ECLI:NL:GHDHA:2019:2023
Gerechtshof Den Haag
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep over de vastgestelde WOZ-waarde van een woning in vergelijking met omliggende onroerende zaken
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van de belanghebbende, eigenaar van een woning, tegen de vastgestelde WOZ-waarde van zijn woning door de heffingsambtenaar van de Gemeente Rotterdam. De belanghebbende betwist dat de waarde van zijn woning, vastgesteld op € 233.000 per 1 januari 2016, correct is en stelt dat deze te hoog is in vergelijking met de waarden van omliggende onroerende zaken. De heffingsambtenaar heeft een taxatierapport overgelegd waarin de waarde van de woning is bepaald aan de hand van een methode van systematische vergelijking met andere woningen waarvan marktgegevens beschikbaar zijn. De rechtbank heeft in eerste aanleg de waarde van de woning bevestigd en het beroep van de belanghebbende ongegrond verklaard.
Tijdens de mondelinge behandeling heeft de belanghebbende zijn standpunt toegelicht, waarbij hij ook verwees naar andere onroerende zaken in de buurt. Het Hof heeft geoordeeld dat de heffingsambtenaar voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat de waarde van de woning niet te hoog is vastgesteld. Het Hof heeft vastgesteld dat de vergelijkingsobjecten in de taxatie voldoende vergelijkbaar zijn met de woning van de belanghebbende en dat de heffingsambtenaar rekening heeft gehouden met de verschillen tussen de objecten. De belanghebbende heeft niet voldoende onderbouwd dat de door de heffingsambtenaar aangehouden waarde per vierkante meter niet juist is.
Het Hof heeft ook geoordeeld dat de heffingsambtenaar niet in gebreke is gebleven door niet de waardegegevens van andere onroerende zaken te verstrekken, omdat deze niet relevant waren voor de waardebepaling van de woning van de belanghebbende. Het beroep van de belanghebbende is ongegrond verklaard, en de uitspraak van de rechtbank is bevestigd. De proceskosten worden niet vergoed.