ECLI:NL:GHDHA:2019:1304

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
9 mei 2019
Publicatiedatum
28 mei 2019
Zaaknummer
22-001879-18
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Oplichting en gewoontewitwassen door een boekhouder/adviseur met valse hoedanigheid

In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 9 mei 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een verdachte die zich gedurende langere tijd schuldig heeft gemaakt aan oplichting en gewoontewitwassen. De verdachte, geboren in Suriname in 1974, heeft als boekhouder/adviseur zakelijke transacties aangegaan op naam van bedrijven waarvoor hij werkte, maar ten behoeve van zichzelf. Dit leidde tot aanzienlijke financiële schade voor de betrokken bedrijven. Een bijzonder schrijnend aspect van de zaak is dat de verdachte een slachtoffer, die na de dood van zijn vader in goed vertrouwen hulp zocht bij de verdachte voor de afhandeling van de erfenis, € 7.000,- heeft afhandig gemaakt.

Het hof heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 30 maanden, met aftrek van voorarrest. De verdachte is in eerste aanleg vrijgesproken van enkele tenlastegelegde feiten, maar het hof heeft de verdachte in hoger beroep alsnog schuldig bevonden aan de onder 1 primair, 2, 3, 5 en 6 ten laste gelegde feiten. De bewezenverklaring omvat onder andere het valselijk zich voordoen als vertegenwoordiger van verschillende rechtspersonen en het misleiden van banken en leveranciers om geld en goederen te verkrijgen.

De strafmotivering houdt rekening met de ernst van de feiten, de langdurige en geraffineerde wijze waarop de verdachte heeft gehandeld, en het feit dat hij eerder is veroordeeld voor soortgelijke feiten. Het hof heeft ook de vorderingen van benadeelde partijen behandeld en schadevergoedingen toegewezen, waaronder een bedrag van € 25.000,- aan de bank en € 7.000,- aan een benadeelde partij. Het hof heeft besloten dat de publicatie van het arrest niet ongeanonimiseerd zal plaatsvinden, in tegenstelling tot het eerdere vonnis van de rechtbank.

Uitspraak

Rolnummer: 22-001879-18
Parketnummer: 09-767010-17
Datum uitspraak: 9 mei 2019
TEGENSPRAAK

Gerechtshof Den Haag

meervoudige kamer voor strafzaken

Arrest

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Den Haag van 24 april 2018 in de strafzaak tegen de verdachte:

