ECLI:NL:GHDHA:2020:1007

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
16 juni 2020
Publicatiedatum
9 juni 2020
Zaaknummer
200.256.704-01
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Huurontbinding en ontruiming wegens overlast door huurster

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van een huurster, aangeduid als [appellante], tegen Stichting Maasdelta Groep (MDG) over de ontbinding van haar huurovereenkomst en de ontruiming van haar woning. De huurovereenkomst, gesloten op 12 juni 2014, bevatte bepalingen die de huurster verplichtten om geen overlast te veroorzaken voor omwonenden. MDG heeft de huurster gedagvaard op 11 januari 2018, met als grondslag dat zij zich niet als goed huurder gedroeg en ernstige overlast veroorzaakte, waaronder scheldpartijen en ongefundeerde beschuldigingen van pedofilie aan het adres van een buurman. De kantonrechter heeft op 21 december 2018 de huurovereenkomst ontbonden en de huurster veroordeeld tot ontruiming van de woning binnen twee weken.

In hoger beroep heeft de huurster grieven aangevoerd, onder andere dat de kantonrechter ten onrechte heeft geoordeeld dat haar gedrag zodanig overlast veroorzaakte dat ontbinding van de huurovereenkomst gerechtvaardigd was. Het hof heeft de grieven van de huurster gezamenlijk beoordeeld en geconcludeerd dat de huurster inderdaad overlast heeft veroorzaakt die de ontbinding van de huurovereenkomst rechtvaardigt. Het hof heeft daarbij de verklaringen van getuigen en de omstandigheden van het geval in aanmerking genomen. De huurster heeft geen overtuigend bewijs geleverd dat haar gedrag niet als overlast kan worden gekwalificeerd.

Het hof heeft het bestreden vonnis van de kantonrechter bekrachtigd en de huurster veroordeeld in de proceskosten van het hoger beroep. De uitspraak benadrukt het belang van goed huurderschap en de verantwoordelijkheden van huurders ten opzichte van hun buren.

Uitspraak

GERECHTSHOF DEN HAAG

Afdeling Civiel recht
Zaaknummer : 200.256.704/01
Rolnummer rechtbank : 6613326 CV EXPL 18-2989

Arrest van 16 juni 2020

in de zaak van

[appellante] ,

wonende te [woonplaats] ,
appellante,
hierna te noemen: [appellante] ,
advocaat: mr. A. Rhijnsburger te Rotterdam,
tegen

Stichting Maasdelta Groep,

gevestigd te Spijkenisse, gemeente Nissewaard,
geïntimeerde,
hierna te noemen: MDG,
advocaat: mr. R.W.F. Heijmeriks te Spijkenisse.

Het geding

Bij exploot van 11 maart 2019 is [appellante] in hoger beroep gekomen van het vonnis dat op 21 december 2018 is gewezen tussen partijen door de rechtbank Rotterdam, team kanton, locatie Rotterdam. Bij tussenarrest van 9 april 2019 heeft het hof een comparitie van partijen gelast. Deze is op 24 mei 2019 gehouden. Daarvan is proces-verbaal gemaakt. Op 22 oktober 2019 heeft [appellante] een memorie van grieven (met producties) ingediend, waarin zij zeven grieven tegen het vonnis heeft geformuleerd. Daarna heeft MDG een memorie van antwoord (met producties) ingediend. Vervolgens is arrest gevraagd.

Beoordeling van het hoger beroep

Feiten
1.1
Tussen partijen staan onder meer navolgende volgende feiten vast.
1.2
Op 12 juni 2014 hebben partijen een huurovereenkomst gesloten waarmee [appellante] de woning aan de [adres 1] in Hellevoetsluis (hierna: de woning) huurde van MDG. De huurovereenkomst bepaalt in artikel 6.2:

