ECLI:NL:GHDHA:2021:353
Gerechtshof Den Haag
- Beschikking
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep van de bewindvoerder om machtiging voor hoger beroep tegen afwijzing extra beloning rechthebbende
In deze zaak heeft de kantonrechter het verzoek van de bewindvoerder om een extra beloning aan rechthebbende in rekening te mogen brengen afgewezen. De bewindvoerder, die namens rechthebbende optreedt, verzoekt de kantonrechter om hem te machtigen om in hoger beroep te gaan tegen deze afwijzing. De kantonrechter heeft dit verzoek afgewezen, waarbij hij een belangenafweging heeft gemaakt tussen de belangen van de bewindvoerder en die van de rechthebbende. Het hof oordeelt dat de kantonrechter ten onrechte is voorbijgegaan aan het uitgangspunt dat er in beginsel geen sprake is van een tegenstrijdig belang, aangezien de bewindvoerder het belang van de rechthebbende dient te behartigen. Het hof stelt vast dat de kantonrechter een onjuist toetsingskader heeft gehanteerd door niet te beoordelen of er sprake is van een lichtvaardig besluit tot procederen. Desondanks verklaart het hof de bewindvoerder niet ontvankelijk in het hoger beroep, omdat er al een hoger beroep was ingesteld tegen de afwijzing van de extra beloning en daar inmiddels een inhoudelijke uitspraak op is gedaan. Het hof kan bovendien niet beoordelen of er sprake is van een lichtvaardig besluit tot procederen, omdat het inleidend verzoek van de bewindvoerder ontbreekt. Hierdoor is het hof niet in staat om de gevraagde toets uit te voeren.