Uitspraak
GERECHTSHOF DEN HAAG
Arrest van 3 september 2019
[appellant], in diens hoedanigheid van executeur in de nalatenschap van [naam],
[appellante],
Gerechtshof Den Haag
In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 3 september 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep. De appellanten, vertegenwoordigd door een executeur in de nalatenschap van een overledene, waren in hoger beroep gekomen van een vonnis van de rechtbank Den Haag, dat op 20 februari 2019 was gewezen. Het hoger beroep werd ingesteld bij exploot van 25 april 2019. De zaak werd op verschillende data behandeld, maar de appellanten hebben geen memorie van grieven ingediend, ondanks herhaalde verzoeken om dit te doen. Hierdoor is het recht op het indienen van grieven vervallen volgens de relevante procesregels.
Het hof heeft vervolgens beoordeeld of de appellanten ontvankelijk waren in hun hoger beroep. Aangezien er geen grieven waren aangevoerd, kon het hof het geschil niet inhoudelijk beoordelen. De appellanten werden daarom niet-ontvankelijk verklaard in hun hoger beroep. Daarnaast zijn de appellanten veroordeeld in de kosten van het geding in hoger beroep, die zijn begroot op een totaal van € 861,--, bestaande uit griffierecht en advocaatkosten.
Deze uitspraak benadrukt het belang van het indienen van grieven in hoger beroep en de gevolgen van het niet naleven van procesregels. Het hof heeft zijn beslissing genomen in aanwezigheid van de griffier, en de uitspraak is openbaar gedaan.