(…) Huurder is ervan op de hoogte dat verhuurder eigenaar/ verhuurder is van meerdere woningen in de buurt/ omgeving. Huurder zal zich gedragen als goed huurder en verplicht zich ervoor zorg te dragen dat aan omwonenden geen overlast wordt veroorzaakt in welke vorm ook. (…)
De Algemene huurvoorwaarden voor zelfstandige woonruimte van MDG (versie 1 januari 2012) zijn van toepassing op deze huurovereenkomst.
1.3
In 2017 heeft [appellante] de bewoner van [adres 2] (hierna te noemen: Buurman) meerdere keren uitgescholden voor pedofiel en heeft zij in de buurt een briefje verspreid waarop staat:

WAARSCHUWING!! [naam buurt] !! PEDO ALERT!!
Beste bewoners,
Helaas huist er een pedofiel in deze woonwijk met vele gezinnen. Meneer is hier jaren geleden via een urgentie terechtgekomen omdat hij mede hierdoor niet meer welkom is in zijn geboortestad.Meneer geciteerd: ‘Ik kijk nu nog alleen maar, daar is toch niks mis mee’? Meneer begluurt zwemmende jonge meiden in de tuin die net rijp aan het worden zijn. Meneer gaat naar eigen zeggen met dit lekkere weer naar het centrum om naar die meiden te kijken terwijl hij met een stijve in zijn broek zit. Wel zo fijn om als ouder op de hoogte te zijn van deze vunzigheid !!!!!!De woningcorporatie, Maasdelta, weet hier zogenaamd niks van af. Politie doet er niks mee, want ‘de arme meneer is ziek en heeft hulp nodig?!’Bah!
Let a.u.b. extra goed op uw kinderen en kleinkinderen als zij spelen aan of langslopen/langsfietsen op [adres 2] !!!
1.4
Vanuit de buurt zijn diverse overlastmeldingen gedaan (ook door [appellante] ).
1.5
Op 20 juni 2017 heeft op uitnodiging van de politie een bespreking plaatsgevonden. Hierbij was [appellante] aanwezig, vergezeld van de heren [getuige 7] en [getuige 5] . Daarnaast waren aanwezig: meerdere bewoners van [straatnaam] , twee politieambtenaren (waaronder de wijkagente [wijkagente] ), een gemeenteambtenaar en drie vertegenwoordigers van MDG (waaronder de woonconsulente [woonconsulente] ). In het verslag van de tijdens deze bespreking gemaakte afspraken staat onder meer:

