Uitspraak
1.Het verloop van het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
- de moeder, bijgestaan door haar advocaat mr. E.M.F. Prickartz;
- de vader, bijgestaan door zijn advocaat mr. N. Türkkol en de [naam 1] , tolk in de Turkse taal;
Gerechtshof Den Haag
In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 29 juli 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep over de verzoeken van de moeder om vervangende toestemming te verlenen voor verhuizing naar Turkije met haar minderjarige dochter. De moeder, bijgestaan door haar advocaat mr. E.M.F. Prickartz, had eerder in eerste aanleg een verzoek ingediend dat was afgewezen door de rechtbank Rotterdam. De vader, vertegenwoordigd door mr. N. Türkkol, voerde verweer tegen de verhuizing, waarbij hij zijn zorgen uitte over de gevolgen voor de minderjarige en de afhankelijkheid van de moeder van haar nieuwe partner in Turkije. Het hof heeft de feiten vastgesteld, waaronder de gezamenlijke uitoefening van het gezag over de minderjarige en de bestaande zorgregeling. De moeder stelde dat de verhuizing noodzakelijk was voor haar nieuwe leven met haar partner, terwijl de vader betoogde dat de moeder onvoldoende had nagedacht over de gevolgen van de verhuizing en dat de huidige zorgregeling in het belang van de minderjarige diende te worden voortgezet. Na een zorgvuldige belangenafweging heeft het hof geoordeeld dat de belangen van de minderjarige, die in haar vertrouwde omgeving moet blijven en niet in een afhankelijke positie mag worden gebracht, zwaarder wegen dan het belang van de moeder om te verhuizen. Het hof heeft daarom de bestreden beschikking van de rechtbank bekrachtigd, waarmee de verzoeken van de moeder zijn afgewezen.