Uitspraak
Uitspraak van 26 september 2018
de inspecteur van de Belastingdienst, kantoor Maastricht, de Inspecteur,
Aanslagen, beschikkingen, bezwaren en geding in eerste aanleg
Loop van het geding in hoger beroep
Vaststaande feiten
KOMEN ALS VOLGT OVEREEN:
1. [Belanghebbende] zal zich op eerste verzoek van de [H] tot borg stellen uit hoofde van het aanmerkelijk belang c.q. grootaandeelhouderschap c.q. als bestuurder, indien van toepassing en voor zover de overige aandeelhouders minimaal naar evenredigheid van de door hen gehouden aandelen zich eveneens borg stellen;
2. De vennootschappen aan de borg ter beschikking stellen, telkens binnen 6 maanden na afloop van het boekjaar de jaarstukken met daarin een afspiegeling van de risico's ten aanzien van de borgtocht;
3. De vennootschappen verstrekken tot (meerdere) garantie tot betaling van hetgeen de borg wordt of kan worden aangesproken navolgende zekerheden;
Borg
- verstrekte en/of te verstrekken geldleningen,
- verleende en/of te verlenen kredieten,
- ten behoeve van haar gestelde of te stellen borgtochten of contractgaranties;
- door haar afgegeven en/of af te geven borgtochten en/of (bank)garanties
- huidige en/of toekomstige parallelle schulden jegens de bank als zekerhedenagent;
- huidige en/of toekomstige regresvorderingen,
- huidige en/of toekomstige vorderingen krachtens subrogatie en/of
- uit welke hoofde dan ook,.
dat [ [D] ] behoefte heeft aan financiering in het kader van de deelneming en investering in een project (…) welk een luxe resort bestaande uit 42 units (villa’s) bouwt (…) op Bali, Indonesië;
Transactie is Paulianeus
Zoals ik reeds in mijn [brief van 4 oktober 2012] aangaf zijn door de Overdracht alle, althans vrijwel alle, inkomstenbronnen aan [A] ontvallen. De Overdracht is voor zover ik nu kan beoordelen onverplicht verricht en de schuldeisers van [A] zijn hierdoor benadeeld. Door uw handelwijze zijn activa van [A] onttrokken aan het later uitgesproken faillissement (…). Ook op deze grond concludeer ik dat sprake is van kennelijk onbehoorlijk bestuur in de zin van artikel 2:246 lid 1 BW. U hebt als bestuurder van [A] niet gehandeld zoals van een redelijk denkend bestuurder in dezelfde situatie verwacht mag worden. Voorts is de curator van mening dat dit eveneens een belangrijke oorzaak is van het faillissement, dat u het [A] door de Overdracht feitelijk onmogelijk hebt gemaakt nog inkomsten te realiseren terwijl er aantoonbaar aanzienlijke vorderingen bestonden, waaronder van de fiscus.
Oordeel van de Rechtbank
Hof] vermelde onderdeel B van de zekerheidstelling in de [Raamovereenkomst] van 12 november 2008 geen juist beeld gaf. Het eerdere standpunt van de inspecteur in de brief van 22 juli 2014 was in zoverre op een onjuiste voorstelling van zaken gebaseerd. Gelet op het voorgaande faalt het beroep op het vertrouwensbeginsel.
Geschil in hoger beroep en conclusies van partijen
Beoordeling van het hoger beroep
Proceskosten en griffierecht
Beslissing
1. Bij het beroepschrift wordt een kopie van deze uitspraak gevoegd.
2. Het beroepschrift wordt ondertekend en bevat ten minste:
- de naam en het adres van de indiener;
- de dagtekening;
- de vermelding van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;
- de gronden van het beroep in cassatie.