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] (Suriname) op [geboortejaar] 1974,
thans gedetineerd in [x].
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen in eerste aanleg en het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van dit hof op 25 april 2019.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte van het onder 2, tweede en derde cumulatief/alternatief en onder 4 ten laste gelegde vrijgesproken en ter zake van het onder 1 primair, 2, eerste cumulatief/alternatief, 3, 5 en 6 ten laste gelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 30 maanden, met aftrek van voorarrest. Voorts is de openbaarmaking van het vonnis middels publicatie op www.rechtspraak.nl gelast, zonder de gebruikelijke anonimisering van de naam (en aliassen) van de verdachte. Tot slot is beslist omtrent de vorderingen van de benadeelde partijen, een en ander als nader omschreven in het vonnis waarvan beroep.
Namens de verdachte is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Ontvankelijkheid van de verdachte in het hoger beroep
De verdachte is in eerste aanleg vrijgesproken van hetgeen aan hem onder 4 is ten laste gelegd. Het hoger beroep is blijkens de akte instellen rechtsmiddel d.d. 30 april 2018 namens de verdachte onbeperkt ingesteld en mitsdien mede gericht tegen de voormelde in eerste aanleg gegeven beslissing tot vrijspraak. Het hof laat de akte partiële intrekking rechtsmiddel d.d. 18 april 2019 buiten beschouwing, nu partiële intrekking van het hoger beroep – gelet op de omstandigheid dat de zaak reeds eerder op zitting heeft gestaan – op het moment van intrekking niet langer tot de mogelijkheden behoorde.
Gelet op hetgeen is bepaald in artikel 404, vijfde lid, van het Wetboek van Strafvordering staat voor de verdachte tegen de voormelde beslissing tot vrijspraak geen hoger beroep open. Het hof zal de verdachte mitsdien niet-ontvankelijk verklaren in het ingestelde hoger beroep, voor zover dat is gericht tegen de in het vonnis waarvan beroep gegeven vrijspraak ten aanzien van het onder 4 ten laste gelegde.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is - na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting in eerste aanleg en voor zover aan het inhoudelijke oordeel van het hof onderworpen - ten laste gelegd dat:
1.
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 01 januari 2015 tot en met 31 januari 2015 te Amsterdam, althans in Nederland, (telkens) tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (telkens) met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of van een valse hoedanigheid en/of door een of meer listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, [bank]. heeft bewogen tot de afgifte van een geldbedrag van in totaal EUR 25.000, hebbende verdachte en/of zijn mededader(s) met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - (telkens) valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid
- namens [B.V.] een incassocontract bij [bank] afgesloten en/of
- zich voorgedaan als vertegenwoordiger/gerechtigde van [B.V.] en/of (in die hoedanigheid) als bonafide incasseerder en/of
- in strijd met de waarheid doen voorkomen alsof [B.V.] een vordering had op [verdachte] door een incasso-opdracht te geven aan de [bank] in opdracht en ten gunste van [B.V.] waardoor voornoemde (rechts)personen (telkens) werd(en) bewogen tot bovenomschreven afgifte(s);
subsidiair, indien het vorenstaande niet tot een bewezenverklaring en/of een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op één of meerdere tijdstippen in de periode van 01 januari 2015 tot en met 16 oktober 2017 te Amsterdam, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met één of meer anderen, althans alleen, van één of meer geldbedrag(en) (te weten een bedrag van EUR 25.000) de herkomst en/of de werkelijke aard heeft verhuld danwel heeft verhuld wie de rechthebbende was op die/dat geldbedrag(en) en/of dit/deze geldbedrag(en) heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen of omgezet, terwijl hij wist, althans redelijkerwijs moest vermoeden dat deze afkomstig was/waren van enig misdrijf;
2.
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 01 november 2012 tot en met 31 november 2014 te Amsterdam en/of Utrecht en/of Alphen aan den Rijn en/of Groningen en/of Culemborg en/of elders in Nederland, meermalen, althans eenmaal, (telkens) tezamen en in vereniging met een of meer rechtsperso(o)n(en) althans alleen, (telkens) met het oogmerk om zich of een ander wederrechtelijk te bevoordelen, door het aannemen van een valse naam of van een valse hoedanigheid, hetzij door listige kunstgrepen, hetzij door een samenweefsel van verdichtsels, (telkens)
a. a) [a] en/of
b) [b] en/of
c) [c] en/of
d) [d]
heeft bewogen tot de afgifte van
a. a) 187 boeken (tot een bedrag van EUR 6.764,43) en/of
b) 428 boeken (tot een bedrag van EUR 25.025,96) en/of
c) 57 boeken (tot een bedrag van EUR 6237,19) en/of
d) 72 boeken (tot een bedrag van EUR 4173,80)
hebbende verdachte en/of zijn mededader(s) met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - (telkens) valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid
- zich voorgedaan als (gemachtigde van) [B.V. 2] en/of [B.V. 3] en/of [B.V. 4] en/of [B.V.] en/of [B.V. 5] en/of [B.V. 6] en/of [B.V. 7] en/of [B.V. 8] en/of [B.V. 9] en/of [B.V. 10] en/of (daarbij)
- gebruik te maken van een (valse) naam en/of contactpersoon (te weten waaronder [naam 1] en/of [naam 2] en/of [naam 3] en/of [naam 4] en/of [naam 5]) en/of
- op naam van die rechtsperso(o)n(en) een of meer boeken te bestellen /of (daarbij)
- zich (op die wijze) voor te doen als bonafide bedrijf en/of koper, waardoor bovengenoemde (rechts)pers-onen (telkens) werden bewogen tot bovenomschreven afgifte;
en/of
