ECLI:NL:GHDHA:2021:1720

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
7 september 2021
Publicatiedatum
16 september 2021
Zaaknummer
200.279.198-01
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep over betalingsverplichtingen voor ICT werkzaamheden tussen MR2 B.V. en Result XL Ltd

In deze zaak, die voor het Gerechtshof Den Haag werd behandeld, gaat het om een hoger beroep van MR2 B.V. tegen Result XL Ltd. MR2, een onderneming die zich richt op het ontwikkelen van overboekingssoftware, had een overeenkomst met Result, een consultancybedrijf dat ICT-diensten verleent. De zaak draait om de vraag of MR2 een bedrag van € 20.000,- onverschuldigd heeft betaald aan Result voor ICT-werkzaamheden en of zij daarnaast nog bedragen verschuldigd is voor facturen van Result.

De procedure begon met een dagvaarding door MR2, waarin zij het bedrag van € 20.000,- terugvorderde, omdat zij stelde dat de oprichting van een nieuw bedrijf, MR2it, niet doorging en de uitgaven niet verantwoord waren. Result daarentegen stelde dat MR2 niets onverschuldigd had betaald en dat zij nog geld verschuldigd was voor geleverde diensten. De kantonrechter wees de vordering van MR2 af en gaf in reconventie gelijk aan Result.

In hoger beroep heeft MR2 zes grieven ingediend, maar het hof oordeelde dat de grieven ongegrond waren. Het hof bevestigde dat MR2 de € 20.000,- niet terug kon vorderen en dat zij de facturen van € 12.100,- voor de werkzaamheden van Result in augustus en september 2018 moest betalen. Het hof concludeerde dat er geen sprake was van een resultaatsverbintenis, maar van een inspanningsverbintenis, en dat MR2 onvoldoende bewijs had geleverd voor haar stelling dat de betaling onverschuldigd was. Het hof bekrachtigde het vonnis van de kantonrechter en veroordeelde MR2 in de proceskosten van het hoger beroep.

Uitspraak

GERECHTSHOF DEN HAAG

Afdeling Civiel recht
Zaaknummer : 200.279.198./01
Rolnummer rechtbank : 7915468 / CV EXPL 19-30842

Arrest van 7 september 2021

in de zaak van

MR2 B.V.,

gevestigd te ‘s-Gravenhage,
appellante,
hierna te noemen: MR2,
advocaat: mr. T.G.L.M. Meevis te Eindhoven,
tegen

Result XL Ltd,

gevestigd te Rotterdam,
geïntimeerde,
hierna te noemen: Result,
advocaat: mr. T.M. Maters te Huissen.

Waar de zaak over gaat

1. Deze zaak gaat over (terug)betalingsverplichtingen voor ICT aankopen en werkzaamheden van Result ten behoeve van MR2.

Het verloop van het proces

2. Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussen partijen gewezen vonnis van de kantonrechter in de rechtbank Rotterdam van 28 februari 2020 en het dossier van de procedure die daaraan voorafging;
  • de appeldagvaarding van 25 mei 2020 van MR2;
  • de memorie van grieven van MR2, met acht bijlagen (producties);
  • de memorie van antwoord van Result, met zes producties.

Vaststaande feiten

3. De volgende feiten zijn bij beide partijen bekend en daarover hebben zij geen discussie. Het hof gaat daarom van die feiten uit.
3.1
MR2 is een onderneming die zich richt op het ontwikkelen en verkopen van overboekingssoftware en -applicaties.
3.2
Result is een onderneming die zich onder andere bezighoudt met consultancy, project- en programmamanagement en interim management op het gebied van ICT. Zij noemt zich ook wel ‘Payment Redesign NL’.
3.3
Partijen hebben per 1 januari 2018 een overeenkomst van opdracht gesloten op grond waarvan Result voor MR2 werkzaamheden zou verrichten als Chief Information Officer (CIO) en zich uit dien hoofde bezig zou houden met het ontwerp, het beheer en de implementatie van overboekingssoftware en met ICT-projecten. Result zou hiervoor elke maand € 10.000,- (€ 12.100,- inclusief btw) ontvangen. Het doel was dat MR2 een ‘
salesdemo’ kon houden, door partijen ook aangeduid als de
Proof of Concept(hierna: PoC). Onderdeel van de PoC was het realiseren van een testomgeving.
3.4
Tijdens de samenwerking hebben partijen gesproken over het oprichten van een nieuw bedrijf, MR2it geheten, onder leiding van Result.
3.5
Result heeft een begroting opgesteld die (onder meer) inhoudt:

