Uitspraak
GERECHTSHOF DEN HAAG
1.[naam 1] ,
2. [naam 2] ,
2.Het onderhavige geschil gaat over het volgende.(2.1) [geïntimeerde] is door de inschrijving van de akte van levering van 22 november 1996 (productie 2 conclusie van antwoord) eigenaar geworden van een appartementsrecht, bekend als [adres 1] te [plaats 2] en omvattende het uitsluitend gebruik van woonhuis met onderliggende garage, kadastraal bekend gemeente [plaats 2] , [kadastrale aanduiding 1] . De gemeenschap waarvan voormeld appartementsrecht deel uitmaakt omvat blijkens de splitsingsakte van 27 november 1973 (productie 3 conclusie van antwoord) twee appartementsrechten. [geïntimeerde] is als eigenaar van appartementsindex 1 in deze gemeenschap gerechtigd voor 12/13e gedeelte; de eigenaar van appartementsindex 2 (een garage) is gerechtigd voor 1/13e gedeelte.(2.2) De in 2.1 genoemde appartementseigenaren zijn van rechtswege lid van de Vereniging van Eigenaren [adres 1] .(2.3) Tevens heeft [geïntimeerde] blijkens de in 2.1 genoemde akte van levering toen in eigendom verworven het 1/136ste onverdeeld aandeel in de daarbij gelegen weg, kadastraal bekend gemeente [plaats 2] , [kadastrale aanduiding 2] , welk geheel groot is 8,87 are (887 m²).(2.4) In de leveringsakte van 22 november 1996 heeft [geïntimeerde] zich verplicht als lid toe te treden tot (kort gezegd) [de vereniging] en deze verplichting via een zogenaamd kettingbeding op te leggen aan zijn rechtsopvolgers. Tevens heeft [geïntimeerde] daarin verklaard zich te onderwerpen aan alle bepalingen, vermeld in de in 2.1 bedoelde splitsingsakte uit 1973.(2.5) [de vereniging] is een vereniging in de zin van artikel 2:26 BW en is opgericht in 1974. [de vereniging] stelt zich ten doel om te zorgen voor het onderhoud van de (hierna in 2.7 nader omschreven) gemeenschappelijke dekken, inclusief de privé-inhammen, de hekwerken aan de zijkanten van de dekken, de keerwanden en de hemelwaterafvoer welke zich in en onder de dekken bevindt, van het woningcomplex waartoe de adressen [adres 2] en [adres 3] te [plaats 2] (hierna ook: het complex) horen [hof: volledige doelomschrijving weergegeven in §1.14 van het vonnis].(2.6) Het complex omvat 83 woningen en 173 garages. In totaal gaat het om 256 appartementsrechten. [geïntimeerde] heeft hiervan het onder 2.1 nader omschreven appartementsrecht.(2.7) Het (gemeenschappelijke) dek is een betonnen plaat, met spankabels er doorheen. Onder het dek liggen de garages. Op en naast het dek zijn de woningen gebouwd. Tussen de woningen liggen op de betonnen plaat (het dek) looppaden waarmee iedere bewoner bij de voordeur van zijn woning kan komen. Deze looppaden, inclusief privé-inhammen van de bewoners, zijn bedekt met waterwerend bitumen en voorzien van waterdoorvoeren en loodslabben aan de buitenkant van de woningen. Over de looppaden, privé inhammen en hellingbanen zijn dektegels op dragers aangebracht ter bescherming van het dek zelf.(2.8) Tot het onverdeelde deel van het complex behoren (i) de looppaden op de dekken, welke tevens dienen als daken boven de onderliggende wegen (met uitzondering van de bij de woningen behorende ‘voorruimten’/inhammen), (ii) hekwerken, (iii) betonnen keerwanden, (iv) trappen en hellingbanen, (v) de wegen onder de dekken en (vi) de verlichting. De onderdelen (iv), (v) en (vi) zijn in beheer bij de gemeente [plaats 2] . De rest bij [de vereniging] . Om het onderhoud van de dekken te bekostigen wordt jaarlijks in de algemene ledenvergadering (ALV) van [de vereniging] aan de hand van een meerjaren onderhoudsplan de contributie bepaald.(2.9) De statuten van de [de vereniging] zijn op 14 mei 2002 gewijzigd, na besluit daartoe door de ALV van 26 juni 2001 onder de opschortende voorwaarde dat tenminste 90% van de dekwoning-eigenaren had ingestemd met de wijziging van (naar het hof begrijpt) het splitsingsreglement in hun splitsingsakte. In artikel 4 van de huidige statuten van [de vereniging] is onder meer een bepaling opgenomen omtrent het lidmaatschap van degenen die ingevolge het reglement van splitsing betreffende hun woning of garage automatisch lid zijn. De hiervoor bedoelde voorgenomen wijziging van de bij het complex betrokken splitsingsakten betreft een verplicht lidmaatschap van de [de vereniging] voor de in die splitsing betrokken appartementseigenaren, waarbij [de vereniging] zich ten doel stelt om de dekken te beheren en onderhouden, terwijl de appartementseigenaren verplicht zijn het onderhoud van de privé-dekgedeelten door [de vereniging] te laten verrichten.(2.10) [geïntimeerde] heeft zijn splitsingsakte (uit 1973) en het daarbij behorende Modelsplitsingsreglement van 22 februari 1973 en Bijzonder Reglement niet gewijzigd.(2.11) [geïntimeerde] heeft zijn, sinds eind 1996 bestaande, lidmaatschap van de [de vereniging] bij brief van 27 september 2013 opgezegd.(2.12) De [de vereniging] heeft zich tot de kantonrechter gewend en naast achterstallige contributie over 2014, met nevenvorderingen, tevens een verklaring voor recht gevorderd, inhoudende dat er sprake is van een lidmaatschap van [geïntimeerde] van de [de vereniging] , dat dit een ‘kwalitatief lidmaatschap’ is in de zin van artikel 5:112 BW en dat dit niet opzegbaar is.(2.13) De kantonrechter heeft deze vorderingen afgewezen, kort samengevat, omdat er sprake is van een ‘gewone’ vereniging ex artikel 2:26 BW, waarbij vrijheid van uittreden bestaat (overeenkomstig het dwingendrechtelijke artikel 2:35 BW) en waarbij geen sprake is van een kwalitatief lidmaatschap. Daarom is het lidmaatschap van [geïntimeerde] per 1 januari 2014 geëindigd, aldus de kantonrechter.De grieven van [de vereniging]
4.[geïntimeerde] heeft gemotiveerd verweer gevoerd.De (gewijzigde) vordering van [de vereniging]
primair:I. een descente te gelasten om zich een oordeel te kunnen vormen over de specifieke
bouwconstructie.
