ECLI:NL:GHDHA:2018:2599

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
4 oktober 2018
Publicatiedatum
5 oktober 2018
Zaaknummer
22-001330-16
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak in Schiedamse zedenzaak met betrekking tot seks tegen betaling met een minderjarig meisje

In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 4 oktober 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Rotterdam. De verdachte was eerder veroordeeld tot een gevangenisstraf van negen maanden, waarvan drie maanden voorwaardelijk, voor ontucht met een minderjarig meisje in Schiedam op 12 mei 2014. De advocaat-generaal had in hoger beroep gevorderd dat het vonnis zou worden vernietigd en dat de verdachte zou worden vrijgesproken.

Tijdens de zittingen in hoger beroep op 14 september en 4 oktober 2018 heeft het hof de zaak opnieuw onderzocht. Het hof kwam tot de conclusie dat er onvoldoende bewijs was dat de verdachte het ten laste gelegde feit had gepleegd. Er waren onoverkomelijke aanwijzingen dat een andere persoon betrokken was bij de seksuele handelingen met het slachtoffer, wat leidde tot twijfels over de identiteit van de dader.

Het hof heeft daarom het vonnis van de rechtbank vernietigd en de verdachte vrijgesproken van de ten laste gelegde feiten. Daarnaast werd de vordering van de benadeelde partij, die immateriële schadevergoeding had geëist, niet-ontvankelijk verklaard, omdat de verdachte was vrijgesproken. De kosten die de verdachte had gemaakt in verband met de verdediging tegen deze vordering werden begroot op nihil.

Uitspraak

PROMIS
Rolnummer: 22-001330-16
Parketnummer: 10-751023-15
Datum uitspraak: 4 oktober 2018
TEGENSPRAAK

Gerechtshof Den Haag

meervoudige kamer voor strafzaken

Arrest

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Rotterdam van 16 maart 2016 in de strafzaak tegen de verdachte:

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1984,
adres: [adres].
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen in eerste aanleg en het onderzoek op de terechtzittingen in hoger beroep van dit hof op
14 september 2018 en 4 oktober 2018.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd en dat de verdachte zal worden vrijgesproken van het ten laste gelegde.
Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte ter zake van het ten laste gelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van negen maanden, waarvan drie maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren. Voorts is beslist omtrent de vordering van de benadeelde partij als nader omschreven in het vonnis waarvan beroep.
De verdachte heeft tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 12 mei 2014 te Schiedam, althans in Nederland, ontucht heeft gepleegd met een persoon, genaamd [aangeefster] (geboren [geboortedatum]), die zich beschikbaar stelde tot het verrichten van seksuele handelingen met een derde tegen betaling en welke persoon de leeftijd van zestien jaren maar nog niet de leeftijd van achttien jaren had bereikt, welke ontucht bestond uit het:
- brengen en/of houden van zijn, verdachtes, penis in de vagina van die [aangeefster] en/of
- brengen en/of houden van zijn, verdachtes, penis in de mond van die [aangeefster] en/of
- klaarkomen in de mond van die [aangeefster].
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Vrijspraak
Het hof is van oordeel dat het wettig bewijs voorhanden is voor bewezenverklaring van het aan de verdachte ten laste gelegde feit.
Het hof heeft evenwel op grond van de stukken in het dossier en in het bijzonder het verhandelde ter terechtzitting in hoger beroep niet de overtuiging gekregen dat het inderdaad de verdachte is geweest die zich heeft schuldig gemaakt aan het ten laste gelegde feit, nu er in het dossier onoverkomelijke aanwijzingen zijn dat een ander, wiens naam de verdachte zowel bij de politie als ter terechtzitting in eerste aanleg en in hoger beroep niet heeft willen noemen, met de verdachte naar Schiedam is gegaan en dat het die andere persoon is geweest die de kelderbox in is gegaan en betaalde seks heeft gehad met aangeefster. Het hof heeft hierbij in het bijzonder het oog op de beduidend jongere geschatte leeftijd van de dader door het slachtoffer dan de leeftijd van de verdachte, nog naast het feit dat die persoon – anders dan de verdachte - geen baard zou hebben, en de verdachte voor de terechtzitting in eerste aanleg zijn baard heeft afgeschoren en aldaar zijn litteken heeft getoond, waarover de aangeefster met geen woord heeft gerept. Nu voor het hof te veel twijfel is gerezen rond de persoon van de dader, terwijl de verdachte ontkent betrokken te zijn geweest bij de hem ten laste gelegde jeugdprostitutie, dient de verdachte – overeenkomstig de vordering van de advocaat-generaal - naar het oordeel van het hof te worden vrijgesproken van hetgeen hem is ten laste gelegd.
Vordering tot schadevergoeding [aangeefster]
In het onderhavige strafproces heeft [aangeefster] zich als benadeelde partij gevoegd en een vordering ingediend tot vergoeding van geleden immateriële schade als gevolg van het aan de verdachte ten laste gelegde, tot een bedrag van € 700,00.
In hoger beroep is deze vordering aan de orde tot dit in eerste aanleg volledig toegewezen bedrag van € 700,-.
De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot afwijzing van de vordering van de benadeelde partij, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De vordering van de benadeelde partij is door en namens de verdachte betwist.
Nu de verdachte ter zake van het ten laste gelegde wordt vrijgesproken, dient de benadeelde partij niet-ontvankelijk te worden verklaard in de vordering.
Dit brengt mee dat de benadeelde partij dient te worden veroordeeld in de kosten die de verdachte tot aan deze uitspraak in verband met de verdediging tegen die vordering heeft moeten maken, welke kosten het hof vooralsnog begroot op nihil.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart
niet bewezendat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan en
spreekt de verdachte daarvan vrij.

Vordering van de benadeelde partij [aangeefster]

Verklaart de benadeelde partij [aangeefster] niet-ontvankelijk in de vordering tot schadevergoeding.
Verwijst de benadeelde partij in de door verdachte gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Dit arrest is gewezen door mr. M.I. Veldt-Foglia,
mr. A.S.I. van Delden en mr. W.J. van Boven,
in bijzijn van de griffier mr. C.M.A. Ellens-Veenhof.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 4 oktober 2018.