MR2 Proof of Concept PROJECT
BUDGET
The total of expected days are 20 days project days € 20.000
Hardware & Software license for PoC environment (= test environment) € 12,500
Mobile App and Server for PoC€ 20,000
Total € 52,500
3.6
Op 23 februari 2018 schreef Result per e-mail aan MR2:
“(…)
we need to make progress with the PoC, including making investments(…)
next week.
I suggest that I will open a new MR2it bankaccount, so you can transfer the approved and agreed “MR2 PoC investment budget” to this account.(…)”
Het bedoelde
MR2 PoC investment budgetbetrof voornoemde begroting van € 52.500,-.
MR2 reageerde dezelfde dag op deze e-mail met:
“(…)
I am ready to start investing in PoC ASAP. So let’s do it.(…)”
3.7
Op 27 februari 2018 schreef Result per e-mail aan MR2:
“(…)
You can start investing in the PoC (confirmed budget € 52,500) and saving € 11K (21% VAT). Looking forward to start buying PoC equipment, software licenses, …
(…)
3.8
MR2 heeft op 1 maart 2018 € 20.000,- overgemaakt aan MR2it voor “
PoC investments”. Verder heeft MR2 voor “
IT services” aan Result betaald (zo blijkt uit het door MR2 overgelegde bankrekeningoverzicht): in december 2017 € 18.150,-, in januari 2018 € 6.050,- (beide betalingen op facturen van december 2017) en daarna nog zeven keer € 12.100,- (op facturen die gedateerd zijn op 5 februari t/m 1 augustus 2018).
3.9
Bij factuur van 29 augustus 2018 bracht Result € 12.100,- bij MR2 in rekening voor “
CIO 10 CIO dagen Aug 2018”. Bij factuur van 28 september 2018 bracht zij € 12.100,- in rekening voor “
CIO 10 dagen Sept 2018”. MR2 heeft deze facturen niet betaald.
3.1
Per 1 oktober 2018 is de overeenkomst van opdracht niet meer verlengd. Result bleef in de maanden oktober en november 2018 nog werkzaamheden voor MR2 verrichten. Op 8 november 2018 heeft Result een PoC aangeleverd bij MR2 (voor een al dan niet werkend systeem).
3.11
In januari 2019 heeft MR2 aan Result gevraagd om betalingsbewijzen te tonen voor de investering van € 20.000,- of om dat bedrag terug te betalen. Result heeft dit niet gedaan.

Vorderingen, grondslagen en verweer

4.1
MR2 heeft Result gedagvaard voor de kantonrechter en € 20.000,- gevorderd plus handelsrente en de proceskosten. Zij stelt dat zij het op 1 maart 2018 betaalde bedrag van € 20.000,- niet verschuldigd is, omdat kort na het overmaken van dit bedrag in overleg is besloten dat het nieuwe bedrijf niet opgericht diende te worden. Het budget was bedoeld voor de benodigde hardware en softwarelicenties van externe leveranciers en Result heeft de uitgaven niet verantwoord met betalingsbewijzen daarvoor. Omdat MR2it niet opgericht mocht worden hadden de hardware en softwarelicenties ook niet aangeschaft mogen worden, aldus MR2.
4.2
Volgens Result heeft MR2 niets onverschuldigd betaald en is zij juist nog geld verschuldigd. Zij heeft in reconventie gevorderd dat MR2 de twee facturen betaalt (twee keer € 12.100,-) voor de CIO werkzaamheden van Result in augustus en september 2018 en daarnaast € 4.190,79 voor gemaakte kosten voor MR2it, alles vermeerderd met handelsrente, buitengerechtelijke kosten en proceskosten. MR2 heeft deze betalingsverplichtingen gemotiveerd bestreden.
4.3
De kantonrechter heeft de vordering van MR2 afgewezen en die van Result toegewezen.

