Uitspraak
GERECHTSHOF DEN HAAG
Rolnummer rechtbank : C/09/522968 / HA ZA 16-1354
Arrest van 12 mei 2020
CSU B.V., voorheen geheten
CSU Cleaning Services B.V.,
GOM Schoonhouden B.V.,
[A] Facility Services C.V.,
ICS Groep B.V.,
[B] Facilitaire Diensten B.V.,
Asito B.V.,
[C] Schoonmaak VLS B.V.
ISS Nederland B.V., mede handelend onder de naam
ISS Cleaning Services,
Het geding
Beoordeling van het hoger beroep
conform het aanbestedingsrecht op basis van meerjarige contracten op de markt gebracht. In mijn brief van 11 oktober 2013 heb ik toegezegd dat het Rijk bij inbesteding van de schoonmaak de vaste looptijd van de huidige contracten zal respecteren. De lopende contracten eindigen op verschillende momenten. Dat betekent dat de inbesteding fasegewijs zal plaatsvinden. De werkzaamheden van de aflopende contracten kunnen uiteraard pas worden inbesteed als de schoonmaakorganisatie van het Rijk daar klaar voor is. Dit betekent dat het wenselijk kan zijn om de optie tot verlenging te benutten of zelfs een deel van de aflopende contracten opnieuw in de markt te zetten. […]
Verder staat in § 1.2 van dit besluit onder meer:
De RSO geeft invulling aan het politieke doel om te komen tot[…]
(schoonmaak)medewerkers die[…]
in alle rijkspanden zorgen voor een schone, gezonde werkomgeving[…]
;
. Vooralsnog zien wij de CDV’s (en de afnemers die nog niet zijn aangesloten bij een CDV) als onze opdrachtgevers, die voor de RSO de klantvraag van de afnemers bundelen. De financiering van de RSO vindt om dezelfde reden dan ook nog niet plaats via één centrale opdrachtgever. In de ontwikkelfase zullen de huidige budgetten van de afnemers direct overgeheveld worden naar de begroting van de RSO, conform de businesscase. Uitzondering hierop zijn de afnemers die door FMHaaglanden worden gefaciliteerd. FMHaaglanden is als CDV zover in ontwikkeling dat zij zich kunnen positioneren als de budgethouder voor de departementen/panden die onder haar verantwoordelijkheid als CDV vallen. […]
in de business case is uitgegaan van alle schoonmaakactiviteiten die onder de huidige reguliere schoonmaakcontracten vallen.” en dat de RSO de volgende scope van dienstverlening hanteert:
“
Binnen de Rijksoverheid zijn de huidige contracten op het gebied van schoonmaak aangegaan door de Categoriemanager Schoonmaak. Deze contracten lopen op termijn af en de RSO neemt de dienstverlening dan over. […]
grief 1opgekomen tegen het oordeel van de rechtbank dat de RSO, de ministeries en overige Rijksoverheidsinstanties niet juridisch te onderscheiden zijn van de rechtspersoon de Staat, omdat zij geen afzonderlijke rechtspersoonlijkheid bezitten en alle dienen te worden geschaard onder de publiekrechtelijke rechtspersoon de Staat.
grief 2richten de Schoonmaakbedrijven zich tegen het oordeel van de rechtbank dat de zelfvoorziening waarvan in deze zaak sprake is – namelijk interne werkzaamheden binnen dezelfde rechtspersoon – niet valt onder het aanbieden van (goederen of) diensten aan derden.
- i) Komt bij de beoordeling of een entiteit een onderneming is in de zin van artikel 101 VWEU, naast de aard van de betreffende dienst of product, een eigen betekenis toe aan de hoedanigheid van de aanbieder en de afnemer?
- ii) Kan een entiteit ontsnappen aan toepasselijkheid van artikel 101 VWEU, en meer algemeen het mededingingsrecht, door ervoor te kiezen om, tijdelijk of definitief, geen diensten aan derden aan te bieden wanneer andere entiteiten door het aanbieden van identieke diensten kwalificeren als onderneming?
