Uitspraak
GERECHTSHOF DEN HAAG
Rolnummer rechtbank : 5988565 \ CV EXPL 17-17068
Arrest van 12 mei 2020
[naam] ,
Leeuwenhuys B.V.,
Het geding
Beoordeling van het hoger beroep
- de huurprijs € 590,-
- het voorschot op de vergoeding voor de door of vanwege verhuurder ten behoeve van huurder te verzorgen leveringen en diensten-zie lijst stoffering, meubelen en div € 374,-
- service kosten, huismeester, verlichting, schoonmaak € 36,-
huur Augustus 2013 [adres]” en (b) een brief van 22 november 2013 van [de bestuurder] waarin hij namens Radio TV [appellante] sommeert om € 900,- te betalen. [appellante] heeft dat niet gedaan.
De man[hof: [de bestuurder] ]
zal de lasten verbonden aan de woning, waar de vrouw[hof: [appellante] ]
met de minderjarigen woont, in elk geval voor de duur van 6 maanden (…) dragen. Afhankelijk van de financiële situatie waarin partijen daarna verkeren, kan deze termijn worden verlengd met steeds een periode van 6 maanden. (…)”
Klacht (1)
Deel 2 van het huurcontract is ten tijde van het onderzoek niet aanwezig waardoor het voor de onderzoeker niet duidelijk geworden is wie verantwoordelijk is voor het onderhoud van de ketel. De huurder is ten tijde van het onderzoek niet in het bezit van een rapport van een erkend installateur waaruit blijkt dat de ketel ondeugdelijk of onveilig is.
Klacht (2)Lekkage via bovenste verdieping waardoor schade in de vloer en schimmel ontstaat
Ten tijde van het onderzoek is het buiten droog en is de vermeende lekkage als dusdanig niet geconstateerd. Op de onderzijde van het balkon van de 1e etage zijn wel vochtsporen zichtbaar (zie foto 2) alsmede op het houtwerk aan de binnenzijde van het kozijn (zie foto 3). Tijdens het onderzoek zijn ter plaatse van de vocht- en of/ schimmelplek diverse metingen met de vochtmeter (…) uitgevoerd. Uit deze meting is gebleken dat het steenachtige constructiedeel als droog gekwalificeerd moet worden. (…)
Opmerking algemeenHuurder verklaart tijdens het onderzoek dat zij € 590,00 euro per maand betaald (…) Volgens de verhuurder bestaan er meerdere huurcontracten, opgesteld door de vorige eigenaar, met verschillende kale huurprijzen. (…)”
Haar grieven 1 tot en met 6 (deels), 8 en 10 zien op dit geschil. Zij lenen zich voor gezamenlijke behandeling door het hof.
Leeuwenhuys heeft geen door [appellante] ondertekende huurovereenkomst met een huurprijs van € 900,- kunnen overleggen. Zij heeft slechts de niet ondertekende “huurovereenkomst woonruimte” per november 2011 in de administratie gevonden. Behalve dat dit stuk, anders dan de door [appellante] overgelegde huurovereenkomst, niet is ondertekend, noemt het stuk een kale huurprijs van € 590,- en een voorschot wegens een vergoeding voor leveringen en diensten (‘zie lijst stoffering, meubelen en div’), leidend tot de totaalprijs van € 1.000,- . De prijs van € 900,- wordt niet genoemd. Leeuwenhuys heeft bovendien niet (althans onvoldoende) gesteld dat en waarom dit pas in november 2011 is overeengekomen, terwijl [appellante] al vanaf 1 maart 2011 huurde. Leeuwenhuys heeft ook niet gesteld dat er aanleiding was om naast de huurprijs van € 590,- per maand een elke maand terugkerend ‘voorschot’ van ruim € 300,- wegens leveringen van stoffering, meubelen en diversen te gaan bedingen, zoals in het door haar overgelegde stuk staat – daargelaten of dit bedrag dan op de maandhuur aan Leeuwenhuys zou zien.
