ECLI:NL:GHDHA:2018:3186

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
8 juni 2018
Publicatiedatum
22 november 2018
Zaaknummer
22-005243-17
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Nietigheid van oproeping en terugwijzing naar rechtbank na verzuim in strafzaak

In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 8 juni 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Rotterdam, dat op 27 november 2017 was gewezen. De verdachte was niet verschenen op de zitting van de politierechter, en er waren geen betekeningsstukken in het dossier die de oproeping voor deze zitting bevestigden. Het hof heeft vastgesteld dat de oproeping niet op de juiste wijze was betekend, wat betekent dat de politierechter ten onrechte de oproeping niet nietig had verklaard. Het hof heeft daarom de oproeping alsnog nietig verklaard en het vonnis van de politierechter vernietigd.

De raadsman van de verdachte had verzocht om de zaak terug te wijzen naar de rechtbank Rotterdam, omdat de oproeping naar een niet bestaand adres was verzonden, terwijl het Openbaar Ministerie op de hoogte was van het juiste adres van de verdachte. Het hof heeft dit verzoek ingewilligd en de zaak terugverwezen naar de rechtbank, zodat deze met inachtneming van het arrest recht kan doen. De beslissing van het hof is genomen in het belang van een eerlijke rechtsgang, waarbij de rechten van de verdachte gewaarborgd moeten zijn.

De uitspraak benadrukt het belang van correcte betekening in strafzaken en de gevolgen van verzuimen in het proces. Het hof heeft de zaak terugverwezen naar de rechtbank Rotterdam, zodat deze opnieuw kan worden behandeld met inachtneming van de geldende wettelijke voorschriften.

Uitspraak

Rolnummer: 22-005243-17
Parketnummer(s): 10-096279-17
Datum uitspraak: 8 juni 2018
TEGENSPRAAK

Gerechtshof Den Haag

meervoudige kamer voor strafzaken

Arrest

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Rotterdam van 27 november 2017 in de strafzaak tegen de verdachte:

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] (Polen) op [geboortejaar] 1977,
thans zonder bekende vaste woon- of verblijfplaats hier te lande.
Ter terechtzitting in hoger beroep door de raadsman opgegeven [verblijfsadres].
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van dit hof op 8 juni 2018.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen namens de verdachte naar voren is gebracht.
Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte ter zake van het onder 1 en 2 ten laste gelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 5 dagen met aftrek van voorarrest.
Namens de verdachte is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Verweer strekkende tot nietigheid van het onderzoek in eerste aanleg
Ter terechtzitting in hoger beroep van 8 juni 2018 heeft de raadsman van de verdachte een preliminair verweer gevoerd. De raadsman heeft het hof verzocht om de zaak terug te wijzen naar de rechtbank Rotterdam. Daartoe heeft hij aangevoerd, kort en zakelijk weergegeven, dat de rechter in eerste aanleg niet aan de behandeling ten gronde had mogen toekomen, omdat de oproeping van de verdachte voor de laatste zitting in eerste aanleg van 27 november 2017 naar een feitelijk niet bestaand adres is gezonden, terwijl het Openbaar Ministerie bekend was met het juiste adres van de verdachte.
De advocaat-generaal heeft zich verzet tegen het verzoek om terugwijzing.
Het hof overweegt hieromtrent als volgt.
De verdachte is niet verschenen ter terechtzitting van de politierechter op 27 november 2017. In het dossier bevinden zich geen betekeningsstukken met betrekking tot de oproeping voor de zitting van 27 november 2017. Het hof kan derhalve niet nagaan of er conform de voorschriften van artikel 588 en volgende van het Wetboek van Strafvordering is betekend. Dat brengt mee dat het in hoger beroep ervoor moet worden gehouden dat de genoemde oproeping niet op de bij de wet voorgeschreven wijze is betekend. Dat betekent dat moet worden vastgesteld dat de politierechter op 27 november 2017 ten onrechte de oproeping voor die zitting niet nietig heeft verklaard. Het hof zal – nu de verdediging zich niet wenst neer te leggen bij een behandeling van de zaak thans in hoger beroep - doen wat de politierechter had behoren te doen en de oproeping voor de zitting van 27 november 2017 alsnog nietig verklaren.
Dit brengt mee dat het vonnis waarvan beroep moet worden vernietigd. Tevens dient de zaak – gelet op het standpunt van de raadsman dienaangaande - te worden teruggewezen naar de rechter die het te vernietigen vonnis heeft gewezen.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep.
Verklaart de oproeping van de verdachte voor de zitting van de politierechter van 27 november 2017 alsnog nietig.
Wijst de zaak terugnaar de rechtbank Rotterdam, teneinde met inachtneming van dit arrest recht te doen.
Dit arrest is gewezen door mr. J.M. van de Poll,
mr. A.S.I. van Delden en mr. B.P. de Boer, in bijzijn van de griffier mr. M.S. Ferenczy.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 8 juni 2018.
Mr. J.M. van de Poll is buiten staat dit arrest te ondertekenen.