Uitspraak
Gerechtshof Den Haag
Arrest
[verdachte],
1 juli 2013 tot en met
31 december 201422 mei 2018,in één of meer plaats(en)in Syrië
en/of Irak en/of Turkije en/of Nederland,
deeen (terroristische
)organisatie
zoals de Islamitische Staat (verder IS), dan wel Islamic State of Iraq and Shaam (ISIS) of Islamic State of Iraq and Levant (ISIL) of Al Qaida (verder AQ) of Ha'yat Tahrir al-Sham (HTS) of Jabhat Fateh Al-Sham (beiden voorheen Jabhat al Nusra, JaN) ofAhrar al-Sham
en/of Jund al-Aqsa, althans een aan voornoemde organisatie(s) gelieerde Jihadistische strijdgroep, althans (een) organisatie die de gewapende Jihadstrijd voorstaat, welke organisatie tot oogmerk
had en/ofheeft het plegen van terroristische misdrijven, te weten,
/of
1 juli 2013 tot en met
31 december 201422 mei 2018,in één of meer plaats(en)in Syrië
en/of Irak en/of Turkije en/of Nederland,
het (meermalen)te plegen misdrij
(f)(ven
):
, middelenen
/ofinlichtingen tot het plegen van het misdrijf aan zichzelf of aan anderen heeft verschaft
en/of
/hebbenhij, verdachte,
en/of zijn mededader(s)
één of meer mededader(s) en/of IS(IS/IL) of Al Qaida of Jabhat al Nusra ofAhrar al-Sham
en/of Jund al-Aqsastrijder
(s
), althans perso(o)n(en) gelieerd aan (een) terroristische organisatie(s) die de gewapende Jihadstrijd voorstaat/voorstaan, althans een of meer perso(o)n(en) die (eveneens) deelnam(en) aan een terroristische organisatie die de gewapende Jihadstrijd voorstaaten
/of
met één of meer mededader(s) (in Syrië
)deelgenomen aan
ideologische en/of gevechtstrainingen en/oftrainingskampen
en/of opleidingenbij
(een)deJihadistische strijdgroep
(en) (zoalsAhrar al-Sham
en/of Jund al-Aqsa) gelieerd aan (een) terroristische organisatie(s), althans aan (een) organisatie(s) die de gewapende Jihadstrijd voorstaaten
/of
deelgenomen aan en/ofbijgedragen aan de gewapende Jihadstrijd gevoerd door de
(terroristische
)organisatie
IS(IS/IL) en/of Al Qaida en/of Jabhat al Nusra ofAhrar al-Sham
en/of Jund al-Aqsa, althans aan IS en/of aan Al Qaida en/of Jabhat al Nusra gelieerde terroristische organisaties, althans (een) terroristische organisatie die de gewapende Jihadstrijd voorstaat en/of
,
Onder omstandigheden mogen de resultaten van een door inlichtingen en veiligheidsdienst ingesteld onderzoek niet tot het bewijs worden gebruikt. Daarvan kan bijvoorbeeld sprake zijn in de bijzondere gevallen dat in verband met de beperkte mogelijkheden tot toetsing van de betrouwbaarheid van het overgedragen materiaal de verdedigingsrechten in die mate zijn beperkt dat het gebruik tot het bewijs van dat materiaal niet verenigbaar is met het vereiste van een eerlijk proces als bedoeld in artikel 6 EVRM.
Indien in dit kader in een strafzaak een onderbouwd beroep wordt gedaan op de onbetrouwbaarheid van door een inlichtingen- en veiligheidsdienst verzameld materiaal zodat dit naar het oordeel van de verdediging niet tot bewijs kan dienen, dient de strafrechter de gegrondheid van die stelling te onderzoeken, waarbij de verdediging de gelegenheid moet hebben om de betrouwbaarheid van dat materiaal aan te vechten en te (doen) onderzoeken, eventueel door getuigen te doen horen, bijvoorbeeld door de rechter-commissaris. Daarbij dient de strafrechter rekening te houden met enerzijds de bijzondere positie van de inlichtingen- en veiligheidsdiensten, die veelal tot geheimhouding noopt, en anderzijds de verdedigingsrechten van de verdachte als bedoeld in artikel 6, derde lid, EVRM.
