ECLI:NL:GHDHA:2020:226

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
17 februari 2020
Publicatiedatum
17 februari 2020
Zaaknummer
2200226616
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Algehele vrijspraak in hoger beroep van verdachte in drugszaken met cocaïne

In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 17 februari 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Rotterdam van 3 mei 2016. De verdachte, die ten tijde van de behandeling in hoger beroep gedetineerd was in Detentiecentrum Alphen aan den Rijn, was eerder vrijgesproken van de hem ten laste gelegde feiten. De advocaat-generaal had hoger beroep ingesteld en vorderde vernietiging van het vonnis en vrijspraak van de verdachte voor de ten laste gelegde feiten.

Het hof heeft het onderzoek in eerste aanleg en het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep op 3 februari 2020 in overweging genomen. De tenlastelegging betrof het opzettelijk bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken, vervoeren en/of binnen het grondgebied van Nederland brengen van 20,5 kilogram cocaïne, een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I. De verdachte werd ook verweten dat hij anderen had geprobeerd te bewegen om deze feiten te plegen.

Na het onderzoek heeft het hof geoordeeld dat het vonnis waarvan beroep niet in stand kon blijven, omdat het hof zich niet kon verenigen met de vrijspraak van de rechtbank. Echter, het hof heeft niet uit wettige bewijsmiddelen de overtuiging bekomen dat de verdachte de ten laste gelegde feiten heeft begaan. Daarom heeft het hof, in lijn met de vordering van de advocaat-generaal en het standpunt van de verdediging, de verdachte vrijgesproken van alle ten laste gelegde feiten. Dit arrest is gewezen door een meervoudige kamer voor strafzaken en is uitgesproken op de openbare terechtzitting.

Uitspraak

Rolnummer: 22-002266-16
Parketnummer: 10-750021-16
Datum uitspraak: 17 februari 2020
TEGENSPRAAK

Gerechtshof Den Haag

meervoudige kamer voor strafzaken

Arrest

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Rotterdam van 3 mei 2016 in de strafzaak tegen de verdachte:

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag],
ten tijde van de behandeling ter terechtzitting in hoger beroep uit anderen hoofde gedetineerd in Detentiecentrum Alphen aan den Rijn te Alphen aan den Rijn.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van dit hof op 3 februari 2020.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd en dat de verdachte ten aanzien van al het onder 1 en 2 ten laste gelegde zal worden vrijgesproken.
Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte vrijgesproken van het hem onder 1 en 2 ten laste gelegde.
De officier van justitie heeft tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is - na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting in eerste aanleg - ten laste gelegd dat:
1.
hij in of omstreeks de periode van 26 november 2015 tot en met 6 januari 2016 te Rotterdam en/of Spijkenisse en/of Eindhoven, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht, als bedoeld in artikel 1 lid 4 van de Opiumwet, ongeveer 20,5 kilogram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I;
2.
hij in of omstreeks in de periode van 01 november 2015 tot en met 06 januari 2016 te Rotterdam en/of Spijkenisse en/of Eindhoven, althans in Nederland, en/of Curaçao, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken, vervoeren en/of binnen het grondgebied van Nederland brengen van 20,5 kilogram, althans een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I, voor te bereiden en/of te bevorderen,
- een of meer ander(en) heeft getracht te bewegen om dat/die feit(en) te plegen en/of om daarbij behulpzaam te zijn en/of
- zich en/of (een) ander(en) gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen tot het plegen van dat/die feit(en) heeft getracht te verschaffen, en/of
- voorwerpen en/of vervoermiddelen en/of stoffen en/of gelden en/of andere betaalmiddelen voorhanden heeft gehad, waarvan hij wist of ernstige reden had te vermoeden dat zij bestemd waren tot het plegen van het hierboven bedoelde feit
hebbende/is verdachte en/of (een of meer van) zijn, verdachtes, mededader(s):
- drie, althans één of meer dozen, met daarin die cocaïne vanuit Curaçao op zijn (mede)verdachtes naam verzonden en/of in Nederland ingevoerd, en/of
- ( telefonisch) afspraken gemaakt en/of informatie uitgewisseld met één of meer van zijn/hun mededader(s) met betrekking tot het ophalen en/of het vervoeren van drie, althans één of meer, dozen, met daar in die cocaïne, en/of
- de (vracht- en/of de inklarings)kosten van de verzending van die drie, althans één of meer, dozen (met daarin de cocaïne) overgemaakt en/of betaald, en/of
- die drie, althans één of meer, dozen (met daarin die cocaïne) opgehaald bij het [bedrijf] en/of vervoerd naar de woning aan [adres], zijnde de woning van hem, verdachte en/of een medeverdachte.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Vrijspraak
Het hof heeft niet uit wettige bewijsmiddelen de overtuiging bekomen dat de verdachte het tenlastegelegde onder 1 en onder 2 heeft begaan zodat het hof de verdachte overeenkomstig de vordering van de advocaat-generaal en het standpunt van de verdediging daarvan zal vrijspreken.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Dit arrest is gewezen door mr. R.M. Bouritius, mr. F.W. van Lottum en mr. T.J. Sleeswijk Visser, in bijzijn van de griffier A. van der Schalk.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 17 februari 2020.