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 01 september 2013 tot en met 31 november 2014 te Culemborg en/of Amsterdam en/of Groningen en/of Alphen aan den Rijn en/of Den Haag en/of Rotterdam en/of Capelle aan den IJssel en/of elders in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer ander(e) (rechts)pers(o)on(en), althans alleen, een beroep of een gewoonte heeft gemaakt van het kopen van goederen met het oogmerk om zonder volledige betaling zich en/of (een) ander(en) de beschikking over die goederen te verzekeren, hebbende verdachte en/of zijn mededader(s), telkens met voormeld oogmerk, de navolgende goederen (online) besteld/gekocht, te weten een grote hoeveelheid boeken:
bij het [a]
- in de periode van 26 september 2013 tot en met 15 november 2013 op naam van [B.V. 2] (met een waarde tot een bedrag van EUR 2.122,84) en/of
- in de periode van 01 februari 2014 tot en met 31 mei 2014 op naam van [B.V. 3] (met een waarde tot een bedrag van EUR 1.233,12) en/of
- in de periode van 01 november 2013 tot en met 31 april 2014 op naam van Het [B.V. 4] (met een waarde tot een bedrag van EUR 560,53) en/of
- in de periode van 01 september 2014 tot en met 31 november 2014 op naam van [B.V.] (met een waarde tot een bedrag van EUR 1.643,42) en/of
- in de periode van 01 september 2014 tot en met 31 november 2014 op naam van [B.V. 5] (met een waarde tot een bedrag van EUR 2.139,73) en/of
bij [b]
- in de periode van 01 september 2013 tot en met 31 oktober 2013 op naam van [B.V. 2] (met een waarde tot een bedrag van EUR 25.025,96) en/of
bij [c]
- in de periode van 01 november 2012 tot en met 19 augustus 2014 op naam van [B.V. 6] en/of [B.V. 7] en/of [B.V. 8]en/of [B.V. 5] en/of [B.V. 10] en/of [B.V. 9] (met een waarde tot een bedrag van EUR 5.941,22) en/of
bij [d]
- in de periode van 01 oktober 2013 tot en met 31 november 2013 op naam van [B.V. 2] (met een waarde tot een bedrag van EUR 4.173,80);
waardoor bovengenoemde (rechts)personen (telkens) werden bewogen tot bovenomschreven afgifte;
en/of
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 01 november 2012 tot en met 31 november 2014 te Amsterdam en/of Rotterdam en/of Den Haag en/of Capelle aan den IJssel en/of elders in Nederland tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, meermalen althans eenmaal,
a. a) 187 boeken (tot een bedrag van EUR 6.764,43) en/of
b) 428 boeken (tot een bedrag van EUR 25.025,96) en/of
c) 57 boeken (tot een bedrag van EUR 6.237,19) en/of
d) 72 boeken (tot een bedrag van EUR 4.173,80) althans een of meer boek(en) (tot een totaal van 744) heeft verworven, voorhanden gehad en/of overgedragen, terwijl hij/zij en zijn/haar mededader(s) ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dit goed wist(en) dat het een door misdrijf verkregen goed betrof;
3.
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 20 januari 2014 tot en met 31 oktober 2016 te Amsterdam en/of Utrecht en/of elders in Nederland, meermalen, althans eenmaal, (telkens) tezamen en in vereniging met een of meer ander(e) (rechts)pers(o)on(en), althans alleen, (telkens) met het oogmerk om zich of een ander wederrechtelijk te bevoordelen, door het aannemen van een valse naam of van een valse hoedanigheid, hetzij door listige kunstgrepen, hetzij door een samenweefsel van verdichtsels, (telkens) [N.V. 1] en/of [B.V. 11] heeft bewogen tot de afgifte van 653, althans een of meer businesscard(s), door
- zich voor te doen als (gemachtigde van) [B.V. 12] en/of [B.V. 2] en/of [B.V. 5] en/of [B.V.] en/of (daarbij)
- gebruik te maken van een valse naam (als contactpersoon en/of ondertekenaar), te weten [naam 6] en/of [naam 1] en/of [naam 7] en/of [naam 8] en/of [naam 9] en/of [naam 10] en/of (vervolgens)
- op naam van [B.V. 12] en/of [B.V. 2] en/of [B.V. 5] en/of [B.V.] een of meer businesscard(s) te bestellen en/of (daarbij)
- een bankrekening te openen/gebruiken op naam van die/een rechtsperso(o)n(en) ten behoeve van de betaling van die businesscards en/of
- zich (op die wijze) voor te doen als bonafide bedrijf en/of koper, waardoor (een medewerker(s) van) de [N.V. 1] en/of [B.V. 11] (telkens) werden bewogen tot bovenomschreven afgifte;
5.
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 01 januari 2013 tot en met 16 oktober 2017 te Amsterdam en/of Rotterdam en/of Den Haag en/of Capelle aan den IJssel en/of Utrecht en/of elders in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer (rechts)pers(o)on(en), althans alleen, (telkens) (een) voorwerp(en) te weten een (grote hoeveelheid) boek(en) en/of (een) auto('s) en/of (een) geldbedrag(en) heeft verworven, voorhanden gehad, overgedragen en/of omgezet en/of van voorwerpen gebruik heeft gemaakt, door
- een grote hoeveelheid boeken te gelde te maken door deze boeken te verkopen via [website] (tot een bedrag van EUR 76.299,76) en/of
- een hoeveelheid auto's te gelde te maken door deze (via [x]) te verhuren aan (een) ander(en) (tot een bedrag van EUR 4.976,04) terwijl hij/zij wist dat die/dat voorwerp(en) geheel of gedeeltelijk, - onmiddellijk of middellijk - afkomstig waren uit enig misdrijf, en hij/zij aldus van het plegen van witwassen een gewoonte heeft gemaakt;
6.
hij in of omstreeks de periode van 06 mei 2015 tot en met 16 oktober 2017 te Amsterdam en/of elders in Nederland, opzettelijk een geldbedrag van EUR 7.000, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan (de erven van) [benadeelde partij], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, welk(e) goed(eren) verdachte anders dan door misdrijf, te weten door (mondelinge) overeenkomst, onder zich had, wederrechtelijk zich heeft toegeëigend.
Vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden bevestigd.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 primair, 2, eerste cumulatief/alternatief, 3, 5 en 6 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
hij
op een of meer tijdstip(pen)in
of omstreeksde periode van 01 januari 2015 tot en met 31 januari 2015 te Amsterdam, althans in Nederland,
(telkens) tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (telkens)met het oogmerk om zich
en/of (een) ander(en)wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen
van een valse naam en/ofvan een valse hoedanigheid
