ECLI:NL:GHDHA:2020:2738

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
17 september 2020
Publicatiedatum
27 januari 2021
Zaaknummer
22-005827-19
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vonnis van de rechtbank Den Haag in strafzaak met betrekking tot opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet en diefstal

In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 17 september 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Den Haag van 9 december 2019. De verdachte, geboren in 1978, was in eerste aanleg vrijgesproken van enkele tenlastegelegde feiten, maar werd wel veroordeeld voor het opzettelijk aanwezig hebben van amfetamine en het plegen van diefstal. Het hof heeft de verdachte niet-ontvankelijk verklaard in het hoger beroep voor zover dit gericht was tegen de vrijspraken in eerste aanleg. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte opzettelijk amfetamine aanwezig heeft gehad in zijn woning, waar een productiestraat voor de vervaardiging van amfetamine werd aangetroffen. Daarnaast heeft de verdachte op 12 december 2017 een telefoon van een ander weggenomen met geweld. Het hof heeft de verdachte veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van twee maanden en een taakstraf van honderd uren, met een vervangende hechtenis van vijftig dagen. De vordering van de benadeelde partij is afgewezen omdat de verdachte in eerste aanleg al was vrijgesproken van de relevante feiten.

Uitspraak

Rolnummer: 22-005827-19
Parketnummers: 09-035045-19, 09-035007-19 en
09-035011-19
Datum uitspraak: 17 september 2020
TEGENSPRAAK

Gerechtshof Den Haag

meervoudige kamer voor strafzaken

Arrest

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Den Haag van 9 december 2019 in de strafzaak tegen de verdachte:

[verdachte],

geboren te [plaats] op [datum] 1978,
adres: [adres].
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van dit hof.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen namens de verdachte naar voren is gebracht.
Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte van het bij dagvaarding 09-035045-19 onder 2 ten laste gelegde (hierna: dagvaarding I) en bij dagvaarding 09-035007-19 primair en subsidiair ten laste gelegde (hierna: dagvaarding II) vrijgesproken. De verdachte is ter zake van het bij dagvaarding I onder 1 primair en onder 3 ten laste gelegde en het bij parketnummer 09-035011-19 ten laste gelegde (hierna: dagvaarding III) veroordeeld tot een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 2 maanden alsmede tot een taakstraf voor de duur van 180 uren, subsidiair 90 dagen vervangende hechtenis met aftrek van voorarrest.
Namens de verdachte is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Ontvankelijkheid van de verdachte in het hoger beroep
