ECLI:NL:GHDHA:2021:1028

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
15 juni 2021
Publicatiedatum
7 juni 2021
Zaaknummer
200.260.577/01
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing wettelijke rente in hoger beroep met betrekking tot schadevergoeding wegens mislopen dividenduitkering

In deze zaak, die voor het Gerechtshof Den Haag diende, heeft het hof op 15 juni 2021 een arrest gewezen in hoger beroep. De zaak betreft een vordering van BDP c.s. tegen MNB, waarbij BDP c.s. betaling van € 2.500.000,- aan schadevergoeding vorderden wegens het mislopen van een dividenduitkering door de Holding. De rechtbank had deze vordering eerder toegewezen. MNB had in een tussenarrest de gelegenheid gekregen om te reageren op een eisvermeerdering van BDP c.s., maar heeft hiervan geen gebruik gemaakt. Het hof heeft vervolgens bepaald dat het recht van MNB om een akte in te dienen is vervallen.

In het tussenarrest heeft het hof de grieven van MNB tegen de eerdere beslissing van de rechtbank verworpen. BDP c.s. hebben hun eis vermeerderd door te vorderen dat MNB ook wettelijke rente over het bedrag van € 2.500.000,- zou betalen, vanaf 9 november 2015 tot 12 april 2019, wat zij begroten op € 171.232,88. Het hof heeft overwogen dat MNB niet op deze eisvermeerdering heeft gereageerd en heeft besloten deze vordering toe te wijzen.

Het hof heeft geconcludeerd dat alle grieven van MNB falen en dat de bestreden vonnissen worden bekrachtigd. MNB is veroordeeld in de kosten van het hoger beroep, die zijn vastgesteld op een totaalbedrag van € 11.330,-, inclusief verschotten en advocaatkosten. Het hof heeft bepaald dat de kostenveroordelingen binnen veertien dagen na de uitspraak moeten worden voldaan, bij gebreke waarvan wettelijke rente verschuldigd is. Dit arrest is uitvoerbaar bij voorraad.

Uitspraak

GERECHTSHOF DEN HAAG

Afdeling Civiel recht

Zaaknummer : 200.260.577/01
Zaaknummer rechtbank : C/09530449 / HA ZA 17-391
arrest van 15 juni 2021
inzake
[naam B.V.],
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
appellante,
hierna te noemen: MNB ,
voormalig advocaat: mr. P.J.Ph. Dietz de Loos te Wassenaar,
tegen

1.[B.V. 1] ,

2.
[B.V. 2] ,
3.
[B.V. 3] ,
4.
[B.V. 4] ,
5.
[B.V. 5] ¸
alle gevestigd te [vestigingsplaats] ,
geïntimeerden,
hierna te noemen: BDP c.s.,
advocaat: mr. E.E.U. Vroom te Amsterdam.

1.Het verdere verloop van het geding

Het hof heeft in deze zaak op 16 maart 2021 een arrest gewezen (hierna: het tussenarrest). Daarin heeft het hof MNB in de gelegenheid gesteld om te reageren op de eisvermeerdering van BDP c.s. MNB heeft geen gebruik gemaakt van deze gelegenheid. De rolraadsheer heeft bepaald dat het recht van MNB op het nemen van deze akte is vervallen. Vervolgens is er arrest bepaald.

2.De verdere beoordeling van het hoger beroep

2.1
BDP c.s. hebben betaling door MNB van € 2.500.000,- aan schadevergoeding gevorderd wegens het mislopen van een dividenduitkering door de Holding. De rechtbank heeft deze vordering toegewezen. Het hof heeft in het tussenarrest beslist dat de grieven van MNB tegen deze beslissing en de gronden waarop deze berust, falen.
2.2
BDP c.s. hebben bij memorie van antwoord hun eis vermeerderd: zij vorderen dat het hof MNB zal veroordelen tot betaling van wettelijke rente over het bedrag van € 2.500.000,- vanaf 9 november 2015 tot 12 april 2019. Zij begroten dit bedrag op € 171.232,88. In het tussenarrest heeft het hof overwogen dat MNB nog niet op deze eisvermeerdering heeft kunnen reageren. MNB is in de gelegenheid gesteld dat alsnog te doen.
2.3
Uit de stellingen van BDP c.s. volgt dat de misgelopen dividenduitkering van € 2.500.000,- aan MNB eind 2015 heeft plaatsgevonden. Naar het hof begrijpt heeft op 12 april 2019 executie van het in deze zaak gewezen eindvonnis plaatsgevonden en is de aanspraak op wettelijke rente op die dag geëindigd. Nu MNB de vordering tot betaling van wettelijke rente over dit bedrag niet heeft weersproken, zal het hof deze vordering toewijzen.
2.4
In het tussenarrest is reeds geconcludeerd dat alle grieven falen en dat de bestreden vonnissen zullen worden bekrachtigd. MNB zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van het hoger beroep.

3.Beslissing

Het hof:
- bekrachtigt de bestreden vonnissen;
- veroordeelt MNB tot betaling van € 171.232,88, zijnde de wettelijke rente over het bedrag van € 2.500.000,- vanaf 9 november 2015 tot 12 april 2019;
- veroordeelt MNB in de kosten van het geding in hoger beroep, aan de zijde van BDP c.s. tot aan deze uitspraak bepaald op € 5.382,- aan verschotten, € 5.705,- voor salaris van de advocaat en op € 163,- aan nasalaris voor de advocaat, te verhogen met € 85,- indien niet binnen veertien dagen na aanschrijving aan dit arrest is voldaan en vervolgens betekening van dit arrest heeft plaatsgevonden;
- bepaalt dat de kostenveroordelingen binnen veertien dagen na de dag van dit arrest dan wel, wat betreft het bedrag van € 85,-, na de datum van betekening, moeten zijn voldaan, bij gebreke waarvan deze bedragen worden vermeerderd met de wettelijke rente vanaf het einde van de termijn van 14 dagen.
- verklaart dit arrest wat betreft de betalings- en kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit arrest is gewezen door mrs. C.A. Joustra, B.J. Lenselink en S.H.M.A. Dumoulin en is ondertekend en uitgesproken door mr. J.E.H.M. Pinckaers, rolraadsheer, ter openbare terechtzitting van 15 juni 2021 in aanwezigheid van de griffier.