Het hoger beroep

5.1
MR2 is in hoger beroep gekomen omdat zij het niet eens is met het vonnis van de kantonrechter. Zij heeft zes grieven tegen het vonnis geformuleerd en gevorderd dat het hof Result alsnog verplicht om de € 20.000,- terug te betalen en de vorderingen van Result afwijst, met veroordeling van Result in de proceskosten.
5.2
Result is het wel eens met het vonnis en heeft de grieven van MR2 bestreden.
5.3
Het hof oordeelt in dit arrest, net als de rechtbank, dat Result de € 20.000,- niet hoeft terug te betalen en dat MR2 wel de door Result gevorderde bedragen aan Result moet betalen. De grieven van MR2 tegen het vonnis zijn dus ongegrond. Het hof zal dit oordeel motiveren aan de hand van de hierna aangegeven deelonderwerpen. Daarmee zijn de grieven gezamenlijk behandeld.

Oordeel van het hof

geen resultaatsverbintenis; betalingsplicht voor Results facturen van € 12.100,-
6.1
Het hof zal eerst ingaan op de stelling van MR2 dat sprake was van een resultaatsverbintenis, waardoor Result pas de overeengekomen vergoeding zou ontvangen als zij ‘bepaalde doelstellingen’ had behaald. Die doelstellingen zijn niet of veel te laat behaald volgens MR2.
6.2
Het hof verwerpt deze stelling. Dat partijen een resultaatsverbintenis zijn overeengekomen, is in geen enkel stuk tussen partijen vastgelegd en het klopt niet met hetgeen MR2 óók heeft gesteld, namelijk dat was overeengekomen dat Result € 10.000,- (plus btw) per maand zou krijgen voor rond de 10 dagen werken per maand. Dit laatste strookt met de niet bestreden vastgestelde feiten en duidt op een inspanningsverbintenis en juist niet op een resultaatsverbintenis. Er zijn geen stukken waarin een deadline is genoemd of waaruit blijkt dat de gewerkte dagen alleen betaald zouden worden als er ‘bepaalde doelstellingen’ waren bereikt. Integendeel, MR2 heeft vanaf januari 2018 zeven keer maandelijks het afgesproken bedrag betaald en dat er zeven keer een bepaald resultaat was bereikt is nergens gesteld en nergens uit gebleken en is ook niet af te leiden uit de betalingen met de algemene omschrijving “
IT services”.
Over een mogelijke resultaats-afspraak heeft MR2 slechts gerept in de brief van 5 februari 2019, waarin (de gemachtigde van) MR2 schrijft dat partijen nog hebben afgesproken dat Result ervoor moest “
zorgen dat bepaalde resultaten werden behaald, waarna hij betaald zou worden”. Echter, in deze brief staat erbij dat het om een aanvullende afspraak gaat die op 10 oktober 2018 (“
10.10.2018”) is gemaakt. De facturen waarvan Result betaling vordert dateren van daarvóór (vóór 10 oktober 2018). Een stelling over een daarna pas gemaakte resultaats-afspraak kan MR2 dus niet baten. Hier komt bij dat MR2 haar stelling ook niet heeft onderbouwd tegenover de betwisting van Result.
6.3
Gelet op het voorgaande stelt het hof vast dat – in elk geval tot en met september 2018 – de afspraak gold dat MR2 maandelijks € 10.000,- plus btw aan Result zou betalen voor 10 dagen CIO-werkzaamheden per maand. Dat Result daadwerkelijk maandelijks CIO-werkzaamheden verrichtte, heeft MR2 niet bestreden. MR2 zal de facturen van (twee keer) € 12.100,- voor augustus 2018 en september 2018 dus moeten betalen. Of er (ook) op 10 oktober 2018 een afspraak is gemaakt dat de werkzaamheden van Result alleen nog betaald zouden worden als er een resultaat zou zijn (een resultaatsverbintenis), kan in het midden blijven, omdat Result geen betaling vordert voor werkzaamheden van na 10 oktober 2018.
6.4
Gelet op het voorgaande zijn de grieven en vordering van MR2 dus ongegrond voor zover zij gebaseerd zijn op haar stelling dat er een resultaatsverbintenis was. Ook de vierde grief, waarmee MR2 heeft aangevoerd dat zij geen facturen hoeft te betalen omdat het werk in september 2018 nog niet gereed was en zij vertragingsschade heeft geleden, faalt om die reden.
geen onverschuldigde betaling van € 20.000,-
7.1
MR2 stelt zich in deze zaak op het standpunt dat het in maart 2018 door haar betaalde bedrag van € 20.000,- niet verschuldigd is, omdat kort na het overmaken ervan in overleg is besloten dat het nieuwe bedrijf, MR2it, niet opgericht diende te worden. Het budget was bedoeld voor de benodigde hardware en softwarelicenties van externe leveranciers en Result heeft de uitgaven niet verantwoord met betalingsbewijzen daarvoor; zij betaalde al € 10.000,- (€ 12.100,- inclusief btw) per maand aan Result voor werkzaamheden. Zij vordert dit bedrag terug.
7.2
Het hof overweegt hierover in de eerste plaats dat MR2, als degene die op grond van onverschuldigde betaling teruggave van het geld vordert, de feiten en omstandigheden moet stellen (en bij betwisting ook bewijzen) waaruit volgt dat zij zonder rechtsgrond heeft betaald. Verder overweegt het hof het volgende.
7.3
MR2 heeft in eerste aanleg, in haar dagvaarding bij de kantonrechter, gesteld dat partijen om fiscale redenen MR2it zouden oprichten maar al kort na de betaling van € 20.000,- hadden besloten dat het niet nodig was om MR2it op te richten. MR2 heeft het ‘kort na’ niet geconcretiseerd (ook niet na de conclusie van antwoord van Result). Result heeft er bij conclusie van antwoord op gewezen dat partijen op 23 februari 2018 overeenkwamen dat Result voor het investeringsbudget een bankrekening op naam van MR2it zou openen en dat MR2 pas begin mei 2018, toen er uit de storting van € 20.000,- geen budget meer was, liet weten dat het oprichten van MR2it niet nodig was. Dit heeft MR2 niet bestreden; zij heeft ook niet gesteld dat het ‘kort na’ eerder was dan begin mei 2018. Daarom mocht Result er in de periode tussen 23 februari 2018 en begin mei 2018 van uitgaan dat het investeringsbudget bij MR2it gebruikt kon worden. De betaalde € 20.000,- heeft zij in die periode gebruikt. Dat partijen vanaf begin mei 2018, dus daarná, wisten dat de oprichting van MR2it niet nodig was, maakt de betaling daarom niet onverschuldigd.
7.4
Tegen de stelling (ook in hoger beroep) van MR2 dat zij geen € 20.000,- hoefde te betalen omdat zij al € 10.000,- per maand aan Result betaalde, staan twee duidelijke contra-indicaties vasts, namelijk:
MR2 betaalde de € 20.000,- naar aanleiding van de onder 3.6 genoemde e-mailwisseling van februari 2018. In die e-mails noemt Result de door MR2 goedgekeurde begroting van het ‘
MR2 PoC investment budget’. Deze begroting betreft een investeringsbudget van € 52.500,- dat niet alleen is bedoeld voor de aankopen van hardware en softwarelicenties en hosting, maar ook voor de verwachte project-dagen, dus voor dagen waarop Result werkzaamheden zou verrichten. Na ontvangst van die e-mails en begroting heeft MR2 ‘
lets do it’ teruggemaild met de vermelding dat zij klaar was om de PoC-investering te doen.
Result schreef dat zij een bankrekening op naam van MR2it ging openen om dit investeringsbudget op te storten. Vaststaat dat MR2 het bedrag van € 20.000,- daadwerkelijk op deze geopende rekening van MR2it heeft gestort. Dit is een andere rekening dan de rekening waarop zij (telkens) de maandelijkse vergoeding van € 10.000,- aan Result betaalde.
7.5
Tegenover deze twee punten heeft MR2 te weinig feiten en omstandigheden gesteld om te kunnen oordelen dat Result de kosten van werkzaamheden voor de PoC-investering bij MR2it moest betalen uit de € 10.000,- per maand die zij voor de CIO-werkzaamheden kreeg. Hiertoe overweegt het hof het volgende.
