Uitspraak
gevestigd te [vestigingsplaats 1] (gemeente [gemeente] ),
hierna te noemen: [naam B.V.] ,
verweerster,
- het tussen partijen gewezen vonnis van de kantonrechter in de rechtbank Den Haag
van 14 februari 2019 (hierna: het vonnis) en het procesdossier bij de rechtbank;
- de dagvaarding in hoger beroep van [naam B.V.] van 13 mei 2019 en het anticipatie-
exploot van 24 juni 2019;
- het tussenarrest van 16 juli 2019 (met zaaknummer 200.261.637/01), waarbij een comparitie van partijen werd gelast;
- de brief van [naam B.V.] van 6 augustus 2019 ten behoeve van de comparitie van partijen
- het proces-verbaal van de comparitie van partijen van 22 augustus 2019, waarbij de
- na hervatting van de zaak: de memorie van grieven (met drie grieven) tevens akte
- de memorie van antwoord van 14 januari 2020;
- de akte overlegging producties van [naam B.V.] (met producties 33 tot en met 60);
- de pleitaantekeningen van beide partijen ten behoeve van het schriftelijke pleidooi, overgelegd ter rolzitting van 17 november 2020.
akte van splitsing, met daarbij horende splitsingstekening, van 5 november 1963 (ingeschreven ten Hypotheekkantore op 6 november 1963 in deel 3523 nummer 96) is het in deze procedure bedoelde flatgebouw (met onderliggende en bijbehorende grond), kadastraal bekend [sectie en nummer] , gesplitst in 55 appartementen. Deze appartementen bestaan uit de kelderverdieping, begane grondverdieping, tussenverdieping en tien woonverdiepingen. Volgens de akte van splitsing bevat het flatgebouw een servicestation, vier winkels en 50 woningen met bergruimtes (dus in totaal 55 appartementen).
Het servicestation verkreeg daarbij appartementsindex 1; de winkel op de begane grond met tussenverdieping kreeg appartementsindex 2.
[naam B.V.] is eigenaar van deze twee appartementen (met indexnummer 1 en 2) en heeft respectievelijk zes en twee stemmen ter vergadering. De eigenaren van de woonappartementen en de winkel met indexnummer 5 hebben ieder één stem. De winkels met indexnummer 3 en 4 hebben ieder twee stemmen.
De akte van splitsing[hierna: splitsingsakte] houdt onder meer het volgende in:
“ (…)Vervolgens verklaarden de comparanten bij deze:(…)B. Vast te stellen als Reglement van Splitsing[hierna: splitsingsreglement]
het Reglement, dat is opgesteld bij akte, drie september negentienhonderd tweeenzestig voor mij, notaris, verleden[hierna: Modelsplitsingsreglement 1962]
, (…)met dien verstande dat:a. (…)b. het in lid 1 van artikel 13 van dat Reglement bedoelde aandeel van ieder der eigenaren in de gemeenschap wordt vastgesteld als volgt:(…)ieder van de – in totaal drie – eigenaren van de appartementen (winkels) indexnummers 2, 3 en 4, ieder vijfentachtig/vijfentwintighonderdste, (…)en de eigenaar van het appartement (service-station) indexnummer 1, tweehonderdvijfenzestig/vijfentwintighonderdste;c. de Vereniging van Eigenaren, bedoeld in artikel 20 van dat Reglement bij deze wordt opgericht onder de naam “[naam vereniging] ”, met Delft als plaats van vestiging; (….).
Grief 1bevat een klacht over de beslissing in het vonnis over de gehanteerde verdeelsleutel overeenkomstig artikel 13 van het splitsingsreglement.
Grief 2bevat een klacht over de uitleg van artikel 14 van het splitsingsreglement.
Grief 3bevat een klacht over de proceskostenveroordeling.
1) het vonnis te vernietigen;
2) te verklaren voor recht dat de besluiten van de ALV met betrekking tot de door de verschillende appartementseigenaren te betalen bijdragen nietig zijn en dat [naam B.V.] het verschil tussen de sinds 1 januari 2000 betaalde VvE-bijdrage en de nog vast te stellen juiste bijdrage door de ALV onverschuldigd heeft betaald;
3) de VvE te veroordelen om hetgeen [naam B.V.] ter uitvoering van het vonnis onverschuldigd heeft betaald aan [naam B.V.] terug te betalen, met wettelijke rente vanaf de dag der betaling;
4) de VvE te veroordelen in de proceskosten en nakosten bij de kantonrechter en het hof te vermeerderen met de wettelijke rente.
