentatie als bonafide (potentiële) wederpartij berust op voldoende specifieke gedragingen die in de desbetreffende context erop zijn gericht bij het beoogde slachtoffer een onjuiste voorstelling van zaken in het leven te roepen teneinde daarvan misbruik te maken.
In deze zaak
Het hof stelt op grond van de bewijsmiddelen vast dat aangever in de ten laste gelegde periode geld heeft overgemaakt naar de gezamenlijke rekening van verdachten en dat hij in deze periode ook contant geld heeft overhandigd aan de verdachte en haar medeverdachte. Op basis van de gebezigde bewijsmiddelen en het onderzoek ter terechtzitting is het hof van oordeel dat in deze zaak geen sprake is van de enkele omstandigheid dat de verdachten zich hebben voorgedaan als bonafide geldlener.
Verdachten hebben zich in de eerste plaats bediend van leugens. Deze bestonden erin dat de verdachten aangever meermalen hebben voorgehouden dat zij geld wilden lenen om een belastingschuld en andere schulden te voldoen en om daarmee een erfenis van de vader van verdachte [medeverdachte] te kunnen effectueren, alsmede dat de notaris de erfenis zou tegenhouden totdat alle schulden zouden zijn betaald. Aan aangever werd meermalen toegezegd dat hij zou worden terugbetaald als de erfenis daadwerkelijk geëffectueerd zou zijn. Daarbij werd hem voorgehouden dat hij zijn geld niet terug zou zien als hij verdachten niet nog méér geld zou lenen. Dan zou de erfenis immers niet te gelde kunnen worden gemaakt. Verdachte [verdachte], naar eigen zeggen belast met de administratie en de financiën van hen beiden, heeft op 22 januari 2014 echter bij de politie verklaard dat bij haar of medeverdachte [medeverdachte] geen sprake was ‘van een belastingschuld, erfenis of notaris.’ [24] [medeverdachte] zelf heeft dat bevestigd ten overstaan van de raadsheer-commissaris. [25] De vertrouwenwekkende aard, het aantal en het elkaar versterkende karakter van de onware mededelingen, alsook het gegeven dat deze tot een — blijkens de verklaringen van aangever en diens dochter — kwetsbare oude man waren gericht die niet meer het gevoel had terug te kunnen, maken dat de handelingen van de verdachten, tezamen genomen, naar het oordeel van het hof bovendien kunnen worden gekwalificeerd als een “samenweefsel van verdichtsels”.
Om hun leugens bij aangever ingang te doen vinden, hebben verdachten hem meerdere keren schriftelijke stukken getoond, waaronder nota’s en een e-mail van de beweerdelijke notaris.
Deze handelingen zijn daarom aan te merken als bedrieglijke handelingen. Het hof ziet geen aanleiding om te twijfelen aan de verklaring van aangever op dit punt, omdat deze steun vindt in de hiervoor aangehaalde omschrijvingen van de girale overboekingen aan verdachten. Deze bedrieglijke handelingen hebben bij aangever een onjuiste voorstelling van zaken ingang doen vinden en hem bewogen tot afgifte van geldbedragen. Verdachten hebben aldus tevens gebruik gemaakt van “listige kunstgrepen”.
Het hof is voorts van oordeel dat bovengenoemde leugens en bedrieglijke gedragingen van verdachten, tezamen en in onderling verband bezien, aangever in de waan hebben gebracht met bonafide geldleners van doen te hebben en hij ook aldus werd bewogen tot afgifte van het geld.
Verdachten hebben bij de aangever een onjuiste voorstelling van zaken in het leven geroepen teneinde daarvan misbruik te maken, zodat tevens sprake is van het aannemen van een ”valse hoedanigheid”, te weten de valse hoedanigheid van bonafide geldleners. Dat verdachten tweemaal een bedrag van € 500,- hebben afgelost, doet aan dit oordeel niet af, omdat het bij die twee aflossingen is gebleven en de bedragen niet in verhouding staan tot de tot dan toe geleende bedragen. Het hof merkt die twee aflossingen dan ook aan als het ‘aan het lijntje houden’ van de aangever door de verdachten. Dat verdachten van meet af aan niet van plan (noch in staat) waren om het geleende geld terug te betalen, volgt voorts uit de grote contante geldopnamen en de frequente bezoeken aan Holland Casino waar zij in een periode van acht maanden ongeveer 90 keer samen hebben gegokt met (voor hun doen) ongebruikelijk hoge inzetbedragen, alsmede de forse uitgaven bij MediaMarkt in juli 2013.