De verdachte is in eerste aanleg vrijgesproken van hetgeen aan hem bij dagvaarding I onder 2 en bij dagvaarding II primair en subsidiair is tenlastegelegd. Het hoger beroep is namens de verdachte onbeperkt ingesteld en mitsdien mede gericht tegen de in eerste aanleg gegeven beslissingen tot vrijspraak. Gelet op hetgeen is bepaald in artikel 404, vijfde lid, van het Wetboek van Strafvordering staat voor de verdachte tegen deze beslissingen geen hoger beroep open. Het hof zal de verdachte mitsdien niet-ontvankelijk verklaren in het ingestelde hoger beroep, voor zover dat is gericht tegen de in het vonnis waarvan beroep gegeven vrijspraken.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is – voor zover in hoger beroep aan het oordeel van het hof onderworpen – ten laste gelegd dat:
Dagvaarding I:
1. hij in of omstreeks de periode van 1 augustus 2017 tot en met 28 november 2017 te Schoonhoven, gemeente Krimpenerwaard, althans in Nederland, meermalen, althans eenmaal (telkens) opzettelijk heeft bereid en/of bewerkt en/of verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, in elk geval (telkens) opzettelijk aanwezig heeft gehad een hoeveelheid van een materiaal bevattende amfetamine, zijnde amfetamine (telkens) een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij in of omstreeks de periode van 1 augustus 2017 tot en met 28 november 2017 in Schoonhoven, gemeente Krimpenerwaard, tezamen en in vereniging met een ander of anderen of alleen, om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk telen, bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken, vervoeren en/of buiten het grondgebied van Nederland brengen (een hoeveelheid of meerdere hoeveelheden) amfetamine, zijnde een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I, voor te bereiden en/of te bevorderen, voorhanden heeft gehad, - hardware/laboratoriumbenodigdheden (onder meer een hoeveelheid emmers en/of een gemodificeerd bierfust en/of een ketel en/of en/of een wokbrander en/of gasflessen en/of een jerrycan) en/of; - een hoeveelheid of meerdere hoeveelheden benzylmethylketon (een middel voor het vervaardigen van amfetamine); waarvan hij wist en/of ernstige reden had om te vermoeden dat dit/die bestemd was/waren tot het plegen van dat feit;
meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
een of meer onbekend gebleven personen in of omstreeks de periode van 1 augustus 2017 tot en met 28 november 2017 te Schoonhoven, gemeente Krimpenerwaard, met elkaar, althans één van hen, opzettelijk heeft/hebben bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft/hebben gehad (in een pand aan de [adres]) amfetamine, zijnde amfetamine een middel
vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I, tot en/of bij het plegen van welk(e) misdrijf/misdrijven verdachte in of omstreeks de periode van 1 augustus 2017 tot en met 28 november 2017 te Schoonhoven, in elk geval in Nederland, meermalen, althans eenmaal telkens)
opzettelijk gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen heeft verschaft en/of opzettelijk behulpzaam is geweest, door aan die onbekend gebleven persoon/personen voornoemd pand voor het verwerken en/of bewerken en/of aanwezig hebben ter beschikking te stellen;
3. hij op of omstreeks 28 november 2017 te Schoonhoven, gemeente Krimpenerwaard munitie van categorie III, te weten drie kogelpatronen, voorhanden heeft gehad.