De gemaakte afspraken zijn:
1
Het is huurder ten strengste verboden overlast- in welke vorm dan ook- te veroorzaken in en vanuit de woning; Lees: huurder en leden van zijn huishouden;
(…)
4 Huurder zal zich op correcte wijze en met respect gedragen naar omwonenden. Schelden, intimerend gedrag, het verspreiden van briefjes over elkaar in de buurt en andere pesterijen zijn niet toegestaan. Onder intimerend gedrag wordt onder andere verstaan: aanstaren, voor elkaars woning staan en naar binnen kijken, etc.
1.6
Na 20 juni 2017 heeft Buurman diverse aangiften over overlast gevende handelingen van [appellante] gedaan. Op 10 augustus 2017 hebben twee wijkagenten samen met de woonconsulente van MDG een huisbezoek aan [appellante] gebracht waarbij overlast van [appellante] in de nacht van 5 op 6 augustus 2017 is besproken en “een officiële waarschuwing” aan [appellante] is gegeven. In oktober 2017 heeft [appellante] op haar Facebookpagina mededeling gedaan van een pedofiel die drie deuren verderop woont. Er zijn ook geluidsopnamen van het najaar 2017 waarop te horen is dat [appellante] Buurman en de bewoonster van nummer [nummer] uitscheldt.
1.7
Bij brief van 17 november 2017 heeft MDG een andere huurwoning aan [appellante] aangeboden, omdat in overleg met de burgemeester was besloten om zo de rust op de [straatnaam] terug te brengen. [appellante] heeft dit aanbod niet geaccepteerd.
1.8
[appellante] heeft klachten over de behandeling van haar door (de woonconsulent van) MDG voorgelegd aan de Geschillenadviescommissie. Op 4 december 2017 heeft deze commissie haar klachten ongegrond verklaard.
1.9
Op 3 januari 2018 heeft MDG de rechtbank verzocht een voorlopig getuigenverhoor te gelasten. Dit verzoek is toegewezen.
Op 30 maart 2018 zijn als getuigen gehoord:
  • [woonconsulente] (senior woonconsulente bij MDG),
  • [wijkagente] (wijkagente) en
  • [buurtbewoonster ] (bewoonster [adres 3] ).
Op 3 april 2018 zijn als getuigen gehoord:
  • [getuige 1] (buurtbewoonster),
  • [getuige 2] (bewoner [adres 4] ),
  • [getuige 3] (bewoner [adres 5] ),
  • [getuige 4] (bewoner [adres 6] ),
  • [getuige 5] (bewoner [adres 7] ),
  • [getuige 6] (bewoner [adres 8] ),
  • [getuige 7] (vriend van [appellante] ).
Op 30 juli 2018 zijn als getuigen gehoord:
  • [appellante] zelf en
  • [getuige 8] (kennis van [appellante] ).
Op 2 oktober 2018 zijn als getuigen gehoord:
  • [getuige 9] (kleinzoon van de bewoners [adres 9] ) en
  • [getuige 10] (bewoner [adres 8] ).
Voornoemde personen worden hierna aangeduid met hun achternaam.
Op 19 juli 2018 heeft Buurman op verzoek van MDG een verklaring bij de notaris afgelegd in aanwezigheid van onder andere de advocaat van [appellante] .
Vordering, grondslag, verweer en vonnis
2.1
Op 11 januari 2018 heeft MDG [appellante] gedagvaard voor de kantonrechter en gevorderd dat deze de huurovereenkomst ontbindt en [appellante] veroordeelt tot ontruiming van de woning. Hieraan heeft MDG ten grondslag gelegd dat [appellante] zich niet als goed huurder gedraagt. Zij veroorzaakt ernstige geluidsoverlast, inclusief scheldkanonnades, zij deelt omwonenden ongevraagd mede dat Buurman pedofiele neigingen zou hebben, andere huurders van MDG zijn in verband met de overlast verhuisd, het wangedrag van [appellante] is niet gestopt na de bespreking van 20 juni 2017 en het aanbod van MDG aan [appellante] voor een andere huurwoning is niet geaccepteerd en heeft dus niet tot een oplossing geleid, aldus MDG.
2.3
[appellante] heeft de vorderingen gemotiveerd bestreden. Zij heeft harerzijds verzocht de vorderingen van MDG af te wijzen en voor het geval deze toch toegewezen worden, heeft zij betaling van een verhuiskostenvergoeding en een ontruimingstermijn van 12 weken gevorderd. MDG heeft die vorderingen bestreden.
