In deze zaak gaat het om een geschil tussen [appellant], een horecaondernemer, en Jodaav Horeca B.V. over de echtheid van een handtekening op een geldleningsovereenkomst. [appellant] heeft Jodaav een bedrag van € 100.000,00 geleend, maar Jodaav betwist de ondertekening van de overeenkomst. De rechtbank heeft de vordering van [appellant] afgewezen, omdat hij onvoldoende bewijs had geleverd voor de geldleningsovereenkomst. [appellant] is in hoger beroep gegaan en heeft grieven ingediend tegen de afwijzing van zijn vordering en het niet toelaten van bewijslevering. Het hof heeft geoordeeld dat [appellant] moet worden toegelaten tot bewijslevering van de echtheid van de handtekening van Jodaav op de overeenkomst. Tevens is Jodaav toegelaten tot het leveren van tegenbewijs. Het hof heeft de verdere beslissing aangehouden en getuigenverhoren bepaald voor april 2018.