ECLI:NL:GHDHA:2020:765

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
24 maart 2020
Publicatiedatum
7 april 2020
Zaaknummer
200.270.109
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake onrechtmatige hinder door een boom in een gemeente-plantsoen

In deze zaak, die voor het Gerechtshof Den Haag diende, ging het om een hoger beroep van een appellant tegen de gemeente Pijnacker-Nootdorp. De appellant, vertegenwoordigd door advocaat mr. D.D. Senders, had in eerste aanleg gevorderd dat de gemeente zou worden verplicht om een boom in een gemeentelijk plantsoen te verwijderen, omdat deze onrechtmatige hinder zou veroorzaken door het wegnemen van licht en het gevaar voor omwaaien. De rechtbank had in eerste aanleg echter niet in de door de appellant gevorderde zin beslist.

Het hof heeft in deze zaak de Second Opinion-procedure toegepast, waarbij partijen voorafgaand aan de mondelinge behandeling hadden verzocht om toelating tot deze procedure. Beide partijen hebben de benodigde SO-formulieren ingevuld en ondertekend, waarmee zij instemden met de procedure. Het hof heeft de zaak beoordeeld op basis van de stukken uit de eerste aanleg en de grief van de appellant.

Het hof heeft de overwegingen van de rechtbank overgenomen en het bestreden vonnis bekrachtigd. De appellant werd veroordeeld in de kosten van de procedure in hoger beroep, die beperkt zijn tot het door de gemeente betaalde griffierecht van € 741,-. De uitspraak vond plaats op 24 maart 2020, en het arrest werd uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

GERECHTSHOF DEN HAAG

Afdeling Civiel recht
Zaaknummer : 200.270.109/01
Zaak- en rolnummer rechtbank : C/09/556149 / HA ZA 18-764

arrest van 24 maart 2020

inzake

[appellant],

wonende te [woonplaats],
appellant,
hierna te noemen: [appellant],
advocaat: mr. D.D. Senders te Leusden,
tegen

de gemeente Pijnacker-Nootdorp,

zetelend te Pijnacker, gemeente Pijnacker-Nootdorp,
geïntimeerde,
hierna te noemen: de Gemeente,
advocaat: mr. M.C. Veltkamp-van Paassen te Den Haag.

Het geding

1. Voor het verloop van het geding tot 21 januari 2020 verwijst het hof naar het tussenarrest van die datum. Bij dat arrest is een mondelinge behandeling na aanbrengen gelast. Partijen hebben voorafgaand aan de mondelinge behandeling verzocht om toelating tot de Second Opinion-procedure. De behandelend advocaten hebben beiden een SO-formulier als bedoeld in het Second Opinion Reglement (SOR) ingevuld en ondertekend. De mondelinge behandeling na aanbrengen heeft geen doorgang gevonden. Voornoemd verzoek tot toelating tot de Second Opinion-procedure is toegestaan, waarna arrest is bepaald.

Beoordeling van het hoger beroep volgens de Second Opinion-procedure

2. Met de namens hen verrichte invulling en ondertekening van de SO-formulieren hebben partijen ingestemd met het SOR en worden zij geacht de conclusies als bedoeld in artikel 347 lid 1 Rv te hebben genomen (zie ook de artikelen 3.3 en 3.4 SOR). De enige grief van [appellant] bestaat eruit dat de rechtbank Den Haag niet heeft beslist overeenkomstig hij in eerste aanleg had gevorderd, te weten primair de Gemeente te verplichten de abeel te verwijderen en verwijderd te houden en subsidiair de Gemeente te verplichten de takken die zich boven het perceel van [appellant] bevinden te verwijderen en verwijderd te houden, althans die takken zo ver terug te snoeien en gesnoeid te houden dat die geen onrechtmatige hinder meer veroorzaken.
3. Partijen hebben ermee ingestemd dat het hof de zaak beoordeelt in de stand waarin deze zich bevond op het tijdstip waarop het bestreden vonnis werd gevraagd (artikel 3.6 SOR). De zaak in hoger beroep wordt dus beoordeeld aan de hand van de stukken in eerste aanleg met inachtneming van de grief.
4. Het hof – dat kennis heeft genomen van de stukken van de eerste aanleg – neemt de overwegingen van de rechtbank over en maakt die tot de zijne. Derhalve zal het bestreden vonnis worden bekrachtigd. Dit behoeft, gezien artikel 4.2 SOR, geen nadere motivering.
5. Als de in hoger beroep in het ongelijk gestelde partij zal [appellant] worden veroordeeld in de daarop gevallen kosten, die ingevolge artikel 4.4 SOR beperkt zijn tot het door de Gemeente betaalde griffierecht van € 741,-.

Beslissing

Het hof:
  • bekrachtigt het tussen partijen gewezen vonnis van de rechtbank Den Haag van 31 juli 2019;
  • veroordeelt [appellant] in de kosten van de procedure in hoger beroep, tot op heden aan de zijde van de Gemeente begroot op € 741,-.
Dit arrest is gewezen door mrs. J.J. van der Helm, M.A.F. Tan-de Sonnaville en J.E.H.M. Pinckaers en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 24 maart 2020 in aanwezigheid van de griffier.