In deze zaak gaat het om een hoger beroep van [appellant] tegen een vonnis van de rechtbank Den Haag, waarin hij werd veroordeeld tot betaling van achterstallige bijdragen aan de Vereniging van Eigenaren (VvE) van zijn appartement. [appellant] is eigenaar van een appartement in Den Haag en is lid van de VvE. De VvE heeft hem jarenlang verplicht om een maandelijkse bijdrage van € 35,00 te betalen, evenals extra bijdragen voor onderhoudswerkzaamheden. [appellant] heeft deze bijdragen echter niet betaald, wat heeft geleid tot de vordering van de VvE in de rechtbank.
De rechtbank heeft in haar vonnis van 8 februari 2017 geoordeeld dat [appellant] de gevorderde bijdragen moest betalen, vermeerderd met wettelijke rente. [appellant] heeft in hoger beroep grieven aangevoerd tegen deze beslissing, onder andere met betrekking tot de hoogte van de rente en de afwijzing van zijn vordering in reconventie voor schadevergoeding. Het hof heeft de feiten die door de rechtbank zijn vastgesteld, grotendeels overgenomen, met uitzondering van de vaststelling dat [appellant] de enige eigenaar van het appartement is.
Het hof heeft de grieven van [appellant] ongegrond verklaard en het vonnis van de rechtbank bekrachtigd. [appellant] is veroordeeld in de proceskosten van het hoger beroep. De VvE heeft haar vorderingen in hoger beroep verder uitgebreid met extra bijdragen die in latere vergaderingen zijn vastgesteld. Het hof heeft geoordeeld dat de eisvermeerdering toelaatbaar was en heeft de vorderingen van de VvE toegewezen, inclusief de wettelijke rente over de verschuldigde bedragen.