Aldus is het hof, met de advocaat generaal en anders dan de verdediging, van oordeel dat, met deze handelingen en omstandigheden, sprake is van oplichting als bedoeld in artikel 326 Wetboek van Strafrecht.
Betrokkenheid verdachte
De verdachte heeft bij de politie en ten overstaan van de rechtbank verklaard dat haar man een lening bij aangever [aangever] had waar zij niets vanaf wist, tot zij met de aangifte geconfronteerd werd. Zij dient derhalve - in haar visie - vrijgesproken te worden van het tenlastegelegde. De raadsvrouw heeft, in aanvulling daarop, in hoger beroep betwist dat van medeplegen sprake is geweest en in dat verband, kort gezegd, gesteld dat verdachte geen uitvoeringshandelingen heeft verricht in de sfeer van de tenlastegelegde oplichting of de subsidiair tenlastegelegde verduistering.
Het hof overweegt te dien aanzien als volgt.
Aangever [aangever] heeft in zijn gedetailleerde en consistente aangifte, alsmede de verhoren daarna, verklaard dat ook de verdachte bij hem kwam om geld te lenen. Zij deed dit al dan niet samen met medeverdachte [medeverdachte]. Deze verklaring wordt ondersteund door het door hem in die periode bijgehouden kasboekje waarin vermeld staat dat hij enkele contante bedragen aan ‘[verdachte]’, de verdachte, heeft geleend. Het hof heeft geen aanknopingspunten in het dossier gevonden om aan de betrouwbaarheid van aangever te twijfelen.
De verklaring van de verdachte is daarentegen niet aannemelijk geworden, temeer nu zij zelf heeft verklaard de administratie te voeren voor haarzelf en [medeverdachte], omdat zij zijn mantelzorger is. Daar komt bij dat zij het saldo van hun gezamenlijke rekening controleerde en dat er 32 keer met haar pinpas (grote) contante geldbedragen zijn opgenomen. Het hof acht de verklaring van verdachte dat het telkens medeverdachte [medeverdachte] is geweest die hiervoor in een periode van acht maanden, als dementerende man, 32 keer buiten haar medeweten haar pinpas zou hebben gebruikt ongeloofwaardig.
Ook acht het hof het ongeloofwaardig dat medeverdachte [medeverdachte] deze bedragen door aangever liet storten zonder dat zij hiervan op de hoogte zou zijn geraakt. Bovendien is de verklaring van de verdachte, dat zij slechts mee ging naar Holland Casino als begeleidster van haar demente man omdat hij niet zonder haar over straat mag, niet te verenigen met haar verklaring dat hij wel 32 keer alleen op pad zou zijn gegaan om buiten haar medeweten geld te pinnen.
Ook de verklaring van de verdachte ter terechtzitting in eerste aanleg dat haar (ex-)man speelde met andermans geld in Holland Casino, schuift het hof terzijde. De verdachte heeft niet nader verklaard voor wie hij dan speelde en hoe hij — als (sterk) dementerende man die haar constante begeleiding behoefde — aan dat geld kwam om mee te spelen. Bovendien heeft de verdachte deze verklaring pas op een zeer laat moment en wisselend afgelegd; allereerst heeft zij ter terechtzitting verklaard dat zij uit privacyoverwegingen geen namen wilde noemen en vervolgens dat zij niet wist voor wie haar man speelde. Ten slotte wordt haar verklaring ter terechtzitting in eerste aanleg, dat slechts haar man speelde en zij zich daar niet mee bezighield maar slechts als chaperonne meeging weerlegd door de verklaring van de manager van Holland Casino. Die heeft verklaard dat beide verdachten altijd samen speelden aan de roulettetafel en daar zelfs een eigen speelsysteem bij hanteerden.