en/of door een of meer listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels,[bank]. heeft bewogen tot de afgifte van een geldbedrag van in totaal EUR 25.000, hebbende verdachte
en/of zijn mededader(s)met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven -
(telkens)valselijk
en/of listiglijk en/of bedrieglijken
/ofin strijd met de waarheid
- namens [B.V.] een incassocontract bij [bank] afgesloten en/of
- zich voorgedaan als vertegenwoordiger/gerechtigde van [B.V.] en
/of(in die hoedanigheid) als bonafide incasseerder en
/of
- in strijd met de waarheid doen voorkomen alsof [B.V.] een vordering had op [verdachte] door een incasso-opdracht te geven aan de [bank] in opdracht en ten gunste van [B.V.] waardoor voornoemde
(rechts
)perso
on
en (telkens)werd
(en)bewogen tot bovenomschreven afgifte
(s);
2.
hij
op een of meer tijdstip(pen)in
of omstreeksde periode van 01 november 2012 tot en met 31 november 2014 te
Amsterdam en/ofUtrecht en
/of Alphen aan den Rijn en/ofGroningen en
/ofCulemborg en/of elders in Nederland, meermalen,
althans eenmaal, (telkens
) tezamen en in vereniging met een of meer rechtsperso(o)n(en) althans alleen, (telkens)met het oogmerk om zich
of een anderwederrechtelijk te bevoordelen, door het aannemen van een valse naam
of vaneneen valse hoedanigheid,
hetzij door listige kunstgrepen, hetzij door een samenweefsel van verdichtsels, (telkens
)
a. a) [a] en
/of
b) [b]
en/of
c) [c] en/of
d) [d]
heeft bewogen tot de afgifte van
a. a)
187boeken
(tot een bedrag van EUR 6.764,43)en
/of
b)
428boeken
(tot een bedrag van EUR 25.025,96) en/of
c) 57 boeken (tot een bedrag van EUR 6237,19) en/of
d) 72 boeken (tot een bedrag van EUR 4173,80)
hebbende verdachte
en/of zijn mededader(s)met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven -
(telkens
)valselijk
en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid
- zich voorgedaan als (gemachtigde van) [B.V. 2]
en/of [B.V. 3] en/of [B.V. 4] en/of [B.V.] en/of [B.V. 5] en/of [B.V. 6] en/of [B.V. 7] en/of [B.V. 8]en/of [B.V. 9] en/of [B.V. 10]en
/of (daarbij
)
- gebruik
gemaaktte makenvan een
(valse
)naam en/of contactpersoon (te weten
waaronder[naam 1]
en/of [naam 2] en/of [naam 3] en/of [naam 4] en/of [naam 5])en
/of
- op naam van die rechtsperso
(o
)n
(en) een of meerboeken
besteld ente bestellen /of (daarbij)
- zich (op die wijze)
voorgedaanvoor te doenals bonafide bedrijf en/of koper, waardoor bovengenoemde
(rechts
)pers
-onen
(telkens
)werden bewogen tot bovenomschreven afgifte;
3.
hij
op een of meer tijdstip(pen)in of omstreeks de periode van 20 januari 2014 tot en met 31 oktober 2016 te Amsterdam en/of Utrecht en/of elders in Nederland, meermalen,
althans eenmaal, (telkens) tezamen en in vereniging met een of meer ander(e) (rechts)pers(o)on(en), althans alleen, (telkens
)met het oogmerk om zich
of een anderwederrechtelijk te bevoordelen, door het aannemen van een valse naam
ofenvan een valse hoedanigheid,
hetzij door listige kunstgrepen, hetzij door een samenweefsel van verdichtsels, (telkens
) [N.V. 1] en/of[B.V. 11] heeft bewogen tot de afgifte van 6
4753, althans een of meerbusinesscard
(s
), door
- zich voor te doen als (gemachtigde van)
[B.V. 12] en/of[B.V. 2] en
/of[B.V. 5] en
/of[B.V.] en
/of(daarbij)
- gebruik te maken van een valse naam (als contactpersoon
en/of ondertekenaar), te weten
[naam 6] en/of[naam 1] en
/of [naam 7] en/of[naam 8] en
/of [naam 9] en/of[naam 10] en
/of(vervolgens)
- op naam van
[B.V. 12] en/of[B.V. 2] en
/of[B.V. 5] en
/of[B.V.]
een of meerbusinesscard
(s
)te bestellen en/of (daarbij)
- een bankrekening te
openen/gebruiken op naam van die
/eenrechtsperso
(o)n
(en
)ten behoeve van de betaling van die businesscards en
/of
- zich (op die wijze) voor te doen als bonafide bedrijf en/of koper, waardoor
(een medewerker(s) van) de [N.V. 1] en/of[B.V. 11]
(telkens
)werd
enbewogen tot bovenomschreven afgifte;
5.
hij
op een of meer tijdstip(pen) in
of omstreeksde periode van 01 januari 2013 tot en met 16 oktober 2017
te Amsterdam en/of Rotterdam en/of Den Haag en/of Capelle aan den IJssel en/of Utrecht en/of eldersin Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer (rechts)pers(o)on(en), althans alleen, (telkens) (een)voorwerp
(en
)te weten een
(grote hoeveelheid
)boek
(en
) en/of (een) auto('s) en/of (een) geldbedrag(en)heeft
verworven, voorhanden gehad,overgedragen en
/ofomgezet
en/of van voorwerpen gebruik heeft gemaakt,door
- een grote hoeveelheid boeken te gelde te maken doordeze boeken te verkopen via [website]
(tot een bedrag van EUR 76.299,76) en/of
- een hoeveelheid auto's te gelde te maken door deze (via [x]) te verhuren aan (een) ander(en) (tot een bedrag van EUR 4.976,04)terwijl hij
/zijwist dat die
/datvoorwerp
(en
)geheel of gedeeltelijk, - onmiddellijk of middellijk - afkomstig waren uit enig misdrijf, en hij
/zijaldus van het plegen van witwassen een gewoonte heeft gemaakt;
6.
hij in
of omstreeksde periode van 06 mei 2015 tot en met 16 oktober 2017 te Amsterdam en/of elders in Nederland, opzettelijk een geldbedrag van EUR 7.000,
in elk geval enig goed, geheel of ten deletoebehorende aan
(de erven van) [benadeelde partij],
in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte,welk
(e) goed(eren)geldbedragverdachte anders dan door misdrijf, te weten door (mondelinge) overeenkomst, onder zich had, wederrechtelijk zich heeft toegeëigend
;.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewijsvoering
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest vereist met de bewijsmiddelen dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit arrest zal worden gehecht.
Nadere bewijsoverwegingen
Het hof leidt uit de gebezigde bewijsmiddelen af dat de verdachte zich ten opzichte van hierna te noemen wederpartijen valselijk heeft voorgedaan als vertegenwoordiger van [B.V.], [B.V. 2] en [B.V. 5] Hij heeft zich daarbij in een aantal gevallen bovendien bediend van valse namen, waarmee hij het aannemen van een valse hoedanigheid heeft ondersteund (vgl. HR 18 oktober 1988, NJ 1989, 656).
