In deze zaak gaat het om de ontbinding van een huurovereenkomst tussen MultiAction Vastgoed B.V. (MAV) en Stichting Woonstad Rotterdam (Woonstad) na een burgemeesterssluiting van het gehuurde pand. MAV, die zich bezighoudt met de huur en verhuur van onroerende goederen, had sinds 2001 een bedrijfsruimte gehuurd van Woonstad en deze onderverhuurd aan een horeca-exploitant. Na een politie-inval op 13 mei 2018, waarbij een handelshoeveelheid verdovende middelen werd aangetroffen, heeft de burgemeester het pand gesloten. Woonstad heeft MAV vervolgens per brief van 2 augustus 2018 buitengerechtelijk de huurovereenkomst ontbonden, wat MAV betwistte.
Het hof heeft in hoger beroep de grieven van MAV verworpen en geoordeeld dat Woonstad bevoegd was om de huurovereenkomst te ontbinden op basis van artikel 7:231 lid 2 BW. Het hof oordeelde dat de burgemeesterssluiting voldoende grond bood voor de ontbinding, ongeacht of MAV een tekortkoming kon worden verweten. Het hof overwoog dat de omstandigheden van de zaak, waaronder de aard van het gehuurde en de ervaringen van Woonstad met criminaliteit in de omgeving, de ontbinding niet onaanvaardbaar maakten. Het hof bekrachtigde het vonnis van de kantonrechter, waarbij MAV werd veroordeeld in de proceskosten van het hoger beroep.