- iii) Is de Staat voor toepassing van het aanbestedingsrecht, meer specifiek voor de toepassing van zelfvoorziening als uitzondering op de aanbestedingsplicht, te beschouwen als één aanbestedende dienst of zijn de Staat, zijn afzonderlijke ministeries en hun afzonderlijke onderdelen te beschouwen als afzonderlijke entiteiten en aanbestedende diensten, die gebonden zijn aan de regels van het aanbestedingsrecht (hetgeen onder meer wil zeggen dat afspraken onder bezwarende titel tussen twee onderdelen van dezelfde rechtspersoon kunnen kwalificeren als een overheidsopdracht die aanbesteed dient te worden)?
Wanneer sprake is van een onderneming in de zin van artikel 101 VWEU is de Staat wel gebonden aan het mededingingsrecht en dus ook aan artikel 107 VWEU waarin staatssteunmaatregelen, die de mededinging door begunstiging van bepaalde ondernemingen vervalsen of dreigen te vervalsen, als onverenigbaar met de interne markt zijn aangemerkt (de ongeoorloofde staatssteun). Voor de vraag of een organisatie zo’n onderneming is, is niet relevant wat de rechtsvorm van de organisatie is, noch of sprake is van een winstoogmerk. Er is sprake van een onderneming als de organisatie goederen of diensten in potentiële concurrentie met andere ondernemingen op een markt aanbiedt.
shared serviceorganisatie van de Staat. De organisatiestructuur voorziet vanaf 1 januari 2016 tijdens de fase van opbouw en uitbouw in zogenaamd eigenaarschap van (de pSG van) het ministerie van SZW, maar de RSO opereert vanuit die positie als rijksbrede organisatie. Immers, het Secretarissen-Generaal overleg (SGO) heeft een stuurgroep RSO ingesteld die het toezicht uitoefent op de (belangrijkste) beslissingen van de RSO en die stuurgroep is samengesteld uit afgevaardigden van de verschillende ministeries, met als doel alle verschillende belangen en rollen binnen de Staat te verenigen bij de aansturing van de RSO. Er zijn geen van de Staat te onderscheiden derden bij deze Rijksschoonmaakorganisatie betrokken. Mede omdat de deelnemers van de stuurgroep zeggenschap hebben over de randvoorwaarden aan de rijksschoonmaakwerkzaamheden, staan de door de Staat via de RSO uitgevoerde schoonmaakwerkzaamheden niet los van zijn organisatieonderdelen bij wie die werkzaamheden plaatsvinden.
keuzetussen schoonmaakbedrijven en de Rijksoverheid (de RSO); zij dienen slechts contracten uit die in het verleden (niet nu) in de markt waren gezet en zij verlengen deze zo nodig tijdens de opbouwfase van de RSO. De Staat heeft al bepaald (via het Organisatiebesluit) dàt de schoonmaakwerkzaamheden bij de Staat zelf in
shared serviceworden ondergebracht. De schoonmaakwerkzaamheden van uitgediende contracten kunnen dus niet meer op de markt komen. Het tempo waarin de schoonmaakwerkzaamheden uiteindelijk volledig in eigen beheer van de Staat komen, wordt bepaald door uitfasering van de bestaande contracten en het tempo van de opbouw van de RSO, niet door nieuwe beslissingen van de ministeries of andere rijksoverheidsdiensten of de Staat of de RSO.
kunnen(onderstreping hof) overnemen en dat dit tot de afspraak heeft geleid dat de RSO de schoonmaak per 1 april 2017 overneemt. In de volgende brief van een jaar later is met dezelfde mededelingen bericht dat de RSO de schoonmaak niet per 1 april 2017, maar mogelijk wel per 31 maart 2018 overneemt. Uit deze brieven kan niet worden afgeleid dat de RSO bij de rechtspraak met de Schoonmaakbedrijven concurreert op de markt. Immers, hier zijn in de opbouwfase van de RSO, dus als overgangsmaatregel, slechts reeds bestaande contracten verlengd, niets is opnieuw in de markt gezet, terwijl het hof op grond van hetgeen in de brieven staat ook geen
keuzemogelijkheid voor de verlenging kan vaststellen.