Feit 1
Het hof stelt op grond van de gebezigde bewijsmiddelen het navolgende vast.
Op 12 januari 2015 is het aan de [bank]-rekening van [B.V.] – van welke rekening de verdachte de betaalpas had als ook de codes voor het internetbankieren – gekoppelde incassocontract gebruikt om in totaal een bedrag van € 25.000,- te incasseren op de rekening van de verdachte. Nadat het voormelde bedrag op 12 januari 2015 door de [bank] (hierna: [bank]) op de rekening van [B.V.] was gestort, is het overgrote deel van dit bedrag, te weten € 19.500,-, diezelfde dag overgemaakt naar het rekeningnummer [y] ten name van [naam 11], over welke bankrekening de verdachte eveneens de beschikking had.
Van de rekening van [B.V.] is op de dag van de storting en op de dag daarna middels overboekingen en opnames in totaal een bedrag van € 24.942,50 onttrokken. Op 16 januari 2015 is het volledige geïncasseerde bedrag wegens onvoldoende saldo op de rekening van de verdachte gestorneerd.
Nu de rekening waarvan geïncasseerd werd de rekening van de verdachte betrof, hij eveneens de beschikking had over de rekening waarop het geïncasseerde bedrag werd gestort en hij ook beschikte over de rekening waarnaar het overgrote deel van het geïncasseerde bedrag vervolgens werd overgemaakt, is het hof van oordeel dat het de verdachte moet zijn geweest die – wetende dat zijn rekening voor het totaal te incasseren bedrag onvoldoende saldo bevatte - de voormelde incasso-opdracht namens [B.V.] aan de [bank] heeft gegeven, met het oogmerk om – middels onttrekking van het overgrote deel van het geïncasseerde bedrag aan de rekening van [B.V.] – zichzelf wederrechtelijk te bevoordelen.
De verdachte heeft zich aldus valselijk en in strijd met de waarheid voorgedaan als vertegenwoordiger/gerechtigde en daarmee als bonafide incasseerder van [B.V.] en het in strijd met de waarheid doen voorkomen alsof [B.V.] een vordering op hem had. Deze specifieke gedragingen van de verdachte – te weten: met een valse hoedanigheid een vordering van [B.V.] presenteren als een vordering op hemzelf - waren gericht op het wekken van een onjuiste voorstelling van zaken bij de [bank]. Hierdoor heeft hij [bank] bewogen tot de afgifte van het voormelde geïncasseerde geldbedrag. Het hof acht aldus wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte zich als pleger aan het onder 1 primair ten laste gelegde heeft schuldig gemaakt. Het tot vrijspraak strekkende verweer van de raadsman wordt verworpen.
Feit 2
Naar het oordeel van het hof gaat de verdachte schuil achter de naam ‘[naam 1]’. De verdachte heeft verklaard dat hij in 2013 werkzaamheden verrichtte voor [B.V. 2] en dat hij de naam [naam 1] gebruikte. De voormalig aandeelhouder van [B.V. 2], [naam 2], heeft verklaard dat hij ‘[naam 1]’ als boekhouder heeft aangenomen; hij had kantoor aan de [adres] te Capelle aan den IJssel. [naam 2] heeft een politiefoto van de verdachte herkend als de man die hij kent als ‘[naam 1]’.
[a] en [b] B.V. hebben op bestelling van [B.V. 2] een grote hoeveelheid boeken geleverd aan de verdachte ([adres] te Capelle aan den IJssel) zonder te zijn betaald. Aangezien particuliere klanten vooraf moeten betalen, heeft de verdachte zich onder de naam ‘[naam 1]’ voorgedaan als gemachtigde van [B.V. 2] en heeft hij zich niet als particulier voorgedaan. Bovendien heeft hij door een valse naam te gebruiken ervoor gezorgd dat [B.V. 2] niet eenvoudig tot hem te herleiden was.
Er is dus méér dan alleen onbetaalde facturen na een bestelling via internet. De specifieke gedragingen van de verdachte – als particulier onder een valse naam bestellen via een B.V. – waren gericht op het wekken van een onjuiste voorstelling van zaken bij de leveranciers.
Het hof is van oordeel dat de verdachte door het aannemen van een valse naam en het aannemen van een valse hoedanigheid bij [a] en [b] een onjuiste voorstelling van zaken in het leven heeft geroepen waardoor zij zijn bewogen tot de afgifte van boeken.
Feit 3
In de periode van 20 januari 2014 tot en met 16 april 2014 zijn op naam van de rechtspersoon [B.V. 2] businesscards besteld. Er zijn door [B.V. 11] 141 bestelde businesscards geleverd.
De contactpersoon en het factuuradres was de heer [naam 1], [adres] Capelle aan den IJssel. Ook als afleveradres was opgegeven het adres [adres] in Capelle aan den IJssel.
Naar het oordeel van het hof is het de verdachte geweest die zich heeft voorgedaan als bonafide bedrijf en koper door bij deze transactie gebruik te maken van een valse naam en zich voor te doen als gemachtigde van de rechtspersoon met als gevolg dat een medewerker van [B.V. 11] is bewogen tot afgifte van businesscards op naam van [B.V. 2]
Het hof neemt hierbij in aanmerking dat de verdachte geen aannemelijke verklaring heeft willen gegeven voor de geconstateerde samenloop van omstandigheden.
In de ten laste gelegde periode heeft de verdachte vaker gebruik gemaakt van de naam [naam 1] en hoewel hij enige bemoeienis heeft gehad met de rechtspersoon [B.V. 2], was die niet in een hoedanigheid op grond waarvan hij de rechtspersoon kon binden jegens derden.
Daar komt bij dat er businesscards zijn verstuurd naar een adres dat bij de verdachte in gebruik was, welk adres ook als factuuradres was opgegeven.
Verder zijn er businesscards op naam van [B.V. 2] gebruikt voor het vervoer van personen, waaronder [benadeelde partij], een bekende van de verdachte, naar de woning van de toenmalige vriendin van de [vriendin].
De verdachte heeft ook zelf gebruik gemaakt van businesscards op naam van de rechtspersoon.
In de periode van 20 juni 2014 tot en met 21 november 2014, zijn op naam van de rechtspersoon [B.V. 5] 478 businesscards zijn besteld.
Er zijn ook door [B.V. 11] businesscards op naam van [B.V. 5] geleverd.
Als contactpersoon was de naam [naam 8] opgegeven en ook bij deze transactie is het adres [adres] in Capelle aan den IJssel gebruikt.
