Uitspraak
GERECHTSHOF DEN HAAG
arrest van 14 april 2020
Mainstream B.V.,
de heer [X],
hierna te noemen: [X],
Het geding
De feiten
Mijn broer[[naam zaakwaarnemer], toevoeging hof]
was vanaf dertig november tweeduizend elf zaakwaarnemer van—Mainstream B.V. en Sizo B.V. Op die dag moest ik naar het politiebureau en ik hield er rekening mee dat ze me zouden vasthouden. (…) Ik heb met mijn broer afgesproken, in de auto onderweg naar het bureau, dat hij de zaak zou waarnemen als ik zou moeten blijven.’’
In deze brief stelt Go West zich (samengevat) op het standpunt dat de door haar
Go West schrijft verder dat, wanneer deze leningen niet (alsnog) worden afgelost, het – hiervoor onder overweging 3 genoemde – “
in trust gegeven” bedrag van
€ 150.000,-- aan haar zal komen te vervallen.
namens Mainstreamhet – hiervoor onder overweging 3 genoemde – bedrag van € 150.000,-- aan [X] (in persoon) in bewaring heeft gegeven.
Volgens Mainstream had het geld daarom niet, althans niet zonder haar instemming, door [X] aan Go West in bewaring mogen worden gegeven en zij sommeert dit bedrag aan haar terug te betalen.
het pand ad € 150.000,--”.
Eerste aanleg
€ 150.000,-- te vermeerderen met wettelijke rente.
Volgens Mainstream heeft [naam zaakwaarnemer], handelend als haar zaakwaarnemer, contant geld van Mainstream onder zich gehad. [naam zaakwaarnemer] heeft dit geld, namens Mainstream, enkel in bewaring gegeven aan [X] Door het geld – zonder de instemming van Mainstream – ter beschikking te stellen aan Go West is [X] zijn verplichtingen op grond van de bewaarnemingsovereenkomst niet nagekomen. Door het bedrag van € 150.000,-- zonder recht of titel aan Go West ter beschikking te stellen, heeft [X] daarnaast onrechtmatig jegens Mainstream gehandeld.
Zij heeft hiertoe, heel kort gezegd, overwogen dat niet kan worden vastgesteld aan wie het bedrag van € 150.000,-- toebehoort.
Hoger beroep
Grief 1is gericht tegen de overweging dat het voor de beoordeling van de vorderingen in conventie relevant is of [X] ervan kennis had dat het bedrag van € 150.000,-- aan Mainstream toebehoorde. Hoogstens is het van belang of Go West c.s. wist, of kon weten, dat het geld niet aan [naam zaakwaarnemer] toebehoorde.
Grieven 2, 5, 6 en 7komen op tegen de bewijskracht en -waardering van de (partij)verklaringen.
Grieven 3 en 4zijn gericht tegen de gestelde omstandigheid dat de rechtbank de stellingen van [X] c.s. heeft aangevuld.
Grief 8komt op tegen de overweging dat geen nadere informatie kan worden verkregen over de gang van zaken bij de ter beschikking stelling van het chartale geld door [naam zaakwaarnemer] aan Go West c.s.
Grief 9is gericht tegen de overweging dat niet kan worden vastgesteld dat het bedrag van € 150.000,-- aan Mainstream toebehoort.
Grief 10is gericht tegen de overweging dat Go West c.s. te goeder trouw was.
Grief 11komt op tegen de afwijzing van de vorderingen in conventie en de proceskostenveroordeling.
€ 150.000,-- te vermeerderen met wettelijke rente en beslagkosten. Mainstream moet (bij ieder van de door haar aangevoerde grondslagen), nu zij zich beroept op de rechtsgevolgen van de door haar gestelde feiten, (in ieder geval) stellen en bij betwisting bewijzen dat het contante bedrag van € 150.000,-- aan haar toebehoorde. Anders dan Mainstream betoogt, rust op Go West c.s. niet de bewijslast van haar verweer dat het geld aan [naam zaakwaarnemer] toebehoorde, noch bestaat – hetgeen ook niet (deugdelijk) is toegelicht – aanleiding om de bewijslast ten aanzien van deze stelling om te keren.