Beoordeling van het hoger beroep
Inleidende opmerkingen
[naam vereniging], gevestigd te Delft’. Dit betekent dat reeds hierom voor het hof uitgangspunt is dat de VvE rechtspersoonlijkheid heeft en aldus gerechtigd is haar vordering in te stellen.
1. Ieder der eigenaren is in de gemeenschap gerechtigd voor het in de akte van splitsing vastgesteldeaandeel. (…) Ieder van de – in totaal drie – eigenaren van de appartementen (winkels) indexnummers 2, 3 en 4, ieder vijfentachtig/vijfentwintighonderdste, (…)en de eigenaar van het appartement (service-station) indexnummer 1, tweehonderdvijfenzestig/vijfentwintighonderdste;2. De gemeenschappelijke baten moeten ineenzelfde verhoudingtussen de eigenaren worden verdeeld.3. Ingelijke verhoudingzijn de eigenaren verplicht bij te dragen in en zijn zij tegenover derden aansprakelijk voor de gemeenschappelijke schulden, kosten en lasten, behoudens het bepaalde in artikel 19.
Beoordeling van de grieven
(lid 1): [naam B.V.] in de gemeenschap gerechtigd is voor het
daar vastgestelde aandeelvan 85/2500ste en 265/2500ste (in totaal dus 350/2500ste).
(lid 2): [naam B.V.]
in dezelfde verhoudinggerechtigd is tot de gemeenschappelijke baten.
(lid 3): [naam B.V.]
in gelijke verhoudingmoet bijdragen aan de gemeenschappelijke
schulden, kosten en lasten.
in de verhoudingvan haar in lid 1 vastgestelde aandeel, 350/2500, zoals ook de ALV heeft vastgesteld. Van nietige vergaderbesluiten (stelling memorie van grieven 4.1.2.) is geen sprake. Grief 1 faalt.
Grief 2
niet bestemd voor gemeenschappelijk gebruik, zoals wel het geval is bij het dak en de buitengevel.
Ook deze grief wordt verworpen. Artikelen 14a en 14h zijn duidelijk. Tot de gemeenschappelijke schulden, kosten en lasten behoren die welke betrekking hebben op het normale onderhoud van de gemeenschappelijke gedeelten (14a) en het onderhoud, schoonhouden en de verlichting van de trappenhuizen, de halls en de overige voor gemeenschappelijk gebruik bestemde gedeelten (14h). Gemeenschappelijk in gebruik zijn de gedeelten die niet (exclusief) privé in gebruik zijn. De omstandigheid dat [naam B.V.] niet alle gemeenschappelijke delen feitelijk gebruikt, maakt niet dat zij daaraan niet hoeft mee te betalen. Een dergelijke regeling vormt de essentie van het appartementsrecht. In theorie zou het mogelijk zijn geweest om in de splitsingsakte/het splitsingsreglement afwijkende bepalingen op te nemen, maar nu hiervan geen sprake is, is ook [naam B.V.] aan artikel 14 gebonden.
te verklaren voor recht dat de besluiten van de ALV met betrekking tot de door de verschillende appartementseigenaren te betalen bijdragen nietig zijn en dat [naam B.V.] het verschil tussen de sinds 1 januari 2000 betaalde VvE-bijdrage en de nog vast te stellen juiste bijdrage door de ALV onverschuldigd heeft betaald.
Beslissing
- bekrachtigt het tussen partijen gewezen vonnis van de kantonrechter in de rechtbank Den Haag van 14 februari 2019;
- veroordeelt [naam B.V.] in de kosten van het geding in hoger beroep, aan de zijde van de VvE tot op heden begroot op € 741,-- aan griffierecht, € 3.342,-- aan salaris advocaat en op
- wijst af het door [naam B.V.] in hoger beroep meer of anders gevorderde;
- verklaart dit arrest ten aanzien van de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.