Uitspraak
Rolnummer hoofdzaak : BK-17/00717 t/m BK-17/00722
[X]
verzoeker.
Gerechtshof Den Haag
In deze zaak heeft verzoeker op 12 november 2018 een wrakingsverzoek ingediend tegen mr. G.J. van Leijenhorst, de voorzitter van de meervoudige belastingkamer van het Gerechtshof Den Haag. Dit verzoek volgde op de afwijzing van een eerder verzoek om uitstel van de mondelinge behandeling, die gepland stond voor 13 november 2018. Verzoeker stelde dat het uitstelverzoek was ingediend in afwachting van een uitspraak van de Hoge Raad, die op 16 november 2018 werd verwacht, en dat de gewraakte voorzitter ook betrokken was bij de eerdere procedures die aan de wraking ten grondslag lagen.
De wrakingskamer heeft in haar beoordeling vastgesteld dat op grond van artikel 8:15 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) een rechter gewraakt kan worden indien er feiten en omstandigheden zijn die de onpartijdigheid van de rechter in twijfel trekken. De wrakingskamer benadrukte dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling vermoed wordt onpartijdig te zijn, tenzij er uitzonderlijke omstandigheden zijn die dit vermoeden ondermijnen. De afwijzing van het uitstelverzoek werd als een procedurele beslissing aangemerkt, waarover onvrede op zichzelf onvoldoende grond biedt voor een wrakingsverzoek.
De wrakingskamer concludeerde dat het verzoek tot wraking kennelijk ongegrond was en dat het verzoeker leek te zijn om de behandeling van de hoofdzaak te vertragen. Daarom werd het verzoek afgewezen en werd bepaald dat een volgend wrakingsverzoek van verzoeker niet in behandeling zou worden genomen. Deze beslissing werd genomen op 13 november 2018 door de meervoudige kamer, bestaande uit mrs. M.J. van der Ven, M.Y. Bonneur en I. Obbink-Reijngoud, in aanwezigheid van de griffier mr. J. de Vormer.