Het hof leidt zijn overtuiging dat de verdachte wel degelijk betrokken is geweest bij het lenen van geld voorts af uit de verklaring van getuige [getuige 2], die heeft verklaard dat de verdachte ook bij haar langs is geweest om geld te lenen onder een soortgelijk voorwendsel als bij de aangever. [26]
Op basis van de aangifte, die ondersteuning vindt in de bijlagen daarbij, alsmede de overige inhoud van de gebezigde bewijsmiddelen, is het hof van oordeel dat de verdachte in een bewuste en nauwe samenwerking met medeverdachte [medeverdachte] aangever [aangever] heeft opgelicht.
Het hof komt gelet op het vorenstaande derhalve tot de volgende bewezenverklaring.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
Zij in
of omstreeksde periode29 januari 2013 t/m 31 oktober 2013 te 's-Gravenhage
(meermalen
), tezamen en in vereniging met een ander
of anderen, alt[medeverdachte] alleen,telkens met het oogmerk om zich en
/of (een
)ander
(en)wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen
van een valse naam en/ofvan een valse hoedanigheid en
/ofdoor
een of meerlistige kunstgrepen en
/ofdoor een samenweefsel van verdichtsels, [aangever] heeft bewogen tot de afgifte van
ongeveer 72.000 euro, in elk gevaleen geldbedrag, hebbende verdachte en
/ofhaarmededader
(s)met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - valselijk en
/oflistiglijk en
/ofbedrieglijk en
/ofin strijd met de waarheid (telkens) aangegeven geld te willen lenen voor:
- de aflossing van een belastingschuld en
/of
- het betalen van rekeningen en
/of
- het betalen van grafkosten en
/of
- het betalen van een boete en
/of
- om het recht op een erfenis te kunnen uitvoeren en
/ofaan die [aangever] toegezegd het geld terug te betalen zodra zij en/of haar medeverdachte over geld van de/een erfenis zou beschikken en
/ofeen
(valselijk opgemaakt)email van een notaris
getoond waarin een geldbedrag stond vermelden
/ofnota's getoond die betaald moesten worden en
/oftoegezegd dat het (geleende) geldbedrag terug zou worden betaald, terwijl dit niet (geheel) is terugbetaald en
/ofeen valse hoedanigheid aangenomen, immers
heeft/hebben verdachte en
/ofhaarmededader zich voorgedaan als bonafide geldlener, waardoor die [aangever] werd bewogen tot bovenomschreven afgifte.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewijsvoering
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het bewezen verklaarde levert op:

medeplegen van oplichting.

Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
Strafmotivering
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij heeft het hof in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft zich, samen met haar (ex-)man schuldig gemaakt aan oplichting van hun, inmiddels overleden, 84-jarige buurman. Daarbij hebben zij het slachtoffer bewogen tot de afgifte van in totaal circa
€ 74.000,-. Dit bedrag is, op € 1.000,- na, niet terugbetaald. Het bedrag is in delen van hem geleend, waarbij verdachten telkens met verschillende leugenachtige verhalen op de proppen kwamen om zo het slachtoffer ertoe te bewegen hun opnieuw een geldbedrag te lenen. De verdachten hebben misbruik gemaakt van het vertrouwen, de hulpvaardigheid en kwetsbaarheid van een alleenstaande buurman op hoge leeftijd. Dit alles heeft zich afgespeeld in een periode van ruim acht maanden, waarin het slachtoffer niet alleen financieel, maar blijkens de verklaring van zijn dochter ook fysiek en mentaal sterk achteruit is gegaan. Hij was door dat laatste een makkelijke prooi voor de verdachten, die overwicht op hem hadden. Aangever kon door de ‘leningen’ aan verdachten op een zeker moment niet eens meer zijn eigen huur betalen. Naast al zijn spaargeld, waarvan een deel was bestemd voor zijn kleinzoon, hadden zij immers óók zijn leefgeld verkregen. Verdachten hebben al dit geld hoofdzakelijk vergokt in het casino en besteed aan de aanschaf van elektronica. Aangever is hierdoor ernstig gedupeerd geraakt en, mede blijkens de verklaring van zijn dochter ten overstaan van de raadsheer-commissaris, in zekere zin ook getraumatiseerd geraakt; tot aan zijn dood op 12 oktober 2016 heeft hij zijn hoofd gebroken over de vraag waarom hij geld aan verdachten had “geleend”.