Naar het oordeel van het hof is het de verdachte geweest die zich heeft voorgedaan als bonafide bedrijf en koper door bij deze transactie gebruik te maken van een valse naam en zich voor te doen als gemachtigde van de rechtspersoon met als gevolg dat een medewerker van [B.V. 11] is bewogen tot afgifte van de businesscards op naam van [B.V. 5].
Het hof neemt ook hierbij in aanmerking dat de verdachte geen aannemelijke verklaring heeft willen gegeven voor de geconstateerde samenloop van omstandigheden.
In de ten laste gelegde periode heeft de verdachte vaker gebruik gemaakt van de naam [naam 8] en hoewel hij enige bemoeienis heeft gehad met de rechtspersoon, was dat niet in een hoedanigheid op grond waarvan hij de rechtspersoon kon binden jegens derden.
Daar komt bij dat er businesscards zijn verstuurd naar een adres dat bij de verdachte in gebruik was.
In maart 2015 zijn namens de rechtspersoon [B.V.] 28 businesscards besteld. Als contactpersoon is opgegeven [naam 10] en de activeringscode is betaald van een rekening van de verdachte. Er zijn ook daadwerkelijk businesscards geleverd.
Naar het oordeel van het hof is het de verdachte geweest die zich heeft voorgedaan als bonafide bedrijf en koper door bij deze transactie gebruik te maken van een valse naam en zich voor te doen als gemachtigde van de rechtspersoon met als gevolg dat een medewerker van [B.V. 11] is bewogen tot afgifte van de businesscards.
Het hof neemt hierbij in aanmerking dat de verdachte geen aannemelijke verklaring heeft willen gegeven voor de geconstateerde samenloop van omstandigheden.
Hoewel de verdachte in de ten laste gelegde periode enige bemoeienis heeft gehad met de rechtspersoon, was dat niet in een hoedanigheid op grond waarvan hij de rechtspersoon kon binden jegens derden.
Daar komt bij dat de verdachte zelf ook gebruik heeft gemaakt van een van de businesscards op naam van [B.V.]
Ook met betrekking tot de betaling van de activeringscode heeft hij ter terechtzitting in hoger beroep niet verklaard en het hof houdt het er dan ook voor dat de verdachte die betaling zelf heeft gedaan.
De raadsman heeft betoogd - kort en zakelijk weergegeven - dat [B.V. 11] haar onderzoeksplicht grovelijk heeft verwaarloosd en de raadsman vraagt zich af of [B.V. 11] mogelijk is bewogen tot afgifte van de businesscards uit een brandend verlangen om die te verkopen en niet door het handelen van de verdachte.
Hij heeft ter onderbouwing van zijn betoog aangevoerd, dat er in een korte periode door [B.V. 2] 143 kaarten zijn aangevraagd en in een maand tijd zelfs 478 kaarten namens [B.V. 5]. Kaarten konden kennelijk ongelimiteerd besteld worden, zekerheid dat de kaarten op het juiste adres werden bezorgd was er niet en de kaarten waren wel direct klaar voor gebruik.
Anders dan de raadsman is het hof van oordeel – zoals hiervoor overwogen - dat wettig en overtuigend bewezen is dat de verdachte zowel gebruik heeft gemaakt van een valse naam als van een valse hoedanigheid bij het bewegen tot afgifte van businesscards door [B.V. 11] op naam van de rechtspersonen [B.V. 2], [B.V. 5] en [B.V.].
De ten laste gelegde door de verdachte gepleegde oplichtingshandelingen zijn wettig en overtuigend bewezen.
Dat [B.V. 11] zou zijn bewogen tot afgifte van bedoelde businesscards om andere redenen dan bewezen is verklaard, wordt door de raadsman weliswaar gesuggereerd maar is naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep niet aannemelijk geworden.
Naar het oordeel van het hof brengen de door de raadsman aangevoerde omstandigheden niet mee, dat het beoogde slachtoffer [B.V. 11] de onjuiste voorstelling van zaken zoals die door de verdachte is gepresenteerd, ook zonder nader onderzoek had moeten doorzien.
Het verweer wordt verworpen.
De conclusie is dat de specifieke gedragingen van de verdachte – als particulier onder een valse naam bestellen via B.V.’s – waren gericht op het wekken van een onjuiste voorstelling van zaken bij de leverancier.
Het hof is van oordeel dat de verdachte door het aannemen van een valse naam en het aannemen van een valse hoedanigheid bij [B.V. 11] een onjuiste voorstelling van zaken in het leven heeft geroepen waardoor zij zijn bewogen tot de afgifte van businesscards.
Feit 5
In de periode van 2 januari 2013 tot en met 19 mei 2015 en 2 januari 2013 tot en met oktober 2015 zijn door [website] geldbedragen overgemaakt op de bankrekening van de verdachte en [naam 11], over wier rekening de verdachte – zoals reeds overwogen - de beschikking had. Deze bedragen zijn de opbrengst van de in de tenlastelegging genoemde, door de verdachte via [website] verkochte boeken, die hij door middel van oplichting van [a] en [b] B.V. had verkregen. Aldus heeft de verdachte deze boeken overgedragen en omgezet, waardoor hij, gelet ook op de lange periode, waarin hij de boeken heeft verkocht alsmede de grote hoeveelheid boeken, van het plegen van witwassen een gewoonte heeft gemaakt.
Het hof vat het betoog van de raadsman op als een beroep op de rechtspraak van de Hoge Raad met betrekking tot witwassen bestaande in het “verwerven” of “voorhanden hebben” van een voorwerp dat (on)middellijk afkomstig is uit een door de verdachte zelf begaan misdrijf.
Van een dergelijke situatie is in deze zaak evenwel geen sprake, nu niet het “verwerven” en “voorhanden hebben” maar het “overdragen” en “omzetten” van de boeken is bewezenverklaard.
Evenmin is in deze zaak sprake van het uitzonderlijke geval dat het “overdragen” of “omzetten” van een door eigen misdrijf verkregen voorwerp plaatsvindt onder omstandigheden die niet wezenlijk verschillen van gevallen waarin een verdachte, die een bepaald misdrijf heeft begaan en daarmee een door dat misdrijf verkregen voorwerp verwerft of voorhanden heeft, zich automatisch ook schuldig zou maken aan het witwassen van dat voorwerp.
Uit wat hiervoor is overwogen, volgt dat het beroep van de raadsman niet kan leiden tot het door hem daarmee beoogde doel.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het onder 1 primair bewezen verklaarde levert op:

oplichting.

Het onder 2 bewezen verklaarde levert op:

oplichting, meermalen gepleegd.

Het onder 3 bewezen verklaarde levert op:

oplichting, meermalen gepleegd.

Het onder 5 bewezen verklaarde levert op:

van het plegen van witwassen een gewoonte maken.

Het onder 6 bewezen verklaarde levert op:

verduistering.

Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
Strafmotivering
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij heeft het hof in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft zich gedurende langere tijd schuldig gemaakt aan oplichting door op naam van bedrijven waarvoor hij als boekhouder/adviseur werkte zakelijke transacties aan te gaan ten behoeve van zich zelf. Met zijn handelen heeft de verdachte niet alleen die bedrijven, maar ook de bedrijven die hij tot afgifte van geld, boeken en businesscards heeft bewogen financieel ernstig benadeeld. Daarmee heeft de verdachte het voor het handelsverkeer noodzakelijke vertrouwen geschaad. Daarnaast heeft de verdachte zich op de in de bewezenverklaring omschreven wijze voor aanzienlijke bedragen schuldig gemaakt aan gewoontewitwassen. Bijzonder schrijnend is ten slotte de wijze waarop de verdachte één van zijn slachtoffers, die na de dood van zijn vader in goed vertrouwen gebruik wilde maken van het aanbod van de verdachte om hem bij de afhandeling van de erfenis behulpzaam te zijn, € 7.000,- afhandig heeft gemaakt.
De verdachte heeft in al deze gevallen louter uit eigen financieel gewin gehandeld. Daarbij neemt het hof het de verdachte bijzonder kwalijk dat hij de feiten op doordachte, planmatige en buitengewoon geraffineerde wijze heeft gepleegd en misbruik heeft gemaakt van het vertrouwen dat telkens in hem werd gesteld, waartoe hij steevast en doelbewust aan zijn slachtoffers een valse voorspiegeling van zaken heeft gegeven zonder zich te bekommeren over de gevolgen van zijn handelen voor de slachtoffers.
Het hof heeft in het nadeel van de verdachte voorts acht geslagen op een de verdachte betreffend uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 8 april 2019, waaruit blijkt dat de verdachte eerder onherroepelijk is veroordeeld voor het plegen van soortgelijke feiten. Dat heeft hem er kennelijk niet van weerhouden de onderhavige feiten te plegen.
Het hof is - alles afwegende – met de advocaat-generaal van oordeel dat de in eerste aanleg opgelegde gevangenisstraf een passende en geboden reactie vormt.
Het hof acht het – anders dan de rechtbank die een niet onherroepelijk vonnis met volledige naam van de verdachte heeft laten publiceren op internet – niet passend en geboden te gelasten dat het onderhavige arrest ongeanonimiseerd wordt gepubliceerd. Het hof heeft echter, nu een wettelijke grondslag daartoe ontbreekt, niet de bevoegdheid om – zoals door de raadsman is verzocht – de ongeanonimiseerde publicatie van het vonnis van de rechtbank op
www.rechtspraak.nlte laten vervallen noch om deze publicatie alsnog te laten anonimiseren.
Vordering tot schadevergoeding van [bank]
In het onderhavige strafproces heeft [benadeelde partij 1] zich namens [bank] als benadeelde partij gevoegd en een vordering ingediend tot vergoeding van geleden materiële schade als gevolg van het aan de verdachte onder 1 primair ten laste gelegde, tot een bedrag van € 35.406,68, te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag.
In hoger beroep is deze vordering aan de orde tot dit in eerste aanleg gevorderde en in hoger beroep gehandhaafde bedrag.
De advocaat-generaal heeft – zoals reeds vermeld – bevestiging van het vonnis gevorderd en daarmee impliciet geconcludeerd tot toewijzing van de vordering van de benadeelde partij tot het in eerste aanleg toegewezen bedrag van € 25.000,-, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De vordering van de benadeelde partij is namens de verdachte betwist.
Het hof is – anders dan de raadsman – van oordeel dat de benadeelde partij heeft aangetoond dat tot een bedrag van € 25.000,- materiële schade is geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het onder 1 primair bewezen verklaarde. De vordering van de benadeelde partij zal derhalve tot dat bedrag worden toegewezen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente over dit bedrag vanaf 12 januari 2015 tot aan de dag der algehele voldoening.
Voor het overige zal de vordering worden afgewezen.
Betaling aan de Staat ten behoeve van [bank]
Nu vaststaat dat de verdachte tot een bedrag van € 25.000,-, met rente, aansprakelijk is voor de schade die door het onder 1 primair bewezen verklaarde is toegebracht, zal het hof aan de verdachte de verplichting opleggen dat bedrag, met rente, aan de Staat te betalen ten behoeve van [bank].
Vordering tot schadevergoeding [B.V.]
In het onderhavige strafproces heeft [benadeelde partij 2] zich namens [B.V.] als benadeelde partij gevoegd en een vordering ingediend tot vergoeding van geleden materiële schade als gevolg van het aan de verdachte onder 2 ten laste gelegde, tot een bedrag van € 4.173,80, te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag.
In hoger beroep is deze vordering aan de orde tot dit in eerste aanleg gevorderde en in hoger beroep gehandhaafde bedrag.
De advocaat-generaal heeft – zoals reeds vermeld – bevestiging van het vonnis gevorderd en daarmee impliciet geconcludeerd tot volledige toewijzing van de vordering van de benadeelde partij, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De vordering van de benadeelde partij is namens de verdachte betwist.
Nu de verdachte ter zake van het onder 2 ten laste partieel, te weten ten aanzien van onder meer de oplichting van [B.V.], wordt vrijgesproken, dient de benadeelde partij niet-ontvankelijk te worden verklaard in de vordering.
Nu door of namens de verdachte niet is gesteld dat deze met het oog op de verdediging tegen de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij kosten heeft gemaakt, kan een kostenveroordeling achterwege blijven.
Vordering tot schadevergoeding [B.V. 11]
In het onderhavige strafproces heeft [B.V. 11] zich als benadeelde partij gevoegd en een vordering ingediend tot vergoeding van geleden materiële schade als gevolg van het aan de verdachte onder 3 ten laste gelegde, tot een bedrag van € 232.338,10, te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag.
In hoger beroep is deze vordering aan de orde tot dit in eerste aanleg gevorderde en in hoger beroep gehandhaafde bedrag.
De advocaat-generaal heeft – zoals reeds vermeld – bevestiging van het vonnis gevorderd en daarmee impliciet geconcludeerd tot toewijzing van de vordering van de benadeelde partij tot het in eerste aanleg toegewezen bedrag van € 232.288,36, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De vordering van de benadeelde partij is door de verdachte betwist.
Naar het oordeel van het hof heeft de benadeelde partij aangetoond dat tot een bedrag van € 3.593,63 materiële schade is geleden (zie de facturen op pagina’s 324, 325, 328, 330, 531 en 532 van zaaksdossier 4). Deze schade is een rechtstreeks gevolg van het onder 3 bewezen verklaarde. De vordering van de benadeelde partij zal derhalve tot dat bedrag worden toegewezen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente over dit bedrag vanaf 12 september 2016 tot aan de dag der algehele voldoening.
Voor het overige levert behandeling van de vordering van de benadeelde partij naar het oordeel van het hof een onevenredige belasting van het strafgeding op.
Het hof zal dan ook bepalen dat de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk is in de vordering tot vergoeding van de geleden schade. Deze kan in zoverre bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Betaling aan de Staat ten behoeve van [B.V. 11]
Nu vaststaat dat de verdachte tot een bedrag van € 3.593,63, met rente, aansprakelijk is voor de schade die door het bewezen verklaarde is toegebracht, zal het hof aan de verdachte de verplichting opleggen dat bedrag, met rente, aan de Staat te betalen ten behoeve van het [B.V. 11]
Vordering tot schadevergoeding van [benadeelde partij]
In het onderhavige strafproces heeft [benadeelde partij] zich als benadeelde partij gevoegd en een vordering ingediend tot vergoeding van geleden materiële schade als gevolg van het aan de verdachte onder 6 ten laste gelegde, tot een bedrag van € 8.800,00, te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag.
In hoger beroep is deze vordering aan de orde tot het in eerste aanleg toegewezen bedrag van € 7.000,-.
De advocaat-generaal heeft – zoals reeds vermeld – bevestiging van het vonnis gevorderd en daarmee impliciet geconcludeerd tot toewijzing van de vordering van de benadeelde partij tot een bedrag van € 7.000,-, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De vordering van de benadeelde partij is namens de verdachte niet betwist.
Naar het oordeel van het hof heeft de benadeelde partij aangetoond dat de gestelde materiële schade is geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het onder 6 bewezen verklaarde. De vordering van de benadeelde partij zal derhalve worden toegewezen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente over dit bedrag vanaf 6 mei 2015 tot aan de dag der algehele voldoening.
Betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde partij]
Nu vaststaat dat de verdachte tot een bedrag van € 7.000,-, met rente, aansprakelijk is voor de schade die door het bewezen verklaarde is toegebracht, zal het hof aan de verdachte de verplichting opleggen dat bedrag, met rente, aan de Staat te betalen ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde partij].
Kostenveroordeling ten aanzien van [bank],
[B.V. 11] en [benadeelde partij]
Dit brengt mee dat de verdachte dient te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partijen [bank], [B.V. 11] en [benadeelde partij] tot aan deze uitspraak in verband met de vordering hebben gemaakt, welke kosten het hof vooralsnog begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partijen ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moeten maken.
Overweging omtrent de oplegging van de schadevergoedingsmaatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht
Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de raadsman van de verdachte zich op het standpunt gesteld dat – gelet op de (toekomstige) draagkracht van de verdachte – niet dient te worden overgegaan tot oplegging van de schadevergoedingsmaatregel dan wel dat de vervangende hechtenis dient te worden bepaald op één dag.
Het hof overweegt hieromtrent als volgt.
Het beoogde doel van de schadevergoedingsmaatregel is het herstel van de rechtmatige toestand voor het slachtoffer. Aan dit doel en aan de strekking van de maatregel ligt de gedachte ten grondslag het slachtoffer de inning van het aan hem verschuldigde bedrag uit handen te nemen. Bij de oplegging van de maatregel dient de draagkracht van de verdachte, gelet op het belang van het slachtoffer bij de maatregel, dan ook geen rol te spelen (vgl. ECLI:NL:HR:2007:AZ8788). Van enige uitzonderlijke omstandigheden die maken dat er reden is van oplegging van een schadevergoedingsmaatregel af te zien is geen sprake, nu naar het oordeel van het hof niet is gebleken dat iedere - ook mogelijk te verwachten toekomstige – draagkracht ontbreekt en de vervangende hechtenis daarom onvermijdbaar zal zijn (vgl. ECLI:NL:HR:2009:BL1812).
Er is dan ook geen reden om – zoals door de raadsman is verzocht – niet over te gaan tot oplegging van de schadevergoedingsmaatregel noch om de vervangende hechtenis te bepalen op één dag.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 36f, 57, 63, 321, 326 en 420ter van het Wetboek van Strafrecht, zoals zij rechtens gelden dan wel golden.

