ECLI:NL:GHDHA:2018:3190

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
22 juni 2018
Publicatiedatum
22 november 2018
Zaaknummer
22-004617-17
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen veroordeling voor het telen van hennep en diefstal van elektriciteit

In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 22 juni 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de verdachte, die eerder door de politierechter in de rechtbank Den Haag was veroordeeld voor het telen van hennep en diefstal van elektriciteit. De verdachte had zich schuldig gemaakt aan het opzettelijk telen van hennepplanten en het illegaal aftappen van elektriciteit voor de teelt. De rechtbank had de verdachte veroordeeld tot een taakstraf van 120 uren, subsidiair 60 dagen hechtenis, met aftrek van voorarrest. De advocaat-generaal had gevorderd dat het vonnis zou worden bevestigd, maar het hof oordeelde dat het vonnis niet in stand kon blijven omdat het hof zich daar niet geheel mee verenigde.

Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte in de periode van 1 september 2015 tot en met 1 maart 2016 te Lisse hennepplanten heeft geteeld en dat hij in diezelfde periode elektriciteit heeft gestolen van Liander NV. De verdachte had aangevoerd dat hij door een operatie niet in staat was om voor de planten te zorgen, maar het hof verwierp dit verweer op basis van getuigenverklaringen en het onderzoek van Liander. Het hof achtte de bewezenverklaring van de tenlastelegging gerechtvaardigd en oordeelde dat de verdachte strafbaar was.

Bij de strafmotivering heeft het hof rekening gehouden met de ernst van de feiten, de gevolgen voor de volksgezondheid en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Het hof heeft uiteindelijk besloten om de verdachte te veroordelen tot een taakstraf van 120 uren, met de mogelijkheid van vervangende hechtenis indien de taakstraf niet naar behoren wordt verricht. Het hof heeft ook bepaald dat de tijd die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht, in mindering zal worden gebracht op de taakstraf.

Uitspraak

Rolnummer: 22-004617-17
Parketnummer: 09-857255-16
Datum uitspraak: 22 juni 2018
TEGENSPRAAK

Gerechtshof Den Haag

meervoudige kamer voor strafzaken

Arrest

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Den Haag van 24 oktober 2017 in de strafzaak tegen de verdachte:

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] (Iran) op [geboortejaar] 1988,
[adres].
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van dit hof op 8 juni 2018.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen namens de verdachte naar voren is gebracht.
Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte ter zake van het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 120 uren, subsidiair 60 dagen vervangende hechtenis, met aftrek van voorarrest.
Namens de verdachte is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
1:
hij in of omstreeks de periode van 01 september 2015 tot en met 29 februari 2016 te Lisse opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad, een hoeveelheid hennep(planten), in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram hennep, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
2:
hij op of omstreeks 01 maart 2016 te Lisse opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 390 hennepplanten, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram hennep, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
3:
hij in of omstreeks de periode van 01 september 2015 tot en met 01 maart 2016 te Lisse met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een hoeveelheid electrische stroom, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan Liander NV, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte.
Vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden bevestigd.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet geheel verenigt.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1:
hij in
of omstreeksde periode van
113september 2015 tot en met 29 februari 2016 te Lisse opzettelijk heeft geteeld
en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad, een hoeveelheid hennep
(planten
),
in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram hennep,zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II
, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
2:
hij op
of omstreeks01 maart 2016 te Lisse opzettelijk aanwezig heeft gehad
ongeveer390 hennepplanten,
in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram hennep,zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II
, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
3:
hij in
of omstreeksde periode van
113september 2015 tot en met 01 maart 2016 te Lisse met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een hoeveelheid ele
cktrische stroom,
in elk geval enig goed,geheel of ten dele toebehorende aan Liander N
.V
., in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Nadere bewijsoverweging met betrekking tot feit 1
De raadsvrouw van de verdachte heeft zich ter terechtzitting in hoger beroep – overeenkomstig de overgelegde pleitaantekeningen - op het standpunt gesteld dat de pleegperiode beperkt dient te worden tot de periode van 30 november 2015 tot en met 29 februari 2016. Hiertoe heeft zij - kort gezegd - aangevoerd dat de verdachte simpelweg niet is staat is geweest om de planten voorafgaand aan die periode te verzorgen omdat de verdachte op 19 oktober 2015 geopereerd is aan een hernia, waarna hij 6 weken nodig had om te herstellen.
Het hof overweegt hieromtrent als volgt.
Uit het door Liander N.V. ingestelde onderzoek (pagina 63 e.v. van het dossier) volgt dat in ieder geval in de periode van september 2015 tot en met 1 maart 2016 een hennepplantage was ingericht in de woning van de verdachte. Tevens heeft een buurvrouw van de verdachte verklaard dat zij gedurende de maanden september en oktober twee en soms drie mannen met grote dozen over de galerij heeft zien lopen en de woning van de verdachte heeft zien binnengaan. Daarbij heeft zij ook geregeld verbouwingsgeluiden gehoord. Deze verklaring bevestigt de bevindingen van Liander N.V. dat er in september is aangevangen met hennepkwekerij. Het door de verdediging gevoerde verweer dat de verdachte in zijn herstelperiode van 6 weken na de operatie niet voor de planten heeft kunnen zorgen, sluit niet uit dat er toen anderen zijn geweest die in die periode voor de planten hebben gezorgd. Ook is niet aannemelijk geworden dat de verdachte gedurende die herstelperiode in het geheel niet in staat zou zijn geweest (enige) werkzaamheden met betrekking tot de hennepplantage uit te voeren.
Het verweer wordt dan ook verworpen.
Bewijsvoering
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest vereist met de bewijsmiddelen dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit arrest zal worden gehecht.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het onder 1, 2 en 3 bewezen verklaarde levert op:

de voortgezette handeling van:

opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod.

en

opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3 onder C van de Opiumwet gegeven verbod.

en voorts:

diefstal.

Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
Strafmotivering
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij heeft het hof in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen. De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het telen van hennep. De voor de teelt benodigde elektriciteit is illegaal afgetapt, waardoor de verdachte zich tevens schuldig heeft gemaakt aan diefstal van stroom. Drugs als hennep vormen een potentieel gevaar voor de volksgezondheid. Bovendien brengen hennepkwekerijen overlast en gevaren met zich, met name indien elektriciteit op illegale wijze is aangelegd en er daardoor een verhoogde kans op kortsluiting en brand is. De verdachte heeft geen oog gehad voor deze gevolgen, en heeft kennelijk puur uit eigen financieel gewin gehandeld.
Het hof heeft acht geslagen op een de verdachte betreffend uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 18 mei 2018, waaruit blijkt dat de verdachte tweemaal eerder onherroepelijk is veroordeeld voor het plegen van (niet soortgelijke) strafbare feiten.
Het hof is - alles afwegende - van oordeel dat een geheel onvoorwaardelijke taakstraf van na te melden duur een passende en geboden reactie vormt.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 3 en 11 van de Opiumwet en de artikelen 9, 22c, 22d, 56, 57 en 310 van het Wetboek van Strafrecht, zoals zij rechtens gelden dan wel golden.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1, 2 en 3 bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
120 (honderdtwintig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
60 (zestig) dagen hechtenis.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf in mindering zal worden gebracht, volgens de maatstaf van twee uren taakstraf per in voorarrest doorgebrachte dag, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Dit arrest is gewezen door mr. J.M. van de Poll,
mr. A.S.I. van Delden en mr. B.P. de Boer, in bijzijn van de griffier mr. M.S. Ferenczy.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 22 juni 2018.
Mr. J.M. van de Poll is buiten staat dit arrest te ondertekenen.