In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 15 januari 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep over de afwijzing van een verzoek om kwijtschelding van waterschapsbelasting door de invorderingsambtenaar van het Samenwerkingsverband Vastgoed Heffing. De belanghebbende had in 2015 een aanslag waterschapsbelasting ontvangen, welke hij niet had betaald. Na afwijzing van zijn verzoek om kwijtschelding door de invorderingsambtenaar, heeft hij administratief beroep ingesteld, dat eveneens werd afgewezen. De rechtbank verklaarde zich onbevoegd om te oordelen over de procedure van het administratief beroep, wat de belanghebbende in hoger beroep aanvecht.
Het Hof oordeelt dat de bestuursrechter niet bevoegd is om te beslissen op beroepen tegen afwijzingen van administratief beroep inzake kwijtscheldingsverzoeken, zoals vastgelegd in artikel 8:5 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en de Bevoegdheidsregeling bestuursrechtspraak. De rechtbank heeft terecht geoordeeld dat zij niet bevoegd was om te oordelen over de afwijzing van het administratief beroep betreffende de kwijtschelding van de aanslag waterschapsbelasting. Het Hof bevestigt dat de wetgeving die het instellen van beroep tegen een kwijtscheldingsbeschikking in de weg staat, niet buiten toepassing kan worden gelaten op grond van strijd met het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM).
De belanghebbende heeft geen recht op een dwangsom en het hoger beroep wordt ongegrond verklaard. De uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd, en er zijn geen termen aanwezig voor een proceskostenveroordeling. De beslissing is openbaar uitgesproken en partijen zijn geïnformeerd over hun recht om in cassatie te gaan.