€ 300.000,-- aan giraal nodig had voor een vastgoedinvestering en in dat verband in mei 2013 – dus enige tijd nadat [naam zaakwaarnemer] was opgetreden als zaakwaarnemer voor Mainstream – bij haar is gekomen voor financiering. Hierbij heeft [naam zaakwaarnemer] verklaard, aldus nog steeds Go West c.s., dat hij, als zekerheid voor deze lening, € 150.000,-- aan contante pensioengelden als vuistpand wilde verstrekken en een recht van tweede hypotheek op zijn vastgoed wilde vestigen. Hij heeft volgens Go West c.s. gezegd zijn pensioengelden – als horecaondernemer – contant te bewaren, zodat deze buiten een eventueel faillissement konden worden gehouden. Go West c.s. wijst er verder op dat [naam zaakwaarnemer] inderdaad een recht van hypotheek ten gunste van Go West heeft gevestigd en uit overgelegde bankafschriften blijkt dat, in twee tranches, € 300.000,-- (onder meer) onder de noemer ‘’
lening’’, door Go West aan [naam zaakwaarnemer] is overgemaakt.
Datzelfde geldt voor de overgelegde jaarstukken en bankafschriften, terwijl deze bankafschriften ook contante stortingen en overschrijvingen aan [naam zaakwaarnemer] zelf laten zien. Daaruit is af te leiden dat [naam zaakwaarnemer] inderdaad over (contant) geld uit zijn eigen ondernemingen kon beschikken.
Dat de schulden de baten van de nalatenschap van [naam zaakwaarnemer] overtroffen, is ten slotte ook geen gegeven dat uitsluit dat hij contant geld apart bewaarde (teneinde dit geld bij wijze van een pensioenpot uit een eventueel faillissement te houden). [naam broer zaakwaarnemer] heeft tot slot verklaard dat hij van [naam zaakwaarnemer] had gehoord dat “
er nog éénhonderdvijftigduizend euro lag bij de heer [X]”. Het hof acht die enkele verklaring van de grootaandeelhouder van Mainstream niet voldoende overtuigend om daarop de conclusie te baseren dat het geld waarover [naam zaakwaarnemer] zou hebben gesproken van Mainstream was.
NJ1962, 246). Van onrechtmatigheid is pas sprake indien die aangesproken partij weet of behoort te weten dat zijn wederpartij door het sluiten van de desbetreffende overeenkomst, kort gezegd, wanprestatie pleegt jegens een derde, en bovendien sprake is van bijkomende omstandigheden (zie onder meer HR 17 mei 1985,
NJ1986, 760).
€ 150.000,-- aan Mainstream toebehoorde én (b) Go West c.s. niet te goeder trouw was (art. 3:11 BW). Ten aanzien van de toetsing van deze goede trouw is bepalend het moment waarop [X] het contante geld van [naam zaakwaarnemer] ontving.
Evenmin is komen vast te staan dat Go West c.s. niet te goeder trouw was (b). Voor zover relevant heeft Mainstream ten aanzien van de goede trouw van Go West
Alhoewel de door Go West c.s. beschreven gang van zaken misschien ongebruikelijk is (hetgeen overigens ook geldt voor Mainstreams lezing van de feiten), constateert het hof dat er geen (duidelijke) aanwijzingen zijn op grond waarvan Go West had kunnen en/of behoren (te) weten dat de beoogde zekerheid (het vuistpand), niet kon worden verkregen zonder dat [naam zaakwaarnemer]
jegens Mainstreamwanprestatie pleegde. Het enkele feit dat Go West het door haar gestelde vuistpand eerder ‘trust’ heeft genoemd, maakt haar verklaringen volgens het hof nog niet ongeloofwaardig.
aan Go West c.s.– en niet aan [naam zaakwaarnemer] – heeft geleverd en dat (ii) Go West c.s. niet te goeder trouw was. Evenmin is gebleken dat [X] c.s. ongerechtvaardigd is verrijkt door het handelen van [naam zaakwaarnemer].
Beslissing
Het hof
- veroordeelt de Mainstream in de kosten van het geding in hoger beroep, aan de zijde van [X] c.s. tot op heden begroot op € 5.270,-- griffierecht, € 6.322,-- salaris advocaat en op € 157,-- aan nasalaris voor de advocaat, nog te verhogen met € 82,-- indien niet binnen 14 dagen na aanschrijving in der minne aan dit arrest is voldaan en vervolgens betekening van dit arrest heeft plaatsgevonden; en
- verklaart dit arrest wat de proceskosten betreft uitvoerbaar bij voorraad.