2.4
Met het bestreden vonnis heeft de kantonrechter de huurovereenkomst ontbonden, [appellante] veroordeeld de woning binnen twee weken na betekening van het vonnis te ontruimen en ter beschikking van MDG te stellen, en [appellante] veroordeeld in de proceskosten. De kantonrechter heeft daartoe overwogen dat de nergens op gebaseerde beschuldiging van pedofiel in combinatie met de overige tekst in het briefje, terwijl het uitschelden niet bij één keer is gebleven, getuigt van ‘slecht huurderschap’ en voldoende reden is om de huurovereenkomst te ontbinden, tenzij het om een incident gaat en [appellante] zich verder voorbeeldig heeft gedragen. Dit laatste heeft [appellante] volgens de kantonrechter niet gedaan. De kantonrechter heeft daartoe mede expliciet acht geslagen op getuigenverklaringen van [buurtbewoonster ] , [getuige 9] , [woonconsulente] en [wijkagente] . Het overlast gevende gedrag van [appellante] is volgens de kantonrechter te ver gegaan en heeft te lang geduurd. De verklaringen van getuigen die [appellante] heeft laten horen, maken het oordeel niet anders, aldus de kantonrechter. Voor betaling van een verhuiskostenvergoeding of een ruimere ontruimingstermijn heeft de kantonrechter geen aanleiding gezien.
Na het vonnis
3. Na het vonnis is de woning ontruimd en opnieuw verhuurd (aan de dochter van Buurman, met een urgentieverklaring). Tevens heeft [appellante] in 2019 een intramurale behandeling bij Delta Antes ondergaan.
Grieven
4.1
[appellante] heeft bij memorie van grieven aangevoerd dat er sprake was van langdurige ‘onrust’ in de wijk waarbij verschillende huurders elkaar dwars zaten. Er was eerder sprake van ‘burenruzies’ door diverse personen die elkaar de schuld gaven, dan van overlast veroorzaakt door haar alleen. [appellante] heeft in september 2017 aan MDG kenbaar gemaakt dat de verstoring van het woongenot door omwonenden voor haar niet langer aanvaardbaar was, waarop MDG afwijzend reageerde. Toen MDG de procedure aanhangig maakte, had zich al lange tijd geen incident veroorzaakt door [appellante] voorgedaan en was de rust al lang weergekeerd. Volgens [appellante] kan er geen toerekenbare tekortkoming aan de zijde van [appellante] worden vastgesteld die zou moeten leiden tot ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van het gehuurde.
4.2
Met haar
grief 1voert [appellante] aan dat de kantonrechter ten onrechte heeft geoordeeld dat het verspreiden van een briefje over Buurman zodanig (woon)overlast geeft dat dat de ontbinding van een huurovereenkomst kan rechtvaardigen. [appellante] uitte een mening; dit is geen hinder in (of nabij) een woning. [appellante] heeft meerdere keren aangifte gedaan tegen Buurman wegens ernstige bedreigingen. [appellante] kan niet als ‘boosdoener’ worden beschuldigd en MDG zag dat in toen zij haar vervangende woonruimte aanbood.
De
grieven 2 tot en met 6zijn gericht tegen het gebruik en de waardering van de verschillende getuigenverklaringen. [appellante] voert daartoe het volgende aan:
De verklaring van Buurman komt geen waarde toe, omdat hij niet onder ede is gehoord en door DMG is beloond voor zijn medewerking en zijn verklaring op die van [buurtbewoonster ] lijkt (
grief 2). De verklaring van [buurtbewoonster ] wordt niet gesteund door andere verklaringen en zij was bevriend met mevrouw [buurtbewoonster 2] die valse overlastmeldingen deed. Ook de verklaring van [getuige 9] , die fantaseert, flessen drank verzamelt en jointjes rookt, is ongeloofwaardig en onwaar (
grief 3). Getuige [woonconsulente] is in dienst van Maasdelta, heeft nooit zelf iets waargenomen en is niet objectief (
grief 4). Getuige [wijkagente] heeft incidenten verzonnen, meineed gepleegd en niets uit eigen waarneming kunnen verklaren (