zij heeft bij de gemeente een huurcontract met een lager bedrag ingeleverd om zodoende huur subsidie te krijgenals dat bedrag 690 is dan(…)”.
geenbetalingen van € 900,- aan Leeuwenhuys heeft gedaan. Leeuwenhuys heeft aangevoerd dat [appellante] tot september 2015 ook geen maandelijkse betalingen van € 590,- deed. Dit baat Leeuwenhuys niet, omdat vast staat Radio TV alle huren voor het pand (ook die van [appellante] ) voldeed met betalingen van (circa) € 2.166,66 per maand. Leeuwenhuys heeft bij memorie van antwoord (productie D) betalingsoverzichten hiervan overgelegd. Uit de echtscheidingsbeschikking (hiervoor genoemd onder 2.7) blijkt waarom [appellante] haar huurpenningen tot aan het faillissement van Radio TV niet zelf aan Leeuwenhuys overmaakte. Het hof ziet daarom geen aanleiding voor toewijzing van de vordering van Leeuwenhuys op grond van artikel 843 Rv om [appellante] te bevelen bankafschriften in het geding te brengen waaruit blijkt dat zij over de periode dat zij huurster van Radio TV was, een maandhuur van € 590,- betaalde.
huurder een maandhuur van € 900,- verschuldigd is te betalen” is, gelet op het partijdebat, te algemeen geformuleerd. Dat debat heeft zich immers toegespitst op de vraag of tussen [appellante] en Radio TV c.q. [de bestuurder] een andere (heimelijke of nadere) huurprijs is overeengekomen dan de huurprijs van € 590,- die in de getekende huurovereenkomst is genoemd. Leeuwenhuys heeft echter geen bewijs aangeboden van feiten of omstandigheden die kunnen wijzen op dergelijke heimelijke of nadere afspraken. Verder is van belang dat Leeuwenhuys (alleen) haar medewerkers mevrouw [medewerkster] en de heer [medewerker ] als getuigen heeft genoemd. Uit het partijdebat volgt dat de afspraken over de huurprijs zijn gemaakt door [appellante] en Radio TV c.q. [de bestuurder] , zonder dat Leeuwenhuys (of haar medewerkers) daarbij partij waren of anderszins betrokken waren. Ook gelet daarop is het bewijsaanbod onvoldoende specifiek, althans onvoldoende ter zake dienend.
Ook deze grieven lenen zich voor gezamenlijke behandeling.
kunnenuitsluiten. Een oordeel hierover kan niet tot toewijzing van de vorderingen van [appellante] leiden, omdat zij onvoldoende heeft gesteld voor het oordeel dat zij zelf kosten heeft moeten maken voor de vervanging van de cv-installatie en dat zij voor vergoeding in aanmerking komende schade heeft geleden. Daartoe overweegt het hof het volgende.
De (blote) stelling van [appellante] dat het bedrag aan de gemeente moet worden terugbetaald, passeert het hof. Niets wijst er op dat [appellante] dat daadwerkelijk moet doen of heeft gedaan. Vaststaat dat vanuit de gemeente op 9 december 2016 de eigenaar van de woning, Leeuwenhuys (dus niet [appellante] ), is aangeschreven om de cv‑ketel te vervangen. [appellante] heeft hierover slechts gesteld dat de gemeente op haar verzoek “
het bedrag als lening heeft verstrekt en dat dit terugbetaald dient te worden”. Onderbouwing daarvan is niet gegeven. Niet is gesteld dat [appellante] degene is die dit moet terugbetalen, noch welke terugbetalingsregeling zij heeft en of en hoe zij deze nakomt.
Beslissing
bekrachtigthet bestreden vonnis dat de kantonrechter op 16 februari 2018 tussen partijen
in conventieheeft gewezen;
vernietigthet bestreden vonnis dat de kantonrechter op 16 februari 2018 tussen partijen
in reconventieheeft gewezen en in zoverre opnieuw rechtdoende: