In deze zaak heeft Opportunity Partners B.V. (hierna: O.P.) een verzoek ingediend om een voorlopig getuigenverhoor te bevelen in het kader van een hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Rotterdam. De rechtbank had de vordering van O.P. afgewezen, waarin zij stelde dat verweerder onrechtmatig had gehandeld en aansprakelijk was voor de geleden schade. De achtergrond van het geschil betreft een investering door O.P. in InnoConcepts B.V., die in 2010 failliet ging. O.P. wilde getuigen horen over de rol en verantwoordelijkheden van verweerder ten tijde van de investering en het faillissement.
Tijdens de mondelinge behandeling werd duidelijk dat de feiten die door de rechtbank waren vastgesteld niet in geschil waren. Het hof oordeelde dat O.P. geen belang had bij het horen van getuigen over onbetwiste feiten en dat het verzoek om een voorlopig getuigenverhoor niet voldeed aan de wettelijke eisen. Het hof concludeerde dat O.P. niet voldoende had onderbouwd welke feiten zij wilde bewijzen en dat het verzoek in wezen een poging was om onbekende feiten aan het licht te brengen, wat niet de bedoeling is van een voorlopig getuigenverhoor. Het hof wees het verzoek van O.P. af en veroordeelde haar in de kosten van de procedure.