grief 5). Ten onrechte heeft de kantonrechter geoordeeld dat de getuigenverklaringen aan de zijde van [appellante] niet relevant zijn en een suggestie van omkoping gedaan (
grief 6).
Met
grief 7voert [appellante] aan dat de kantonrechter niet gemotiveerd alle omstandigheden van het geval heeft afgewogen zoals zou moeten volgens het arrest van de Hoge Raad van 28 september 2018, ECLI:NL:HR:2018:1810. Er is geen zorgvuldige afweging geweest. De kantonrechter had onder andere moeten vaststellen dat een lange periode van ‘rust’ was ingetreden. Verder is van belang dat [appellante] ook “naar zichzelf kijkt” en een therapie met succes heeft volbracht.
4.3
MDG heeft de grieven gemotiveerd bestreden. Tevens heeft MDG aangevoerd dat [appellante] met dit hoger beroep misbruik van procesrecht maakt, omdat ze niet in haar woning terug wil (noch kan).
Misbruik van procesrecht?
5. Het hof oordeelt dat MDG onvoldoende heeft gesteld om misbruik van procesrecht door [appellante] aan te nemen. De kantonrechter heeft de vorderingen van MDG toegewezen wegens overlast van [appellante] en [appellante] in de proceskosten veroordeeld. Door dit vonnis is de huurovereenkomst ontbonden en kan [appellante] zijn aangewezen op een laatste kans contract, zoals MDG stelt. Naar het oordeel van het hof kan [appellante] er voldoende belang bij hebben om dit vonnis vernietigd te krijgen, ook als zij niet in dezelfde huurwoning kan terugkeren. Dit belang kan immers zijn gelegen bij de proceskostenveroordeling en bij de mogelijkheid om op grond van een standaard huurcontract (elders) verder te kunnen huren.
Beoordeling van de grieven
6.1
De grieven leggen het geschil in volle omvang aan het hof voor en lenen zich voor gezamenlijke behandeling. Daartoe stelt het hof het volgende voorop.
6.2
Ten aanzien van de vraag of het veroorzaken van overlast de ontbinding van de huurovereenkomst kan rechtvaardigen, geldt het volgende:
Uit het bepaalde in artikel 6:265, lid 1 BW, mede gelet op de jurisprudentie daarover (waaronder het arrest van de Hoge Raad van 28 september 2018, ECLI:NL:HR:2018:1810) volgt, dat iedere tekortkoming van een partij in de nakoming van zijn verbintenissen, aan de wederpartij de bevoegdheid geeft om de overeenkomst geheel of gedeeltelijk te (doen) ontbinden, tenzij de tekortkoming gezien haar bijzondere aard of geringe betekenis deze ontbinding met haar gevolgen niet rechtvaardigt. Het is hierbij aan de tekortschietende partij om zich voldoende gemotiveerd op deze ‘tenzij’-uitzondering te beroepen. Bij de beoordeling dient de rechter rekening te houden met alle door partijen genoegzaam gemotiveerd aangevoerde omstandigheden van het geval.
6.3
[appellante] is op grond van (onder meer) artikel 6.2 van de huurovereenkomst verplicht er voor zorg te dragen dat zij aan omwonenden geen overlast veroorzaakt in welke vorm dan ook
.Partijen hebben dat opnieuw afgesproken in de bespreking van 20 juni 2017, zoals blijkt uit het verslag van die bespreking. Wanneer [appellante] (of een huisgenoot) wel overlast veroorzaakt is dit een tekortkoming die ontbinding van de huurovereenkomst rechtvaardigt, tenzij de overlast gezien de bijzondere aard of geringe betekenis niet rechtvaardigt dat [appellante] de woning moet verlaten.
6.4
Teneinde de gestelde overlast door [appellante] te bewijzen heeft MDG, naast overlegging van administratie over binnengekomen overlastklachten, onder meer getuigen doen horen. [appellante] heeft daartegenover (als tegenbewijs) onder meer ook getuigen doen horen.
6.5
