Uitspraak
Gerechtshof Den Haag
Arrest
[verdachte],
BESLISSING
niet bewezendat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan en
spreekt de verdachte daarvan vrij.
Gerechtshof Den Haag
In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 4 oktober 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Rotterdam. De verdachte was eerder veroordeeld tot een gevangenisstraf van negen maanden, waarvan drie maanden voorwaardelijk, voor ontucht met een minderjarig meisje in Schiedam op 12 mei 2014. De advocaat-generaal had in hoger beroep gevorderd dat het vonnis zou worden vernietigd en dat de verdachte zou worden vrijgesproken.
Tijdens de zittingen in hoger beroep op 14 september en 4 oktober 2018 heeft het hof de zaak opnieuw onderzocht. Het hof kwam tot de conclusie dat er onvoldoende bewijs was dat de verdachte het ten laste gelegde feit had gepleegd. Er waren onoverkomelijke aanwijzingen dat een andere persoon betrokken was bij de seksuele handelingen met het slachtoffer, wat leidde tot twijfels over de identiteit van de dader.
Het hof heeft daarom het vonnis van de rechtbank vernietigd en de verdachte vrijgesproken van de ten laste gelegde feiten. Daarnaast werd de vordering van de benadeelde partij, die immateriële schadevergoeding had geëist, niet-ontvankelijk verklaard, omdat de verdachte was vrijgesproken. De kosten die de verdachte had gemaakt in verband met de verdediging tegen deze vordering werden begroot op nihil.