BESLISSING

Het hof:
Verklaart de verdachte niet-ontvankelijk in het hoger beroep, voor zover gericht tegen de beslissing ter zake van het onder 4 ten laste gelegde.
Vernietigt het vonnis waarvan beroep – voor zover aan het inhoudelijke oordeel van het hof onderworpen - en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 primair, 2, eerste cumulatief/alternatief, 3, 5 en 6 ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 primair, 2, eerste cumulatief/alternatief, 3, 5 en 6 bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
30 (dertig) maanden.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.

Vordering van de benadeelde partij [bank]

Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [bank] ter zake van het onder 1 primair bewezen verklaarde tot het bedrag van
€ 25.000,00 (vijfentwintigduizend euro) ter zake van materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Wijst de vordering van de benadeelde partij tot schadevergoeding voor het overige af.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van [bank], ter zake van het onder 1 primair bewezen verklaarde een bedrag te betalen van
€ 25.000,00 (vijfentwintigduizend euro) als vergoeding voor materiële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
160 (honderdzestig) dagen hechtenis, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de materiële schade op 12 januari 2015.

Vordering van de benadeelde partij [B.V.]

Verklaart de benadeelde partij [B.V.] niet-ontvankelijk in de vordering tot schadevergoeding.

Vordering van de benadeelde partij [B.V. 11]

Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [B.V. 11], afd. Legal Office ter zake van het onder 3 bewezen verklaarde tot het bedrag van
€ 3.593,63 (drieduizend vijfhonderddrieënnegentig euro en drieënzestig cent) ter zake van materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de benadeelde partij in zoverre de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [B.V. 11], afd. Legal Office, ter zake van het onder 3 bewezen verklaarde een bedrag te betalen van
€ 3.593,63 (drieduizend vijfhonderddrieënnegentig euro en drieënzestig cent) als vergoeding voor materiële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
45 (vijfenveertig) dagen hechtenis, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de materiële schade op 12 september 2016.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij]

Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde partij] ter zake van het onder 6 bewezen verklaarde tot het bedrag van
€ 7.000,00 (zevenduizend euro) ter zake van materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde partij], ter zake van het onder 6 bewezen verklaarde een bedrag te betalen van
€ 7.000,00 (zevenduizend euro) als vergoeding voor materiële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
70 (zeventig) dagen hechtenis, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de materiële schade op 6 mei 2015.
Dit arrest is gewezen door mr. I.E. de Vries, mr. D.M. Thierry en mr. A.L. Frenkel, in bijzijn van de griffier mr. W. Jansen.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 9 mei 2019.
mr. A.L. Frenkel is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.