De waardering van de bewijskracht van getuigenverklaringen is aan de rechter overgelaten. Hieraan zijn geen wettelijke beperkingen verbonden, behalve als een partij zelf getuige is (art. 164 Rv). Van een partijgetuige is aan de zijde van MDG geen sprake. Getuige [woonconsulente] is weliswaar in dienst van MDG, maar zij is zelf geen partij bij dit geschil. Uit niets blijkt dat zij enig belang heeft bij de ontbinding van de huurovereenkomst met [appellante] of (anderszins) bij de woning. Dat zij zoekgegevens van [appellante] naar huurwoningen heeft ingezien, maakt dat niet anders. Het hof ziet geen aanleiding aan de inhoud van haar getuigenverklaring te twijfelen. Dit laatste geldt ook voor hetgeen de wijkagente [wijkagente] heeft verklaard. [wijkagente] getuigt over wat zij tijdens haar werk (uit hoofde van haar functie) heeft gehoord of ervaren en haar verklaring strookt met hetgeen schriftelijk is vastgelegd en met verklaringen van andere getuigen. [appellante] heeft aangifte van meineed tegen haar gedaan, maar dat de inhoud van deze aangifte juist is (of redelijkerwijs juist zou kunnen zijn) blijkt nergens uit.
6.6
De waardering van de bewijskracht van een niet onder ede ten overstaan van de rechter afgelegde getuigenverklaring, zoals die van Buurman, is ook aan het oordeel van de rechter overgelaten (art. 152 Rv). Daarbij houdt de rechter rekening met de mogelijkheid dat aan de betrouwbaarheid van de verklaring afbreuk kan zijn gedaan doordat hij de getuige niet zelf heeft kunnen horen. De verklaring die Buurman bij de notaris heeft afgelegd, strookt echter met die van andere getuigen en ook met de aangiften die hij (eerder) bij de politie heeft gedaan. Er zijn geen aanwijzingen dat deze aangiften vals waren. De verklaring is afgelegd in het bijzijn van (onder meer) de advocaat van [appellante] en de notaris heeft geen processuele bijzonderheden of ongeregeldheden genoteerd (zoals niet beantwoorde vragen of tegenstrijdige antwoorden). Het hof twijfelt niet aan de eerlijkheid van deze verklaring.
6.7
Op grond van de ter onderbouwing van het standpunt van MDG overgelegde stukken en de getuigenverklaringen overweegt het hof over het gedrag van [appellante] het volgende.
6.8
[appellante] heeft niet (althans niet alleen) haar mening over Buurman één keer geuit op een briefje. [appellante] heeft hem zowel op schrift als mondeling, meermalen en gedurende een langere periode (in elk geval tot in januari 2018), mede ten overstaan van andere buurtbewoners, van pedofilie beschuldigd. Een grond voor deze beschuldiging heeft [appellante] niet, anders dan mogelijk een gerucht dat zij had gehoord en dat zij nu zelf voedde. Met deze ongefundeerde beschuldiging is zij doorgegaan nadat zij – in elk geval in het gesprek van 20 juni 2017 – had moeten begrijpen dat er geen goede grond voor deze beschuldiging was en dat de beschuldiging door Buurman als bedreigend werd ervaren en (dus) overlast gaf. Dat zij de beschuldiging, naar haar eigen zeggen, in het kader van een ‘burenruzie’ deed, rechtvaardigt haar niet en maakt de overlast ook niet minder ernstig en bedreigend.
5.8
De door [appellante] veroorzaakte overlast betreft niet alleen de overlast jegens Buurman, maar ook overlast jegens andere omwonenden.
De wijkagente [wijkagente] en [woonconsulente] verklaren dat bewoners vanwege door [appellante] veroorzaakte overlast zijn verhuisd. [wijkagente] verklaart over de bewoners van het hoekhuis (genaamd [bewoners hoekhuis] ) dat hun dochter uit angst niet meer in haar bed durfde te slapen na geschreeuw en gestamp en harde muziek; deze bewoners zijn naar aanleiding hiervan verhuisd. Uit haar verklaringen en ook uit die van [woonconsulente] volgt verder dat mevrouw [buurtbewoonster 2] op straat is uitgescholden door [appellante] en eveneens is verhuisd vanwege de overlast van [appellante] . [buurtbewoonster ] heeft als getuige verklaard dat zij door [appellante] is uitgescholden en dat [appellante] haar heeft bedreigd met het in de fik steken van haar huis en doodmaken van haar en haar hond, en dat ook haar vriend door [appellante] is bedreigd. [buurtbewoonster ] heeft verder verklaard dat zij zich geruime tijd door [appellante] geïntimideerd en niet veilig voelde, waardoor zij haar huis niet in of uit durfde en nauwelijks sliep. Dat [buurtbewoonster ] bevriend was met mevrouw [buurtbewoonster 2] die volgens [appellante] valse overlastmeldingen deed of dat overlast van [getuige 3] kwam, doet niet af aan de bewijswaarde in deze zaak van haar verklaring. [buurtbewoonster ] verklaart immers niet over overlast die aan [buurtbewoonster 2] is aangedaan of die van [getuige 3] zou kunnen komen, maar over door haarzelf direct van [appellante] ervaren overlast en haar verklaring strookt met hetgeen de wijkagent [wijkagente] over 2016 en daarna heeft verklaard. [getuige 3] heeft als getuige verklaard dat hij wel eens met vrienden in de tuin van [appellante] heeft gezeten waar [appellante] bij was en dat [appellante] toen luidruchtig en dronken was en de buren uitschold.
6.1
De scheldpartijen van [appellante] zijn na het gesprek van 20 juni 2017 doorgegaan. Zo heeft onder andere [woonconsulente] verklaard dat [appellante] nadien ‘pedofielenalarm’ en ‘vieze vuile pedofiel’ heeft geroepen en ‘kankermongool’ en ‘je hele familie zit in de jostiband’. Ook [buurtbewoonster ] en Buurman verklaren dat zij na 20 juni 2017 zijn uitgescholden.
In augustus 2017 hebben de bewoners van [adres 9] melding gedaan van meermalen last van bonken op de deur en het raam en het naar binnen schijnen met een zaklamp. [getuige 9] heeft als getuige hierover verklaard dat hij in de nacht van 12 op 13 augustus 2017 heeft gezien dat [appellante] rond 03.00 uur tegen de voordeur van [adres 9] schopte en met een zaklamp naar binnen scheen. Waarom [getuige 9] dit fantaseert, maakt [appellante] niet duidelijk; dat hij onder invloed verklaarde blijkt niet. Zijn verklaring past bij de melding die was gedaan en het gespreksverslag, waarvan [appellante] heeft aangevoerd dat dit tegen haar was gekeerd, noemt ook al het “
voor elkaars woning staan en naar binnen kijken”.
Volgens [buurtbewoonster ] deed [appellante] na het gesprek de muziek om 22:00 uur wel uit, maar gingen het gegil en feestjes gewoon door, waardoor [buurtbewoonster ] slecht sliep en nachtmerries had. Ook in november 2017 is [appellante] haar nog blijven uitschelden voor kankerwijf.
Tevens heeft [appellante] in oktober 2017 een filmpje op haar Facebookaccount geplaatst, waarin zij over ‘die pedofiel 3 deuren verderop’ spreekt, hetgeen Buurman bang maakte.
Volgens Buurman werd hij als gevolg van het gescheld van [appellante] nerveus en gespannen en kon hij in zijn woning geen rust meer vinden.
Op 1 november 2017 is [appellante] volgens [buurtbewoonster ] gaan gillen tegen personeel van [firma X] dat toen bezig was plantjes in de straat te planten. Hierover heeft ook [woonconsulente] , die ter plaatse was geroepen en wiens collega destijds met de voorman van [firma X] heeft gesproken, verklaard.
Op 5 januari 2018 heeft [appellante] over WhatsApp gemeld dat er een vieze luier op de trap ligt, waarbij [appellante] suggereerde dat die wel van ‘die nieuwe naast pedo’ zal zijn.
6.11
[appellante] heeft voornoemde aantijgingen afgedaan als valse meldingen. [appellante] heeft wel erkend dat zij het briefje heeft verspreid over Buurman (die haar naar haar zeggen terug uitscheldt), dat zij buurvrouw [buurtbewoonster ] heeft uitgescholden (volgens haar nadat die eerst haar had uitgescholden) en dat zij buurvrouw [buurtbewoonster 2] heeft uitgescholden (volgens haar toen die haar filmde met een misselijk makende grijns). Daargelaten dat ook hetgeen zij wel heeft erkend, niet van goed huurderschap getuigt, blijkt naar het oordeel van het hof uit hetgeen hiervóór is opgenomen voldoende dat de gedragingen van [appellante] vaker zijn voorgekomen en veel ernstiger zijn dan wat [appellante] erkent.