Dagvaarding III

hij op of omstreeks 12 december 2017 te Schoonhoven, gemeente Krimpenerwaard tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een telefoon, te weten een Apple Iphone 7, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan [slachtoffer], heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door die [slachtoffer] een of meermalen op de borst, in elk geval tegen het lichaam te schoppen en/of een of meermalen in het gezicht, in elk geval tegen het lichaam te slaan.
Vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden bevestigd.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Bewijsoverweging t.a.v. dagvaarding I onder 1 primair
In de woning aan de [adres] te Schoonhoven heeft de politie op 28 november 2017 kort gezegd een zogeheten productiestraat voor de vervaardiging van amfetamine aangetroffen. Volgens de ter zake forensisch deskundige van de politie is in meerdere goederen die onderdeel van die productiestraat vormden, amfetamine aangetroffen, onder andere in een jerrycan waarin twee liter vloeistof zat, naar later bleek houdende amfetamine en BMK.
De verdachte heeft bij de politie hierover verklaard dat hij weinig over de in verband met die productielijn aangetroffen spullen kan zeggen en niet weet van wie die spullen zijn. Ter terechtzitting in eerste aanleg heeft hij verklaard “met die spullen niets te maken te hebben”. Verder heeft de verdachte zowel bij de politie als ter terechtzitting in eerste aanleg, kort gezegd verklaard dat hij wel eens in die woning sliep, maar dat hij ook elders, onder meer door de week in Duitsland, verbleef en dat er ook andere mensen gebruik maakten van die woning. Door de verdediging is zowel in eerste aanleg als in hoger beroep (waar de verdachte niet is verschenen), integrale vrijspraak bepleit voor het onder 1 tenlastegelegde.
Het hof acht bewezen dat de verdachte op genoemd adres opzettelijk een hoeveelheid amfetamine aanwezig heeft gehad. Het hof stelt, gezien het bewijsverweer van en namens de verdachte, voorop, dat voor een bewezenverklaring van het misdrijf opzettelijk aanwezig hebben van verdovende middelen als bedoeld in art. 2, aanhef en onder C Opiumwet, niet vereist is dat de verdovende middelen, in casu de amfetamine, aan de verdachte toebehoren. Enige beschikkings- of beheersbevoegdheid ten aanzien van de verdovende middelen is evenmin vereist. Voldoende is dat uit de door het hof te bezigen bewijsmiddelen genoegzaam blijkt van feiten en omstandigheden waaruit kan worden afgeleid dat de verdachte de amfetamine aanwezig had, in die zin dat deze amfetamine zich in zijn machtssfeer bevond en hij het opzet, al dan niet in voorwaardelijke vorm, op die aanwezigheid had.
Het hof baseert de bewezenverklaring op de volgende, voor het bewijs van het opzettelijk aanwezig hebben relevante feiten en omstandigheden.
I. De verdachte was op 28 november 2017 en in de weken daarvoor feitelijk bewoner van de woning aan de [adres] te Schoonhoven, immers:
- Op het adres [adres] te Schoonhoven stond, zo relateert de politie, volgens de GBA niemand – dus ook niet iemand anders dan de verdachte -, ingeschreven.
- De woning was eigendom van ene [eigenaar], die daar zelf niet verbleef. [eigenaar] heeft ten overstaan van de politie verklaard dat hij een aannemersbedrijf heeft en veel mensen uit Polen in dienst heeft, zonder vast verblijf in Nederland. Een aantal van die werknemers zou gedurende enige tijd in de woning hebben verbleven. Toen de woning echter te zeer in verval raakte, aldus [eigenaar], heeft hij het verblijf van Poolse werknemers aldaar niet langer toegestaan. De woning heeft toen een paar maanden leeg gestaan. Vervolgens, in juli 2017, kwam [eigenaar] in contact met de verdachte, in het verleden een van zijn werknemers, en nam hij de verdachte als zzp-er in dienst. Toen de verdachte zonder onderdak kwam te zitten omdat hij bij zijn moeder niet meer welkom was, mocht hij zijn intrek nemen in de woning aan [adres]. De verdachte zou die woning voor [eigenaar] opknappen en gedurende die tijd geen huur betalen. [eigenaar] denkt dat de verdachte die woning in augustus 2017 betrokken heeft. [eigenaar] heeft ook verklaard dat de verdachte daar alleen zou gaan wonen, en dat hij, [eigenaar], niets weet van eventuele andere personen die daar zouden verblijven.