II. te verklaren voor recht:
a) dat het lidmaatschap van [de vereniging] krachtens haar statuten d.d. 14 mei 2002 in
casu een kwalitatief en voorwaardelijk opzegbaar lidmaatschap betreft,
conform het bepaalde in artikel 5:112 lid 3 BW;
b) dat dit lidmaatschap sinds 27 december 2002 gelijkelijk geldt voor alle leden
van [de vereniging] en dat [geïntimeerde] dus nog steeds lid is;
III. veroordeling van [geïntimeerde] tot betaling van de achterstallige contributie vanaf
2014 tot en met 2017, vermeerderd met wettelijke rente en buitengerechtelijke
incassokosten;
IV. veroordeling van [geïntimeerde] tot betaling van alle toekomstige beheers,- en
onderhoudskosten van het complex, voor zover niet reeds onder de contributie
vallend;
subsidiair, meer subsidiair en uiterst subsidiair:
I. veroordeling van [geïntimeerde] tot betaling schadevergoeding, gelijk aan de contributie
met buitengerechtelijke incassokosten en rente;
II. veroordeling van [geïntimeerde] tot betaling van overige onderhoudskosten die de overige
leden van [de vereniging] sinds 27 september 2013 hebben betaald in verband met beheer en
onderhoud van het complex, voor zover niet onder de contributie vallend;
dit op grond van ongerechtvaardigde verrijking, de redelijkheid en billijkheid, dan
wel onrechtmatige daad;
primair, subsidiair, meer subsidiair en uiterst subsidiair:I. [geïntimeerde] te veroordelen te dulden van (en zo nodig mee te werken aan)
werkzaamheden in verband met noodzakelijk beheer en (groot) onderhoud van het
complex, daaronder begrepen de gedeelten van het dek waarover hij een exclusief
gebruiksrecht heeft;
II. [geïntimeerde] te veroordelen in de proceskosten.
Dit betekent dat reeds hierom de stelling van [de vereniging] omtrent een kwalitatief, niet-opzegbaar lidmaatschap (naar analogie van artikel 5:112 lid 3 BW) in het geval van [geïntimeerde] niet opgaat. Zijn splitsingsakte zegt hier immers niets over.
Beoordeling van grief 2 (ongerechtvaardigde verrijking?)
Beoordeling van grief 3 (de redelijkheid en billijkheid?)
In dit verband wijst het hof er nog wél op dat, anders dan [geïntimeerde] stelt, haar onderhoudsplicht niet is beperkt tot 1/256e aandeel, conform de oorspronkelijke statuten van [de vereniging] . Reeds omdat deze statuten (al lange tijd geleden) in dit opzicht zijn gewijzigd, kan [geïntimeerde] geen rechten meer ontlenen aan deze oude verdeelsleutel. Grief 3 faalt.
Beoordeling van grief 4 (onrechtmatige daad?)
Beoordeling van de gewijzigde vordering in hoger beroep
Het hof acht het vanzelfsprekend, gelet op de constructie van het dek, dat de uitvoering van noodzakelijke werkzaamheden daaraan (in opdracht van [de vereniging] ) in één hand blijft, daaronder begrepen werkzaamheden aan de ‘inham’ die bij [geïntimeerde] exclusief in gebruik is. Nu [geïntimeerde] zich, mede blijkens het voorgaande ook niet verzet tegen de daartoe strekkende vordering, althans niet voldoende gemotiveerd, zal het hof deze vordering toewijzen.
Slotsom
Beslissing
- veroordeelt [geïntimeerde] tot het dulden van (en zo nodig het meewerken aan) werkzaamheden in verband met noodzakelijk beheer en (groot) onderhoud van het complex, daaronder begrepen de gedeelten van het dek waarover hij een exclusief gebruiksrecht heeft;
- wijst af het door [de vereniging] meer of anders gevorderde;
- veroordeelt [de vereniging] in de kosten van het geding in hoger beroep, aan de zijde van [geïntimeerde] tot op heden begroot op € 314,-- aan griffierecht en € 3.222,-- aan salaris advocaat;
- verklaart dit arrest ten aanzien van de veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad.
A.A. Muilwijk-Schaaij en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 5 maart 2019 in aanwezigheid van de griffier.