i. MR2 heeft gesteld dat de € 20.000,- alleen bestemd was om te gebruiken voor externe leveranciers en niet voor werkzaamheden van Result. Dit wordt echter ontkracht door de vermelding van “
project days” in voornoemde begroting van het ‘
MR2 PoC investment budget’, voor welk investeringsbudget MR2 de € 20.000,- betaalde.
MR2 heeft gesteld dat geen onderscheid bestond tussen werkzaamheden voor MR2 en MR2it. Deze stelling strookt echter niet met het feit dat de betaling van € 20.000,- is gedaan op de rekening van MR2it, terwijl MR2 daarnáást betalingen van € 12.100,- heeft gedaan en bleef doen aan Payment Redesign (Result) voor
IT services-facturen. Ook de omstandigheid dat de afspraak over het investeringsbudget bij MR2it met de ‘
lets do it’ op 23 februari 2018 werd gemaakt, terwijl de overeenkomst van opdracht toen al was gesloten per januari 2018, duidt op twee te onderscheiden overeenkomsten.
MR2 heeft gesteld dat de testomgeving waarvoor het investeringsbudget was bedoeld, niet is gerealiseerd, zodat zij ook daarom de betaling van € 20.000,- niet verschuldigd is. Deze stelling gaat niet op. Investeringen kunnen tevergeefs worden gedaan. Zoals het hof ook onder 6 heeft overwogen, wijst niets er op dat investeringswerkzaamheden niet betaald zouden worden als partijen geen resultaat zouden behalen (daargelaten of er geen resultaat was – partijen twisten daarover).
MR2 heeft gesteld dat Result niet met betalingsbewijzen heeft bewezen dat zij voor € 20.000,- investeringswerkzaamheden heeft gedaan. Ook dit baat MR2 niet. De bewijslast voor onverschuldigde betaling ligt bij haar. Vast staat dat Result werkzaamheden voor MR2it heeft verricht. Result heeft een gespecificeerd overzicht gemaakt van de uren die zij in MR2it heeft geïnvesteerd (productie 8 bij de conclusie van antwoord). MR2 heeft daartegenover geen feiten of omstandigheden gesteld op grond waarvan (indien bewezen) het hof kan oordelen dat die opgegeven uren niet kunnen kloppen of zo uitzonderlijk zijn dat het hof daarom de bewijslast van de verschuldigdheid van het betaalde bedrag naar Result moet verleggen.
7.6
Conclusie is dat MR2 te weinig heeft gesteld om vast te kunnen stellen dat zij onverschuldigd € 20.000,- heeft betaald.
MR2 is ook € 4.190,79 verschuldigd
8.1
MR2 heeft een grief gericht tegen het oordeel van de kantonrechter dat zij € 4.190,79 verschuldigd is. Zij heeft aangevoerd dat onduidelijk is waarvoor dit bedrag is bedoeld. Naar het oordeel van het hof is echter duidelijk genoeg waarvoor Result deze kosten claimt, namelijk voor de werkzaamheden door NetworXs en de aanschaf van zaken (zoals hardware, software en hosting), zoals in voornoemd ‘
MR2 PoC investment budget’ genoemd (zie onder 3.5) en zoals Result heeft opgegeven in haar als productie 9 bij de kantonrechter overgelegde overzicht van kosten voor MR2 PoC.
8.2
MR2 heeft niet betwist dat Result voor € 4.190,79 aan kosten heeft gemaakt, maar heeft aangevoerd:
  • dat de kosten gedekt moeten zijn uit het bedrag van € 20.000,- dat MR2 op 1 maart 2018 op de rekening van MR2it stortte,
  • dat nooit is overeengekomen dat aanvullende hardware en software mochten worden aangeschaft,
  • dat bewijsstukken van de aankopen ontbreken en
  • dat onduidelijk is waarom een ander bedrijf (het hof begrijpt: NetworXs) is ingeschakeld om werkzaamheden te verrichten voor een bedrijf en product dat niet meer gerealiseerd hoefde te worden.
8.3
Het hof verwerpt de verweren dat de kosten gedekt moeten zijn uit het bedrag van € 20.000,- en dat nooit is overeengekomen dat aanvullend hardware en software mochten worden aangeschaft. Zoals hiervoor al is overwogen, staat vast dat MR2 € 20.000,- had gestort als betaling voor het ‘