- De verdachte heeft in de zaak die bij dagvaarding III aanhangig is gemaakt (aangever [slachtoffer]), ten overstaan van de politie in december 2017 verklaard dat, toen hij aan [adres] ging wonen, daar niemand anders woonde, dat er
eerderte veel Polen in die woning hadden gewoond en dat hij de woning zou opknappen.
- Uit de politiesystemen is, zo relateert de politie, voorts gebleken dat eind oktober 2017 door de wijkagent is gesproken met omwonenden van [adres]. Daarbij werd vermeld dat er sinds de zomer van 2017 een man en vrouw wonen met een hond. Deze bewoners hadden toen kort ervoor een feestje gehouden. Ook werd verteld dat de bewoners dagelijks rond 18.00 uur thuis komen en dat dan de auto, zijnde een Fiat 500, achter in de tuin geparkeerd stond.
- De politie relateert dat, aan de hand van het nummerbord van de Fiat 500, gebleken is dat deze Fiat aan de moeder van de verdachte toebehoort. Uit de eigen verklaringen van de verdachte ten overstaan van de politie en ter terechtzitting in eerste aanleg blijkt dat de verdachte vaker in deze auto rijdt. Ook heeft de verdachte verklaard dat hij een hond heeft.
- Aangever [slachtoffer] heeft in de zaak bij dagvaarding III aanhangig gemaakt, in december 2017 ten overstaan van de politie verklaard dat hij de verdachte een paar weken
geleden in Schoonhoven had zien lopen en dat, toen hij de verdachte kort daarna een keer aan de lijn had, deze zei dat hij in het oude huis van [eigenaar] woonde.
- Toen de politie op dinsdag 28 november 2017 rond 10:00 uur in de ochtend in de woning is binnengetreden ter inbeslagneming, deed de verdachte open. Niet is gebleken dat er toen ook andere personen in de woning aanwezig waren.
- De verdachte heeft in de onderhavige zaak ten overstaan van de politie verklaard dat hij in juli 2017 de sleutel van de woning kreeg. Ook bij binnentreden bleek de verdachte over de sleutel van de woning te beschikken.
- De verdachte heeft in de onderhavige zaak ten overstaan van de politie verklaard dat de bank en de televisie die in de woning stonden, van hem waren, de op 28 november 2017 in de keukenla gevonden XTC-pil van hem was, dat het “witte poeder” van hem was en dat hij de toen ook aangetroffen munitie, die niet van hem was, eerder in een schaal op de salontafel had gelegd, welke schaal hij daar zelf had neergezet.
II. De verdachte was op de hoogte van de in de woning [adres] te Schoonhoven aanwezige amfetamine, althans heeft hij minst genomen welbewust de aanmerkelijke kans daarop aanvaard, immers:
- Uit de zich in de strafdossier bevindende plattegrond van de woning, in combinatie met de bijgevoegde foto’s, blijkt de woning (een rijtjeswoning) te beschikken over een begane grond met hal, woonkamer, keuken en bijkeuken en over een eerste verdieping met (onder meer) twee slaapkamers. De bijkeuken ligt in het verlengde van de keuken. Tussen de keuken en de bijkeuken bevindt zich een deur.
- De goederen waarin door de ter zake forensisch deskundige van de politie amfetamine is aangetroffen, waaronder een jerrycan en een kookketel, bevonden zich, zo relateert de politie, in de bijkeuken, alwaar een sterke chemische geur hing.
- De ter zake forensisch deskundige van de politie relateert dat hij tijdens het betreden van de bijkeuken een sterke geur van amfetamineachtige stoffen rook, dat hij zag dat daar een klein rvs kookketeltje op een gasbrander stond met daarnaast een zwarte emmer met daarin een pollepel en een kleine hoeveelheid donker
bruin stroperige vloeistof/pasta ruikend naar de geur van amfetamine en dat deze ruimte vermoedelijk recent gebruikt was voor het vervaardigen c.q. bewerken van amfetamine.
- De politie relateert dat de verdachte op 28 november 2017, toen de politie binnentrad, naar de bijkeuken was gelopen. Zij, de verbalisanten, zagen dat de verdachte nog enkele zakken oppakte en die in een hoek van de bijkeuken neergooide. In de bijkeuken zagen zij, de verbalisanten enkele vaten met een vloeistof en 2 gasflessen staan en in de hoek van de bijkeuken zagen zij een aantal legen plastic tassen op voorwerpen liggen.
Nadat zij de tassen hadden opgetild zagen zij een productievat voor de vermoedelijke productie van harddrugs en een emmer met een bruine vloeistof erin en een fietspomp staan. Zij zagen dat dit vat niet was afgesloten en dat uit de slang van de fietspomp een
