ECLI:NL:GHDHA:2018:672

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
6 februari 2018
Publicatiedatum
4 april 2018
Zaaknummer
22-005141-16
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van verdachte in hoger beroep wegens onvoldoende bewijs van wederrechtelijke toe-eigening van babyvoeding

In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 6 februari 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Rotterdam. De verdachte, geboren in 1982, was beschuldigd van het wederrechtelijk toe-eigenen van babyvoeding (merk: Nutrilon) op 17 april 2015 te Rotterdam. De advocaat-generaal had gevorderd dat het vonnis van de eerste aanleg zou worden vernietigd en dat de verdachte zou worden veroordeeld tot een geldboete van € 200,-, subsidiair 4 dagen vervangende hechtenis. In eerste aanleg was de verdachte al veroordeeld tot dezelfde straf.

Tijdens de zitting in hoger beroep op 23 januari 2018 heeft het hof de vordering van de advocaat-generaal en de verdediging gehoord. Het hof oordeelde dat de getuige, wiens verklaring het meest belastend was voor de verdachte, zowel belastende als ontlastende verklaringen had afgelegd. Dit deed afbreuk aan de betrouwbaarheid van de getuige. Bovendien was de getuige niet in staat om opnieuw te worden gehoord vanwege medische redenen, wat de situatie verder compliceerde.

Het hof concludeerde dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs was om de verdachte te veroordelen voor het ten laste gelegde feit. De aangifte was te weinig specifiek en de foto’s in het dossier ondersteunden het alternatieve scenario van de verdachte. Uiteindelijk sprak het hof de verdachte vrij van het tenlastegelegde, vernietigde het vonnis waarvan beroep en deed opnieuw recht.

Uitspraak

Rolnummer: 22-005141-16
Parketnummers: 10-075692-15
Datum uitspraak: 6 februari 2018
TEGENSPRAAK

Gerechtshof Den Haag

meervoudige kamer voor strafzaken

Arrest

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Rotterdam van 2 november 2016 in de strafzaak tegen de verdachte:

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] op [geboortejaar] 1982,
[adres].
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van dit hof op 23 januari 2018.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
Vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd en dat de verdachte ter zake van het hem ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een geldboete ter hoogte van € 200,-, subsidiair 4 dagen vervangende hechtenis.
Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte ter zake van het hem ten laste gelegde veroordeeld tot een geldboete ter hoogte van € 200,-, subsidiair 4 dagen vervangende hechtenis.
Namens de verdachte is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 17 april 2015 te Rotterdam tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen één of meerdere pak(ken) babyvoeding (merk: Nutrilon), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan Plus, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s).
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat daarvan slechts aantekening is gedaan ingevolge artikel 378a van het Wetboek van Strafvordering.
Vrijspraak
Naar het oordeel van het hof is niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan de verdachte ten laste is gelegd, zodat de verdachte daarvan behoort te worden vrijgesproken. Het hof overweegt hiertoe als volgt.
Getuige [getuige] – wiens verklaring het meest belastende bewijsmiddel behelst jegens de verdachte in het dossier - heeft bij de politie zowel belastend als ontlastend verklaard over de rol en het aandeel van de verdachte bij het tenlastegelegde feit. Dit doet op zichzelf beschouwd al afbreuk aan de betrouwbaarheid van deze getuige. Het verzoek van de verdediging om deze getuige nogmaals te doen horen bij de raadsheer-commissaris is op een eerder moment door het hof toegewezen, maar deze getuige was op grond van zijn medische situatie niet in staat om een getuigenverklaring af te leggen. De raadsheer-commissaris heeft in dit opzicht bovendien aangegeven dat uit een aan haar overgelegde medische verklaring over de deze getuige blijkt dat de getuige een licht verstandelijke beperking heeft en kwetsbaar is op het terrein van overzicht bewaren. Voorts acht de raadsheer-commissaris het onaannemelijk dat deze getuige binnen een aanvaardbare termijn gehoord zou kunnen worden.
Onder deze omstandigheden kan van de belastende verklaring van de getuige [getuige] slechts gebruik worden gemaakt, voor zover deze in voldoende mate ondersteund wordt door andere bewijsmiddelen.
Naar het oordeel van het hof bevinden dergelijke bewijsmiddelen zich niet in het dossier. De zich in het dossier bevindende foto’s kunnen in elk geval niet als zodanig worden aangemerkt, nu zij ook als ondersteuning kunnen dienen voor het door verdachte aangedragen alternatieve scenario, dat hij in de winkel was om – afhankelijk van de prijs – Nutrilon te kopen, maar daarvan in de winkel op grond van die prijs heeft afgezien, en daarover contact heeft gehad met zijn medeverdachten. De aangifte is naar het oordeel van het hof te weinig specifiek om als ondersteunend bewijsmiddel te dienen.
Hoewel de houding van de verdachte bij de politie naar ’s hofs oordeel vragen oproept, in het bijzonder gelet op zijn stelling dat de medeverdachten niet zijn vrienden zijn terwijl hij deze goed blijkt te kennen, spreekt het hof de verdachte op grond van hetgeen hiervoor is overwogen vrij van het tenlastegelegde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan en
spreekt de verdachte daarvan vrij.
Dit arrest is gewezen door mr. A.S.I. van Delden,
mr. H.P.CH. van Dijk en mr. H.M.D. de Jong, in bijzijn van de griffier mr. M.S. Ferenczy.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 6 februari 2018.