MR2 PoC investment budget’ dat begroot was op € 52.500,-. De begroting zag uitdrukkelijk niet alleen op € 20.000,- voor werkzaamheden, maar ook op (onder meer) de aankoop van hardware en van softwarelicenties.
8.4
Dat Result geen bewijsstukken van de aankopen heeft overgelegd, doet niet af aan de afspraak dat MR2 de aankopen uit het ‘
MR2 PoC investment budget’ zou betalen. MR2 heeft niet betwist dat Result de aankopen heeft gedaan.
8.5
Over de kosten van “
Networx 20 uur - [naam]” heeft Result (al bij de kantonrechter) aangevoerd dat NetworXs was ingeschakeld voor supportwerkzaamheden. Supportwerkzaamheden zijn geen CIO- of projectmanagerswerkzaamheden die Result steeds zelf zou moeten doen (althans: dat dat in deze zaak wel zo is, blijkt nergens uit). Als productie 10 bij conclusie van antwoord heeft Result de factuur van NetworXs overgelegd, waaruit blijkt dat het om een prepaid supportcontract van 23 maart 2018 gaat. Daarmee heeft Result voldoende aangetoond dat de betaling moet komen uit het ‘
MR2 PoC investment budget’ waarover het hof hiervóór heeft geoordeeld dat in februari 2018 tussen partijen was overeengekomen (tot begin mei 2018) dat MR2 dit budget op de rekening van MR2it zou storten.
8.6
De conclusie is dat MR2 het bedrag van € 4.190,79 nog wel moet betalen, zoals de kantonrechter heeft geoordeeld.
Slot
9.1
Uit het voorgaande volgt dat MR2 niets onverschuldigd heeft betaald en dat zij de door de kantonrechter in reconventie toegewezen bedragen wel aan Result moet betalen, inclusief de wettelijke handelsrente zoals toegewezen.
9.2
MR2 is in haar zesde grief opgekomen tegen het oordeel van de kantonrechter dat zij de gevorderde buitengerechtelijke incassokosten verschuldigd is. Zij heeft aangevoerd dat Result geen kosten heeft gemaakt buiten de proceskosten. Vast staat echter dat de advocaat van Result op 25 januari 2019 een sommatiebrief aan MR2 heeft verstuurd en dat daarna in februari 2019 enige schriftelijke discussie tussen de advocaten van partijen plaatsvond. Daardoor werd MR2 de buitengerechtelijke incassokosten verschuldigd.
9.3
Het hof passeert het algemene bewijsaanbod dat MR2 aan het eind van haar memorie van grieven heeft geformuleerd. Het bevat geen concrete stellingen die, indien bewezen, tot een ander oordeel zouden kunnen leiden.
9.4
De conclusie is dat de grieven geen doel treffen. Het hof zal het vonnis bekrachtigen en MR2 als de in het ongelijk gestelde partij veroordelen in de proceskosten van het hoger beroep.

Beslissing

Het hof:
- bekrachtigt het bestreden vonnis van de kantonrechter in de rechtbank Rotterdam van 28 februari 2020;
- veroordeelt MR2 in de kosten van het geding in hoger beroep, aan de zijde van Result tot op heden begroot op € 2.071,- aan griffierecht en € 2.031,- aan salaris van de advocaat, en op € 163,- aan nasalaris voor de advocaat, nog te verhogen met € 85,- indien niet binnen veertien dagen na aanschrijving in der minne aan dit arrest is voldaan en vervolgens betekening van dit arrest heeft plaatsgevonden, en bepaalt dat deze bedragen binnen 14 dagen na de dag van de uitspraak dan wel, wat betreft het bedrag van € 85,-, na de datum van betekening, moeten zijn voldaan, bij gebreke waarvan deze bedragen worden vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW vanaf het einde van genoemde termijn van 14 dagen.
- verklaart dit arrest voor wat betreft de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit arrest is gewezen door mrs. G. Dulek-Schermers, A.E.A.M. van Waesberghe en J.I. de Vreese-Rood. Het is ondertekend en in het openbaar uitgesproken door mr. J.E.H.M. Pinckaers, rolraadsheer, op 7 september 2021 in aanwezigheid van de griffier.