bruine vloeistof druppelde.
- De verdachte heeft in de onderhavige zaak ten overstaan van de politie verklaard in de woning in de bijkeuken te komen; hij bewaarde daar zijn gereedschap. Eveneens heeft de verdachte tegenover de politie verklaard de spullen in de bijkeuken te hebben gezien en ook van de aanwezigheid van het in de tuin aangetroffen geprepareerde biervat (onderdeel van de productiestraat) op de hoogte te zijn geweest.
- De verdachte heeft in de onderhavige zaak ten overstaan van de politie verklaard dat hij weet wat amfetamine is, en hij heeft beaamd dat hij het vreemd vond ruiken in de keuken.
- De politie relateert dat in de woonkamer papieren zijn gevonden met formules, ingrediënten voor het
maken van synthetische drugs erop, welke papieren de verdachte volgens zijn verklaring gevonden had en waar hij “even naar gekeken” heeft.
III. Op grond van de hiervoor genoemde feiten en omstandigheden zoals deze uit de bewijsmiddelen voortvloeien, in onderling verband en samenhang bezien, komt het hof tot het oordeel dat de verdachte op 28 november 2017 en in de weken daarvoor, anders dan hij ter verweer heeft aangevoerd, feitelijk (hoofd-)bewoner was van [adres] en dat hij wetenschap had van de zich in de bijkeuken bevindende amfetamine, althans bewust de aanmerkelijke kans daarop heeft aanvaard. Dat brengt het hof – nu het hof geen aanwijzingen heeft of anderszins aannemelijk acht welke tot een andere slotsom aanleiding zouden dienen te geven - tot het oordeel dat de aangetroffen amfetamine zich in de machtssfeer van de verdachte bevond en dat daarmee de verdachte opzettelijk amfetamine aanwezig heeft gehad in de zin van art. 2, aanhef en onder C van de Opiumwet. Het feit dat de verdachte zegt niet te weten van wie die in de bijkeuken aangetroffen spullen zijn en dat hij er niets mee te maken heeft, zoals hij heeft verklaard, doet daaraan - zo dat al juist is - onder de gegeven de omstandigheden niet af.
Het betoog van de raadsman van de verdachte ter zitting in hoger beroep – in essentie samengevat - dat de verdachte de door de politie aangetroffen verdovende middelen en daaraan gerelateerde zaken in het geheel niet aan het zicht heeft pogen te onttrekken ten tijde van de instap van de politie, zoals door de rechtbank is gesuggereerd, maakt het voren overwogene niet anders. Immers, de verdovende middelen bevonden zich gelet op de omstandigheden waaronder deze zijn aangetroffen al veel langer in de woning waar de verdachte verbleef.
Het hof verwerpt de gevoerde bewijsverweren.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder dagvaarding I onder 1 primair en onder 3 en het onder dagvaarding II tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
Dagvaarding I:
1. primair.
hij
in of omstreeks de periode van 1 augustus 2017 tot en metop28 november 2017 te Schoonhoven, gemeente Krimpenerwaard,
althans in Nederland, meermalen, althans eenmaal (telkens) opzettelijk heeft bereid en/of bewerkt en/of verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, in elk geval (telkens)opzettelijk aanwezig heeft gehad een hoeveelheid van een materiaal bevattende amfetamine, zijnde amfetamine
(telkens)een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I;
3.
hij op
of omstreeks28 november 2017 te Schoonhoven, gemeente Krimpenerwaard munitie van categorie III, te weten drie kogelpatronen, voorhanden heeft gehad.
Dagvaarding III
hij op
of omstreeks12 december 2017 te Schoonhoven, gemeente Krimpenerwaard
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een telefoon, te weteneen Apple Iphone 7,
in elk geval enig goed, datdiegeheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s)toebehoorde
, te wetenaan [slachtoffer], heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen
, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door die [slachtoffer] een of meermalen op de borst, in elk geval tegen het lichaam te schoppen en/of een of meermalen in het gezicht, in elk geval tegen het lichaam te slaan.
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewijsvoering
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest vereist met de bewijsmiddelen dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit arrest zal worden gehecht.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde levert op:
t.a.v. dagvaarding I, onder 1 primair

opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2onder C van de Opiumwet gegeven verbod.

t.a.v. dagvaarding I, onder 3

handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie.

t.a.v. dagvaarding III

diefstal.

Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
Strafmotivering
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij heeft het hof in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft in zijn woning een aantal goederen aanwezig gehad, welke door de ter zake forensisch deskundige van de politie in verband zijn gebracht met een productiestraat voor synthetische drugs, in het bijzonder amfetamine. De amfetamine is aangetroffen in jerrycans en in een kookketel. De goederen toonden sporen van recent gebruik. Harddrugs zijn schadelijk voor de volksgezondheid. Bovendien gaat handel in harddrugs vergezeld van verschillende andere vormen van criminaliteit en van overlast, hetgeen ontwrichtend is voor de samenleving. De verdachte heeft hiervoor kennelijk geen oog gehad.
Daarnaast heeft de verdachte munitie, te weten drie patronen, voorhanden gehad. Het onbevoegd voorhanden hebben daarvan is maatschappelijk onaanvaardbaar vanwege de dreiging die ervan uitgaat.
Ten slotte heeft de verdachte met het stelen van een mobiele telefoon geen respect getoond voor het eigendom van anderen en aangetoond en op dat eigendomsrecht een inbreuk gemaakt. Dat de verdachte de telefoon wegnam met de bedoeling deze als onderpand te gebruiken, en terug te geven als het slachtoffer hem betaald had, maakt dat niet anders. Hij heeft daardoor immers eigenrichting gepleegd nu hij daarvoor geen toestemming had van de eigenaar van de telefoon.
Het hof heeft acht geslagen op een de verdachte betreffend uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 20 augustus 2020, waaruit blijkt dat de verdachte eerder onherroepelijk is veroordeeld voor het plegen van strafbare feiten, die, nu het overwegend feiten strafbaar gesteld in de Wegenverkeerwet betreft, evenwel geen relatie hebben met de bewezen verklaarde strafbare feiten. Het hof zal hiermee dan ook niet in strafverzwarende zin rekening houden. Bovendien is de verdachte, zo volgt uit die justitiële documentatie, na 2017 niet opnieuw met politie of justitie in aanraking gekomen voor feiten als de onderhavige.
Het hof is - alles afwegende - van oordeel dat een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf alsmede een onvoorwaardelijk taakstraf van na te melden duur een passende en geboden reactie vormen.
Vordering tot schadevergoeding [benadeelde partij]
In het onderhavige strafproces heeft [benadeelde partij] zich als benadeelde partij gevoegd en een vordering ingediend tot vergoeding van geleden materiële schade als gevolg van het aan de verdachte bij dagvaarding II tenlastegelegde, tot een bedrag van € 3.490,50.
Het hof stelt vast dat er in eerste aanleg geen beslissing is genomen omtrent deze vordering. Het hof houdt het ervoor dat de benadeelde partij zijn vordering tevens in hoger beroep heeft willen handhaven.
In hoger beroep is deze vordering aan de orde tot dit in eerste aanleg gevorderde bedrag.
Nu de verdachte van het bij dagvaarding II primair en subsidiair tenlastegelegde reeds in eerste aanleg is vrijgesproken en deze zaak in hoger beroep niet langer ter beoordeling voorligt, zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk worden verklaard in zijn vordering.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 9, 22c, 22d, 57, 63 en 310 van het Wetboek van Strafrecht, de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet en de daarbij behorende lijst I en de artikelen 26 en 55 van de Wet Wapens en Munitie, zoals zij rechtens gelden dan wel golden.

BESLISSING

Het hof:
Verklaart de verdachte niet-ontvankelijk in het hoger beroep, voor zover gericht tegen de beslissing ter zake van het bij dagvaarding I onder 2 en dagvaarding II primair en subsidiair tenlastegelegde.
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het bij dagvaarding I onder 1 primair en 3 en het bij dagvaarding III tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bij dagvaarding I onder 1 primair en 3 en het bij dagvaarding III bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
2 (twee) maanden.
Bepaalt dat de gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
100 (honderd) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
50 (vijftig) dagen hechtenis.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij]

Verklaart de benadeelde partij [benadeelde partij] niet-ontvankelijk in de vordering tot schadevergoeding en bepaalt dat de benadeelde partij de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Dit arrest is gewezen door mr. A.E. Mos-Verstraten,
mr. A.S.I. van Delden en mr. W.A.G.J.W. Ferenschild, in bijzijn van de griffier mr. C.M. Jellema.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 17 september 2020.