De verdachte heeft louter gehandeld uit winstbejag en zich niets aangetrokken van het lot van het slachtoffer. Het hof rekent een en ander de verdachte zeer aan.
Het hof heeft acht geslagen op een de verdachte betreffend uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 14 mei 2018, waaruit volgt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld wegens een ander strafbaar feit.
Het hof heeft voorts acht geslagen op het tijdsverloop in deze zaak. Het feit dateert uit 2013 en inmiddels zijn ongeveer 5 jaren verstreken.
Tot slot is gebleken dat de verdachte aan een veelvoud van medische problemen lijdt. De raadsvrouw van de verdachte heeft ter onderbouwing daarvan een aantal stukken aan het hof doen toekomen. Hieruit blijkt dat de verdachte onder andere lijdt aan COPD, noodzakelijk gebruik maakt van zuurstofflessen en zich voort beweegt middels een scootmobiel. De verdachte heeft daarbij de nodige ziekenhuisbezoeken.
Het hof is - alles afwegende en in het bijzonder gelet op de medische situatie van de verdachte - van oordeel dat een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur een passende en geboden reactie vormt.
Vordering tot schadevergoeding [aangever]
In het onderhavige strafproces heeft [aangever] zich als benadeelde partij gevoegd en een vordering ingediend tot vergoeding van geleden materiële schade als gevolg van het aan de verdachte ten laste gelegde, tot een bedrag van € 73.692,03, te vermeerderen met de wetteljke rente, welke vordering door de rechtbank volledig is toegewezen. [aangever] heeft die vordering vóór zijn overlijden en wel op 26 januari 2016 in hoger beroep gehandhaafd.
De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vordering van de benadeelde partij van € 73.692,03, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De vordering van de benadeelde partij is namens de verdachte betwist. De raadsvrouw heeft aangevoerd dat [aangever] op 17 oktober 2016 is overleden en uit het dossier niet afdoende blijkt dat de dochter van [aangever] de erfgenaam is, zodat de vordering reeds om die reden niet (meer) voor toewijzing in aanmerking komt.
Het hof verwerpt het verweer en zal de vordering toewijzen, waarbij zij eveneens de maatregel als bedoeld in artikel 36f Sr zal opleggen. Het hof overweegt daartoe het volgende.
De voeging van de benadeelde partij in eerste aanleg, duurt, voor zover toegewezen, van rechtswege voort in hoger beroep, ingevolge artikel 421, tweede lid, Sv. In deze zaak, waarin overigens is toegewezen wat is gevorderd, ligt dus een vordering ten behoeve van materiële schade van € 73.692,03, vermeerderd met de wettelijke rente, ter beoordeling voor. De omstandigheid dat [aangever] inmiddels is overleden, maakt dat niet anders. Evenmin staat die omstandigheid aan toewijzing van de vordering in de weg en ook niet aan oplegging van de maatregel als bedoeld in artikel 36f Sr "ten behoeve van het slachtoffer" (vgl. HR 13 juli 2010, ECLI:NL:HR:2010:BL9105 en HR 15 april 2014, ECLI:NL:HR:2014:917.
Naar het oordeel van het hof is door de benadeelde partij aangetoond dat de gestelde materiële schade is geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het bewezen verklaarde. De vordering van de benadeelde partij zal derhalve hoofdelijk worden toegewezen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente over dit bedrag vanaf 31 oktober 2013 tot aan de dag der algehele voldoening.
Dit brengt mee dat de verdachte dient te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, welke kosten het hof vooralsnog begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer [aangever]
Nu vaststaat dat de verdachte tot een bedrag van € 73.692,03 aansprakelijk is voor de schade die door het bewezen verklaarde is toegebracht, zal het hof aan de verdachte de hoofdelijke verplichting opleggen dat bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente met ingang van 31 oktober 2013, aan de Staat te betalen ten behoeve van het slachtoffer [aangever].
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36f, 47 en 326 van het Wetboek van Strafrecht, zoals zij rechtens gelden dan wel golden.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
9 (negen) maanden.
Bepaalt dat de gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.