Daartoe hecht het hof, net als de kantonrechter, meer bewijswaarde aan de belastende verklaringen, dan aan de verklaringen van getuigen die zeggen dat zij geen overlast door [appellante] (hebben) ervaren, vanwege het volgende. Getuigen [getuige 1] en [getuige 8] , die geen overlast door [appellante] hebben ervaren, woonden te ver weg. Dit geldt ook voor getuige [getuige 2] , die achter [appellante] en niet grenzend aan haar woning woont. Dat [getuige 6] en [getuige 10] , bewoners van [adres 8] , geen overlast hebben ervaren van [appellante] , betekent evenmin [appellante] geen overlast veroorzaakte; [getuige 10] verklaart ook “dat er meer mensen overlast veroorzaken” (in de vorm van luide muziek bij feestjes). De verklaring van [getuige 4] overtuigt evenmin, omdat hij verklaart dat hij van helemaal niemand overlast ervaart (en alleen staat in die verklaring). Getuige [getuige 5] woont in een andere wijk. In zijn ogen veroorzaakt [appellante] geen overlast, maar hij erkent wel dat zij luidruchtig kan zijn geweest en dat zij Buurman (terug) uitschold voor pedo. Getuige [getuige 7] heeft weliswaar verklaard dat hij geen overlast ervaart en dat het nu rustig is, maar hij heeft ook verklaard dat hij
niet weetof andere bewoners zijn uitgescholden of beledigd terwijl hij in de voortuin van [appellante] zat.
Deze verklaringen doen, tegenover de andere getuigenverklaringen, bij het hof geen twijfel rijzen over overlast en uitschelden door [appellante] waarover de (andere) getuigen hebben verklaard.
6.12
Het hof concludeert dat [appellante] overlast heeft veroorzaakt die ontbinding van de huurovereenkomst rechtvaardigt.
6.13
Het hof merkt nog op dat, naast hetgeen hiervoor over de overlast is opgemerkt, uit de verklaring van [woonconsulente] blijkt dat de burgemeester heeft verzocht om aan [appellante] een andere woning aan te bieden. Volgens de burgemeester was [appellante] regelmatig de realiteit kwijt en zou de overlast niet stoppen. Dit verzoek kan MDG niet zomaar naast zich neerleggen; MDG is immers (mede) verantwoordelijk voor het woongenot van haar huurders die rondom [adres 1] in de gemeente wonen.
6.14
[appellante] heeft aangevoerd dat de kantonrechter had moeten vaststellen dat er al een lange periode van ‘rust’ was ingetreden en dat [appellante] haar gedrag inmiddels had veranderd. Hierin volgt het hof [appellante] niet. Wat er van zo’n rustperiode ook zij, deze doet niet voldoende af aan de aard en ernst van de overlast om de ontbinding van de huurovereenkomst niet meer te rechtvaardigen. Daarvoor was de overlast van [appellante] in 2017 te ernstig en bedreigend voor omwonenden en heeft die te lang geduurd.
Conclusie en slot
7. De conclusie is dat de grieven falen. Het hof zal het bestreden vonnis bekrachtigen. Daarbij past dat [appellante] als de in het ongelijk gestelde partij wordt veroordeeld in de proceskosten.

Beslissing

Het hof:
- bekrachtigt het bestreden vonnis van de kantonrechter in de rechtbank Rotterdam van 21 december 2018;
- veroordeelt [appellante] in de kosten van het geding in hoger beroep, aan de zijde van MDG tot op heden begroot op € 741,- aan griffierechten en € 2.148,- aan salaris van de advocaat;
- verklaart dit arrest voor wat betreft de proceskosten uitvoerbaar bij voorraad.
Dit arrest is gewezen door mrs. G. Dulek-Schermers, P. Glazener en J.N. de Blécourt. Het is ondertekend en in het openbaar uitgesproken door mr. J.E.H.M. Pinckaers, rolraadsheer, op 16 juni 2020 in aanwezigheid van de griffier.