De vraag hoe dit onderzoek dient te worden verricht en in welke gevallen, gelet op het fair trial-vereiste van artikel 6 EVRM, de conclusie moet zijn dat het materiaal vanwege gebreken in de mogelijkheden om dat materiaal te toetsen en aan te vechten niet tot het bewijs kan worden gebezigd, valt niet in algemene zin te beantwoorden.
Wel kan worden opgemerkt dat de rechter dient te streven naar compensatie van eventuele beperkingen van de rechten van de verdediging door andere - bij wat is aangevoerd passende - wegen te zoeken teneinde de betrouwbaarheid van het materiaal te onderzoeken. Bovendien is de aard van het materiaal van belang voor de beantwoording van de vraag of de betrouwbaarheid ervan in voldoende mate kan worden getoetst. [1]
Het hof heeft op voormelde regiezitting het subsidiaire verzoek toegewezen en de verzoeken tot het horen van voormelde getuigen afgewezen. Daarop heeft de landelijk officier van justitie terrorismebestrijding op 14 oktober 2020 een proces-verbaal opgesteld waarin een deel van de vragen die door tussenkomst van de raadsheer-commissaris waren gesteld, zijn beantwoord. Nu de landelijk officier van justitie terrorismebestrijding niet alle vragen kon beantwoorden, heeft de directeur-generaal van de AIVD op een tweetal vragen antwoorden geformuleerd op 25 november 2020.
In het algemeen geldt dat de verdediging een zodanige mogelijkheid tot het (doen) stellen van vragen aan de getuige moet worden geboden dat zij daarmee in staat is de oprechtheid en de geloofwaardigheid van een door de getuige afgelegde verklaring - daaronder begrepen een verklaring die eerder tijdens het vooronderzoek en buiten de aanwezigheid van de verdediging is afgelegd - te toetsen en aan te vechten.
Waar het gaat om de effectiviteit van de ondervragingsmogelijkheid, komt mede betekenis toe aan het bestaan en het toepassen van wettelijke voorschriften en procedures die beogen te bevorderen dat de getuige de gestelde vragen (naar waarheid) beantwoordt, waaronder de voorschriften betreffende de verplichting om bij het verhoor te verschijnen en (de mogelijkheid van) het beëdigen dan wel het aanmanen van de getuige.
In de situatie dat de getuige zich van het geven van een getuigenis of van het beantwoorden van bepaalde vragen verschoont en de getuige dientengevolge weigert antwoord te geven op de vragen die de verdediging hem stelt of doet stellen, ontbreekt een behoorlijke en effectieve mogelijkheid tot ondervraging. [2]
Op 9 oktober 2014 is in de televisie uitzending van het programma Nieuwsuur een nieuws-item te zien waarin een Britse journalist een tiental dagen met de strijdgroep Jund al-Aqsa in Syrië optrekt. In het nieuws-item wordt verteld dat de groep is samengesteld voor een groot deel uit buitenlandse strijders waaronder personen uit Nederland. De journalist interviewt een tweetal personen van de groep. De medeverdachte [naam medeverdachte] erkent een van die personen te zijn geweest en heeft daarbij de verdachte aangewezen als de andere geïnterviewde persoon. In de beschrijving in het proces-verbaal van het nieuws-item wordt deze persoon aangeduid met J3. Deze persoon zegt op enig moment tijdens het interview: 'Het is de plicht van elke moslim om te doen wat in zijn vermogen ligt om zijn moslimbroeders te helpen.'Later in het programma zegt hij ook nog: 'Ik denk dat het de moslims nog meer zal verenigen. Zelfs in het westen zal het de moslims verenigen tegen de aanvallers. De Amerikaanse aanvallen treffen vooral burgers. Ik denk dat de moslims wakker worden en het niet meer zullen pikken. Er zijn teveel burgers gedood door deze zinloze oorlog van Amerika en zijn coalitie.'
de eendaadse samenloop van
en
BESLISSING
gevangenisstrafvoor de duur van
5 (vijf) jaren en 4 (vier) maanden.