Vordering van de benadeelde partij [aangever]

Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [aangever] ter zake van het bewezen verklaarde tot het bedrag van
€ 73.692,03 (drieënzeventigduizend zeshonderdtweeënnegentig euro en drie cent) ter zake van materiële schade, waarvoor de verdachte met de mededader(s) hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [aangever], ter zake van het bewezen verklaarde een bedrag te betalen van
€ 73.692,03 (drieënzeventigduizend zeshonderdtweeënnegentig euro en drie cent) als vergoeding voor materiële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
363 (driehonderddrieënzestig) dagen hechtenis, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte of zijn mededader(s) aan een van beide betalingsverplichtingen hebben voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de materiële schade op 31 oktober 2013.
Dit arrest is gewezen door mr. Th.P.L. Bot,
mr. W.A.G.J.W. Ferenschild en mr. B.P. de Boer, in bijzijn van de griffier mr. L.A. Haas.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 13 juni 2018.

Voetnoten

1.Tenzij anders vermeld wordt bij gebruik voor het bewijs van processen-verbaal gedoeld op processen-verbaal in de zin van artikel 344, eerste lid, onder 2, van het Wetboek van Strafvordering.
2.Proces-verbaal van aangifte door [aangever] d.d. 3 november 2013, p. 89 en 90.
3.Proces-verbaal van aangifte door [aangever] d.d. 3 november 2013, p. 89 en 90.
4.Proces-verbaal van verhoor aangever [aangever] d.d. 3 januari 2014, p. 100.
5.Proces-verbaal van verhoor aangever [aangever] d.d. 3 januari 2014, p. 101.
6.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige] d.d. 29 december 2013, p. 119.
7.Geschriften, zijnde bijlagen bij proces-verbaal van aangifte door [aangever] d.d. 3 november 2013, bestaande uit bankafschriften, p. 92 t/m 96.
8.Proces-verbaal van verhoor aangever [aangever] d.d. 8 april 2014, p. 108 en geschriften, bestaande uit kopie kasboekje, p. 112 t/m 114, notities, p. 115 en 116 en kwitanties, p. 117.
9.Geschriften, bestaande uit overzichten van pinopnamen, p. 362-364 en geschriften, bestaande uit rekeningafschriften de gezamenlijke rekening van medeverdachte [medeverdachte] en verdachte [verdachte], p. 300 tot en met 346.
10.Geschriften, bestaande uit overzichten van casino-bezoeken, p. 215 en 216, 223 en 224.
11.Proces-verbaal verhoor getuige [getuige 2] d.d. 10 april 2014, p. 130 inclusief bijlagen, p. 132 t/m 140.
12.Geschrift, bestaande uit een overzicht van contante geldopnamen, p. 362.
13.Geschriften, bestaande uit overzichten van casino-bezoeken, p. 215 en 216, 224.
14.Geschrift, zijnde bijlage bij proces-verbaal van aangifte door [aangever] d.d. 3 november 2013, bestaande uit een overzicht van overschrijvingen naar de rekening van medeverdachte [medeverdachte] en verdachte [verdachte], p. 92 en 93.
15.Proces-verbaal van bevindingen, met bijlagen, p. 380 t/m 387.
16.Proces-verbaal van verhoor verdachte [verdachte] d.d. 22 januari 2014, p. 59.
17.Proces-verbaal van verhoor verdachte [verdachte] d.d. 22 januari 2014, p. 55.
18.Proces-verbaal van verhoor verdachte [verdachte] d.d. 22 januari 2014, p. 58 en 81.
19.Proces-verbaal van verhoor verdachte [verdachte] d.d. 22 januari 2014, p. 54.
20.Verklaring van de verdachte ter terechtzitting d.d. 10 december 2015.
21.Proces-verbaal van verhoor verdachte [verdachte] d.d. 22 januari 2014, p. 57.
22.Proces-verbaal van verhoor verdachte [verdachte] d.d. 22 januari 2014, p. 60 en verklaring van de verdachte ter terechtzitting d.d. 10 december 2015.
23.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 3] d.d. 16 januari 2014, p. 120.
24.Proces-verbaal van verhoor verdachte [verdachte] d.d. 22 januari 2014, p. 56, 57 en 59.
25.Proces-verbaal van verhoor getuige [medeverdachte] bij de raadsheer-commissaris d.d. 26 oktober 2016.
26.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 2] d.d. 16 januari 2014, p. 120.