Uitspraak
GERECHTSHOF DEN HAAG
Afdeling Civiel recht
1.[B.V. 1] ,
[B.V. 2] ,
[B.V. 3] ,
[B.V. 4] ,
[B.V. 5] ¸
Gerechtshof Den Haag
In deze zaak, die voor het Gerechtshof Den Haag diende, heeft het hof op 15 juni 2021 een arrest gewezen in hoger beroep. De zaak betreft een vordering van BDP c.s. tegen MNB, waarbij BDP c.s. betaling van € 2.500.000,- aan schadevergoeding vorderden wegens het mislopen van een dividenduitkering door de Holding. De rechtbank had deze vordering eerder toegewezen. MNB had in een tussenarrest de gelegenheid gekregen om te reageren op een eisvermeerdering van BDP c.s., maar heeft hiervan geen gebruik gemaakt. Het hof heeft vervolgens bepaald dat het recht van MNB om een akte in te dienen is vervallen.
In het tussenarrest heeft het hof de grieven van MNB tegen de eerdere beslissing van de rechtbank verworpen. BDP c.s. hebben hun eis vermeerderd door te vorderen dat MNB ook wettelijke rente over het bedrag van € 2.500.000,- zou betalen, vanaf 9 november 2015 tot 12 april 2019, wat zij begroten op € 171.232,88. Het hof heeft overwogen dat MNB niet op deze eisvermeerdering heeft gereageerd en heeft besloten deze vordering toe te wijzen.
Het hof heeft geconcludeerd dat alle grieven van MNB falen en dat de bestreden vonnissen worden bekrachtigd. MNB is veroordeeld in de kosten van het hoger beroep, die zijn vastgesteld op een totaalbedrag van € 11.330,-, inclusief verschotten en advocaatkosten. Het hof heeft bepaald dat de kostenveroordelingen binnen veertien dagen na de uitspraak moeten worden voldaan, bij gebreke waarvan wettelijke rente verschuldigd is. Dit arrest is uitvoerbaar bij voorraad.