Uitspraak
GERECHTSHOF DEN HAAG
Arrest van 9 maart 2021
1.de gemeente Rotterdam,zetelend te Rotterdam,appellante 1,hierna te noemen: de Gemeente,en2.Stichting Woonbron,gevestigd te Rotterdam,appellante 2,hierna te noemen Woonbron,
1.[geïntimeerde 1] ,wonende te [woonplaats 1] ,
hierna te noemen [geïntimeerde 1] ,
advocaat: mr. C.C.J.L. Huurman-Ip Vai Ching te Rotterdam,
2.
[geïntimeerde 2],
wonende te [woonplaats 1] ,
geïntimeerde 2,
hierna te noemen: [geïntimeerde 2] ,
advocaat: mr. M. Shulic te Rotterdam,
3.
[geïntimeerde 3],
wonende te [woonplaats 2] ,
geïntimeerde 3,
hierna te noemen: [geïntimeerde 3] ,
advocaat mr. A.F.M. den Hollander te Rotterdam,
4.
[geïntimeerde 4],
wonende te [woonplaats 1] ,
geïntimeerde 4,
hierna te noemen: [geïntimeerde 4] ,
advocaat: mr. C.C.J.L. Huurman-Ip Vai Ching te Rotterdam,
5.
[geïntimeerde 5] ,wonende te [woonplaats 1] ,
geïntimeerde 5,
hierna te noemen: [geïntimeerde 5] ,
advocaat: mr. C.C.J.L. Huurman-Ip Vai Ching te Rotterdam,
Zij die verblijven op de standplaats of een gedeelte daarvan, staande en gelegen aan respectievelijk de [standplaats 1] , [standplaats 2] , [standplaats 3] en [standplaats 4] te [plaatsnaam] , zijnde deze anderen dan standplaatsgebruikers die krachtens een persoonlijk of zakelijk recht op voormelde onbebouwde onroerende zaak of een gedeelte daarvan wonen of verblijven en van wie de namen en woonplaatsen niet bekend zijn,
verblijvende te [plaatsnaam] ,
geïntimeerden 6, 7, 8 en 9 niet verschenen (verstek verleend),
gevoegde zaak met zaaknummer 200.273.861/01(
hierna: zaak II) van:
[appellant] ,wonende te [woonplaats 1] ,appellant,hierna te noemen: [appellant] ,advocaat: mr. C.C.J.L. Huurman-Ip Vai Ching te Rotterdam,
de gemeente Rotterdam,zetelend te Rotterdam,
hierna te noemen: de Gemeente,
geïntimeerde 1,
en
2.
Stichting Woonbron,gevestigd te Rotterdam,
hierna te noemen Woonbron,
geïntimeerde 2,
advocaat van de Gemeente en Woonbron: mr. F. Sepmeijer te Den Haag.
Namen van partijen in de gevoegde zaken
Het hof zal in beide zaken de verschenen wederpartijen hierna noemen: [geïntimeerde 1] c.s. en [appellant] , tenzij er aanleiding is de betreffende partijen apart bij naam te noemen.
Het hof zal [geïntimeerde 1] c.s., [appellant] en de (in zaak I) niet verschenen geïntimeerden 6, 7, 8 en 9 hierna samen noemen: de standplaatsgebruikers.
Het verloop van de procedure
- de processtukken in hoger beroep, gericht tegen het vonnis, te weten;
- de dagvaarding in hoger beroep van 17 december 2019;
- de memorie van grieven, tevens akte wijziging c.q. vermeerdering van eis, met producties;
- de memorie van antwoord van [geïntimeerde 1] , [geïntimeerde 4] en [geïntimeerde 5] ;
- de memorie van antwoord van [geïntimeerde 2] ;
- de memorie van antwoord van [geïntimeerde 3] ;
in zaak II:
- de dagvaarding in hoger beroep van [appellant] van 20 december 2019;
- de memorie van grieven, met producties;
- de memorie van antwoord, tevens houdende akte vermeerdering van eis van de Gemeente c.s..
Waar de zaak om gaat.
De feiten in hoger beroep
De vorderingen van Gemeente c.s. en de beslissing van de rechtbank
Het hoger beroep
Beoordeling van het hoger beroep
De ontruimingsvordering van Gemeente c.s.
Het toewijzingsbeleid van de Gemeente
woonwagenwoningdie gebouwd zou gaan worden aan de rand van woonwagencentrum [naam woonwagencentrum] . Ditzelfde geldt voor de brief van 7 juni 2001, waarin aan [geïntimeerde 2] is gemeld dat hij nummer 1 stond op de wachtlijst voor het huren van
een woningaan de Ruitenborghstraat. Dit zijn allemaal woningen naast woonwagencentrum [naam woonwagencentrum] . De betreffende brieven gaan dus niet over de wachtlijst voor een
standplaatsop [naam woonwagencentrum] . Zelfs als het hof de oude wachtlijst zou elimineren en er zou moeten worden gekeken naar de nieuwe toewijzingsregels (het nieuwe volgordebeleid), staat niet vast dat [geïntimeerde 1] c.s. en [appellant] dan als eersten in aanmerking zouden komen. Naast [geïntimeerde 1] c.s. en [appellant] zijn er 45 andere gegadigden. Gemeente c.s. zal op basis van het nieuwe beleid moeten beoordelen wie het worden, aldus nog steeds Gemeente c.s..
Overige stellingen van partijen
Ten aanzien van [geïntimeerde 1]
Ten aanzien van [geïntimeerde 2]
Ten aanzien van [geïntimeerde 3]
Ten aanzien van [geïntimeerde 4]
Ten aanzien van [geïntimeerde 5]
Ten aanzien van [appellant]
Conclusie ten aanzien van de overgangsregeling
De in hoger beroep gevorderde schadevergoeding
[geïntimeerde 3] en [geïntimeerde 2] vinden ook dat de vordering moet worden afgewezen. (e) Zij hebben de huur steeds betaald maar deze werd telkens (op een keer na) teruggestort. Zij zijn bereid huur te betalen zodra een huurovereenkomst tot stand is gekomen.
Daarnaast is (f) bij pleidooi nog gesteld dat het in strijd is met een goede procesorde door in eerste aanleg de schadevordering in te trekken en in hoger beroep de vordering weer in te stellen.
Slotsom
Beslissing
opnieuw rechtdoende:
- te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf genoemd tijdstip, en
- te verminderen met de bedragen die [geïntimeerde 1] ter zake reeds heeft betaald;
- te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf genoemd tijdstip, en
- te verminderen met de bedragen die [geïntimeerde 2] en [geïntimeerde 3] ter zake reeds hebben
betaald;
- te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf genoemd tijdstip, en
- te verminderen met de bedragen die [geïntimeerde 4] en [geïntimeerde 5] ter zake reeds hebben
betaald;
- te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf genoemd tijdstip, en
- te verminderen met de bedragen die [appellant] ter zake reeds heeft betaald;