In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 21 maart 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Den Haag. De verdachte is beschuldigd van witwassen, omdat hij een geldbedrag van 4.830 euro in zijn bezit had, waarvan de herkomst niet kon worden verklaard. De verdachte had verklaard dat hij het geld had gespaard en dat het afkomstig was uit een combinatie van verjaardagsgeld, een toeslag en eigen spaargeld. Echter, deze verklaringen konden niet worden geverifieerd en de verdachte kon geen legale herkomst van het geld aantonen. Het hof oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan witwassen, omdat het geldbedrag uit enig misdrijf afkomstig moest zijn. De verdachte werd veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van één week met een proeftijd van twee jaar. Daarnaast werd het in beslag genomen geldbedrag verbeurd verklaard. Het hof overwoog dat de verdachte niet consistent was in zijn verklaringen en dat er geen overtuigend bewijs was voor de legale herkomst van het geld. De uitspraak benadrukt de noodzaak voor verdachten om een verifieerbare verklaring te geven over de herkomst van contant geld dat zij in bezit hebben.